WS
Gerechtshof Arnhem
derde enkelvoudige belastingkamer
nr. 98/3279
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : kerkgenootschap X gemeente Y
te : Z
ambtenaar : de heffingsambtenaar van de gemeente P (hierna: de ambtenaar)
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift tegen waardebeschikking (artikel 22 Wet waardering onroerende zaken; hierna te noemen: woz)
tijdvak : jaren 1997 tot en met 2000
mondelinge behandeling : op 12 oktober 2000 te Arnhem door mr N.E. Haas, vice-president, in tegenwoordigheid van mr Snoijink als griffier
waarbij verschenen : belanghebbende bij monde van haar ouderling-kerkvoogd A en haar gemachtigde B, kantoor houdende te Z, alsmede de ambtenaar
gronden:
1. De onderhavige beroepszaak is er één van de vier - bij het hof bekend onder de nummers 98/3276, 98/3277, 98/3278 en 98/3279 - die in samenhang met elkaar zijn behandeld.
2. De voormelde beschikking nr. 7556 betreft de onroerende zaak plaatselijk bekend a-straat 12(hierna: het object). Het object is een in 1996 gebouwde vrijstaande kerk en omvat onder meer een kerkzaal met 950 zitplaatsen, consistorie en multifunctionele ruimten. Het is hoofdzakelijk in gebruik voor erediensten. De bruto-inhoud bedraagt 9 752 m³.
3. Bij de aangevallen uitspraak is de naar de peildatum, 1 januari 1994, vastgestelde waarde van het object verminderd tot ƒ 2 786 000 en bij ambtshalve genomen beschikking die is verstuurd op 28 januari 1999 nader tot ƒ 2 257 000.
4. Tot staving van de door hem nader verdedigde waarde legt de ambtenaar een taxatierapport over dat op 31 maart 1999 is opgemaakt door C, taxateur o.z., en uitkomt op het laatstgenoemde bedrag.
5. De vervangingswaarde als bedoeld in artikel 17, derde lid, van de woz moet voor een kerkgebouw als het onderhavige worden gesteld op het bedrag dat gemoeid zou zijn met het tot stand brengen van een gebouw dat voldoet aan de - op het huidige gebruik te baseren - behoeften van belanghebbende aan een gebouw voor het houden van haar erediensten en andere kerkelijke activiteiten (HR 25 september 1995, nr. 30 998, BNB 1997/2*).
6. Blijkens de berekening van de gezochte waarde op blad 4 van het voormelde taxatierapport is uitgegaan van een vervangingswaarde van de opstal van ƒ 2 228 000 per 31 december 1996, welke, teruggerekend naar de prijspeildatum 1 januari 1994, 7% lager uitkomt op ƒ 2 072 000. Deze bedragen zijn door belanghebbende niet betwist en geven geen blijk van een onjuist juridisch uitgangspunt.
7. Hierop is reeds in het eerste jaar een technische afschrijving toegepast van 10% van het verschil tussen de laatstgenoemde waarde en de op 40% daarvan ofwel afgerond ƒ 829 000 gestelde restwaarde. Voor zijn uitgangspunt dat de restwaarde van de opstal na vijftig jaar meer bedraagt dan nihil, voert de ambtenaar tegenover de gemotiveerde betwisting door belanghebbende echter geen objectieve gegevens aan. Er is dan ook geen goede grond, de technische afschrijving te stellen op 10% van minder dan ƒ 2 072 000 ofwel ƒ 207 200, zodat de vervangingswaarde per ultimo 1996 niet op ƒ 1 948 000 maar op ten hoogste ƒ 1 864 000 moet worden gesteld.
8. De grondkosten worden door de taxateur gesteld op (2 575 m² à ƒ 120 ofwel)ƒ 309 000, wat minder is dan de prijs per vierkante meter van ƒ 186,32 waarvan belanghebbende in haar beide berekeningen - (A) naar stichtingskosten en (B) in relatie tot het W-kerkgebouw b-straat 1 - uitgaat.
9. Met die berekeningen maakt zij niet aannemelijk dat de gezochte waarde minder zou belopen dan ƒ (1 864 000 + 309 000 =) 2 173 000. In de door haar berekende waarde-A past zij, uitgaande van de eigen stichtingskosten, een correctie ‘wegens incourantheid’ van 30% toe, evenwel ten onrechte, daar de incourantheid reeds tot uitdrukking komt in het tussen partijen kennelijk vaststaande feit dat de waarde in het economische verkeer lager is dan de laagste van de beide door belanghebbende berekende vervangingswaarden. In die waarde-A rekent zij terug naar de prijspeildatum door voor elk van de 33 door haar in aanmerking genomen maanden tot 1 oktober 1996 0,5% in mindering te brengen, zonder gemotiveerd aan te geven, aan welke objectieve gegevens over bouwkostenontwikkeling zij dat percentage ontleent. De door haar berekende waarde-B is niet bruikbaar aangezien die uitgaat van gegevens van een ander kerkgebouw dan het onderhavige en dus niet van het denkbeeldig te vervangen object zelf.
10. Bij pleidooi acht belanghebbende het ‘terecht dat er een afschrijving wegens functionaliteit wordt toegepast’ omdat de capaciteit van de kerkzaal niet optimaal kan worden benut doordat er vanaf het balkon geen zicht is op het liturgisch centrum en er overcapaciteit is. Zodanige afschrijving is in de berekening van noch waarde-A noch waarde-B door belanghebbende verwerkt. Als functionele veroudering komen de genoemde omstandigheden voor de bepaling van de vervangingswaarde niet in aanmerking - anders wellicht dan bij de bepaling van de waarde in het economische verkeer. Niet is gesteld of gebleken en op zichzelf is ook niet aannemelijk, dat vervanging van het object door nieuwbouw zonder de beperkingen in de functionaliteit als thans door belanghebbende worden ondervonden, meer zou kosten dan nieuwbouw waarin die beperkingen zich - wederom - zouden voordoen.
11. Niet aannemelijk is geworden dat de gezochte vervangingswaarde minder beloopt dan het onder 9 vermelde bedrag.
12. Het beroep is ten dele gegrond.
proceskosten:
De proceskosten van belanghebbende zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten fiscale procedures te berekenen op (2´ ƒ 710,- ´ 1 =) ƒ 1 420,- aan kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De reis- en verblijfkosten van haar verschenen bestuurslid zijn begrepen in de kostenveroordeling in de zaak nr. 98/3276 waarin heden eveneens uitspraak wordt gedaan.
beslissing:
Het gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak van de ambtenaar;
- vermindert de vastgestelde waarde totƒ 2 173 000;
- gelast de ambtenaar aan belanghebbende het door haar gestorte griffierecht vanƒ 80,- te vergoeden;
- veroordeelt de ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van ƒ 1 420,-, te vergoeden door de gemeente P.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken te Arnhem op 26 oktober 2000 door mr N.E. Haas, vice-president, lid van de derde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Snoijink als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,