ECLI:NL:GHARN:2000:AA7965

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
17 augustus 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
98/2648
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waardevaststelling onroerende zaken en de gevolgen van sanering voor belastingheffing

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 17 augustus 2000, betreft het een geschil over de waardevaststelling van onroerende zaken ingevolge de Wet waardering onroerende zaken. De belanghebbende, een eigenaar van een tankstation, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de gemeente Elst die de waarde van zijn onroerende zaak vaststelde voor het tijdvak van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000. De belanghebbende stelde dat de ambtenaar ten onrechte rekening had gehouden met een waardevermeerdering die het gevolg was van de sanering van vervuilde grond, die in 1995 had plaatsgevonden.

Tijdens de mondelinge behandeling op 3 augustus 2000 werd door de raadsheer J. Lamens en griffier R. den Ouden vastgesteld dat de ambtenaar terecht de waardevermeerdering had meegenomen in de waardevaststelling. De wetgeving stelt dat indien een onroerende zaak na de waardepeildatum wijzigt, de waarde kan worden vastgesteld op basis van de staat van de zaak bij het begin van het kalenderjaar volgend op de wijziging. Het Hof oordeelde dat de ambtenaar niet benadeeld was door het gebruik van een onjuiste toestanddatum, aangezien de staat van de onroerende zaak op 1 januari 1997 niet afweek van die op 1 januari 1996.

Het Hof concludeerde dat de waardevermeerdering, die vóór de aanvang van het tijdvak had plaatsgevonden, correct was meegenomen in de beschikking. Het beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard, en het Hof bevestigde de bestreden uitspraak. De proceskosten werden niet toegewezen, aangezien het Hof geen termen aanwezig achtte voor een kostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. Lamens, in aanwezigheid van mr. Den Ouden, en de belanghebbende werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen vier weken een schriftelijke uitspraak aan te vragen.

Uitspraak

RdO
Gerechtshof Arnhem
zesde enkelvoudige belastingkamer
nummer 98/2648
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : X
te : Z
ambtenaar : het Hoofd Financiële en Interne Zaken van de gemeente Elst
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift tegen de beschikking waardevaststelling ingevolge de Wet waardering onroerende zaken
beschikkingsnummer : 1
tijdvak : 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000
mondelinge behandeling : op 3 augustus 2000 te Arnhem door mr Lamens, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr Den Ouden als griffier
waarbij verschenen : belanghebbende, alsmede de ambtenaar
gronden:
1. Ingevolge artikel 19, eerste lid, onderdeel b (tekst 1997) van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet) wordt, indien een onroerende zaak na - in dit geval - de waardepeildatum 1 januari 1995 wijzigt als gevolg van hetzij bouw, verbouwing, verbetering, afbraak of vernietiging, hetzij verandering van bestemming, welke wijziging een verandering in de waarde van ten minste 5 percent met een minimum van ƒ 25.000,-- ten gevolge heeft dan wel van ƒ 250.000,-- of meer, de waarde, in afwijking in zoverre van artikel 18, eerste lid, van de Wet, bepaald naar de staat van die zaak bij het begin van het kalenderjaar volgende op dat waarin evengenoemde feiten geheel of ten dele hun beslag hebben gekregen.
2. Nu de sanering van de vervuilde grond van belanghebbendes tankstation eind 1995 haar beslag heeft gekregen en - naar tussen partijen niet in geschil is - als gevolg hiervan de waarde van belanghebbendes onroerende zaak is gestegen met meer dan 5 percent en meer dan ƒ 25.000,--, heeft de ambtenaar bij de onderwerpelijke waardevaststelling terecht rekening gehouden met deze waardevermeerdering.
3. De omstandigheid dat de ambtenaar in plaats van de "toestanddatum" 1 januari 1996 is uitgegaan van de "toestanddatum" 1 januari 1997 leidt naar het oordeel van het Hof niet ertoe dat de bestreden uitspraak en de onderhavige beschikking op grond daarvan dienen te worden vernietigd. Belanghebbende is, in aanmerking genomen dat de staat van zijn onroerende zaak op 1 januari 1997 niet afweek van de staat van die zaak per 1 januari 1996, immers niet benadeeld door het onjuiste uitgangspunt van de ambtenaar.
4. Nu de als gevolg van de sanering ontstane waardevermeerdering heeft plaatsgehad vóór de aanvang van het onderwerpelijke tijdvak, kon deze waardevermeerdering worden "meegenomen" bij de onderhavige - op de voet van artikel 22 van de Wet genomen - beschikking. De ambtenaar behoefde derhalve, anders dan belanghebbende betoogt, hiervoor geen tweede beschikking te geven.
5. Het beroep van belanghebbende is ongegrond.
proceskosten:
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administartieve rechtspraak belastingzaken..
beslissing:
Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2000 te Arnhem door mr Lamens, raadsheer, lid van de zesde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Den Ouden als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(R. den Ouden) (J. Lamens)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 19 augustus 2000
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht ƒ 150,-.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak door een belanghebbende betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.