ECLI:NL:GHARN:2000:AA7451

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
25 september 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
99/03266
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van naheffingsaanslag parkeerbelasting en de voorwaarden voor onmiddellijk lossen van goederen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 25 september 2000, betreft het een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd aan belanghebbende X. De naheffingsaanslag was opgelegd voor het parkeren van het voertuig met kenteken aa-bb-11 op de Boulevard 1945 te Enschede op 23 juni 1999 om 12.18 uur. Belanghebbende stelde dat hij het voertuig daar had neergezet om vis te lossen en dat hij geen belasting verschuldigd was omdat hij slechts een korte tijd nodig had om te lossen.

Het Hof overwoog dat volgens de wet geen parkeerbelasting verschuldigd is voor het laten staan van een voertuig gedurende de tijd die nodig is voor het onmiddellijk lossen van zaken. Het Hof definieerde 'onmiddellijk lossen' als het uitladen van zaken direct na het tot stilstand brengen van het voertuig. Belanghebbende had in zijn bezwaarschrift aangegeven dat hij zijn bus altijd daar parkeerde om te lossen en dat dit niet langer dan 10 minuten duurde. Echter, de ambtenaar van de gemeente Enschede voerde aan dat de controleur al enkele minuten voor het opleggen van de naheffingsaanslag in de nabijheid van het voertuig was en dat er geen activiteiten van laden en lossen waren waargenomen.

Het Hof concludeerde dat, gezien de tijdsduur tussen 12.18 uur en 12.30 uur, het aannemelijk was dat het voertuig langer dan 10 minuten op de parkeerplaats had gestaan. Dit betekende dat er geen sprake was van 'onmiddellijk lossen' in de zin van de wet. Het beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard en het Hof bevestigde de uitspraak van de ambtenaar. Er werden geen proceskosten aan belanghebbende opgelegd, omdat het Hof geen termen aanwezig achtte voor een kostenveroordeling.

De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. drs. F.J.P.M. Haas, lid van de zevende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van griffier mr. A. Vellema. Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk, maar partijen kunnen verzoeken om de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
Zevende enkelvoudige belastingkamer
nr. 99/03266
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : X
te : Z
ambtenaar : de heffingsambtenaar van de gemeente Enschede
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift tegen een naheffingsaanslag
soort belasting : parkeerbelasting
tijdstip : 23 juni 1999 12.18 uur
mondelinge behandeling : met schriftelijke toestemming van partijen niet gehouden
gronden:
1. De bestreden naheffingsaanslag is opgelegd voor het parkeren met het voertuig met het kenteken aa-bb-11 op de Boulevard 1945 te Enschede. Belanghebbendes verweer komt hierop neer dat hij verdedigt geen belasting verschuldigd te zijn omdat hij het voertuig daar slechts had neergezet om vis te lossen.
2. Geen parkeerbelasting is verschuldigd voor het laten staan van en voertuig gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk lossen van zaken.
3. Onder het onmiddellijk lossen dient te worden verstaan het onmiddellijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht bij voortduring uitladen van zaken gedurende de tijd die daarvoor nodig is.
4. In zijn bezwaarschrift heeft belanghebbende betoogd: "Ik zet daar altijd mijn bus neer om te lossen. Dat duurt niet langer dan 10 minuten. Tot mijn grote verbazing kwam ik om 12.30 uur terug lopen naar mijn bestelbus, en zie dat daar een bekeuring opzit."
5. Tussen 12.18 uur en 12.30 uur ligt een periode van 12 minuten.
De ambtenaar heeft aangevoerd dat de controleur zich voor het opleggen van de naheffingsaanslag al enige minuten in de nabijheid van belanghebbendes voertuig bevond (om 12.15 uur heeft de controleur een naheffingsaanslag vastgesteld voor het parkeren van een ander voertuig in dezelfde zone) en dat zowel tijdens het opleggen van de naheffingsaanslag aan de voorgaande auto als tijdens de controle van de weg van en naar de parkeerautomaat en de tijd nodig om de gegevens van belanghebbendes auto in te tikken, geen activiteiten van laden en lossen zijn waargenomen.
Beide partijen wijzen erop dat gezien de lengte van de Boulevard 1945 belanghebbendes voertuig gedurende langere tijd in de gaten kon worden gehouden.
6. Gelet op hetgeen is weergegeven onder 5. is aannemelijk dat belanghebbendes voertuig (aanzienlijk) langer dan 10 minuten op de parkeerplaats heeft gestaan en moet er voor dit geding van worden uitgegaan dat geen sprake was van een onmiddellijk lossen in de onder 3. bedoelde zin.
7. Het beroep is ongegrond.
proceskosten:
Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht vindt het Hof geen termen aanwezig.
beslissing:
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de ambtenaar.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2000 te Arnhem door mr. drs. F.J.P.M. Haas, raadsheer, lid van de zevende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Vellema als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van voormelde kamer,
(A. Vellema) (F.J.P.M. Haas)
Afschriften aangetekend per post verzonden op: 25 september 2000
Tegen een mondelinge uitspraak van het Hof is geen beroep in cassatie mogelijk; dit kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak.
Ieder van de partijen kan het Hof binnen vier weken na de verzenddatum van het proces-verbaal van deze uitspraak schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Hof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Van de verzoeker wordt een griffierecht geheven, dat thans voor de belanghebbende ƒ 80 en voor de verweerder ƒ 315 bedraagt.
Het door de belanghebbende ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.