ECLI:NL:GHARN:2000:AA6691

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
27 april 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
98/4484
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.B.H. Röben
  • J.L.M. Egberts
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de heffing van forensenbelasting door de gemeente Holten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 27 april 2000 uitspraak gedaan in een geschil over de heffing van forensenbelasting aan de belanghebbende, die een gemeubileerde woning in de gemeente Holten ter beschikking had gesteld voor meer dan 90 dagen in het jaar 1998, zonder daar zijn hoofdverblijf te hebben. De belanghebbende was van mening dat de heffing van forensenbelasting onterecht was, omdat hij vond dat er sprake was van discriminatie ten opzichte van andere bewoners van recreatiewoningen die wel in het bevolkingsregister stonden ingeschreven. De gemeente had in het verleden een beleid gevoerd waarbij permanente bewoners van recreatiewoningen gedoogd werden, maar nieuwe inschrijvingen werden na een rechterlijke uitspraak niet meer geaccepteerd. Het Hof oordeelde dat de heffing van forensenbelasting gerechtvaardigd was, omdat de belanghebbende wel degelijk profiteerde van gemeentelijke voorzieningen, ondanks dat hij niet in de gemeente woonachtig was. Het Hof concludeerde dat er geen sprake was van verboden discriminatie en dat de gemeente het recht had om forensenbelasting te heffen, ook al was de belanghebbende ook aangeslagen voor onroerende-zaakbelastingen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het Hof wees de kostenveroordeling af, omdat er geen termen aanwezig waren voor een kostenveroordeling. De belanghebbende werd in het ongelijk gesteld en het Hof bevestigde de eerdere uitspraak.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
Vijfde enkelvoudige belastingkamer
nummer 98/ 4484
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : X
te : Z
ambtenaar : de heffingsambtenaar van de Gemeente Holten
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift
soort belasting : forensenbelasting
jaar : 1998
mondelinge behandeling : op 13 april 2000 te Arnhem door mr Röben, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr Egberts als griffier
waarbij verschenen : belanghebbende en de Ambtenaar
gronden:
1. Belanghebbende hield in het onderhavige jaar in de gemeente Holten, zonder in die gemeente zijn hoofdverblijf te hebben, gedurende meer dan 90 dagen voor zich of zijn gezin een gemeubileerde woning a-weg 17 beschikbaar, gelegen op het recreatieterrein A. Op grond daarvan is hem de onderhavige aanslag in de forensenbelasting opgelegd (heffingsgrondslag: f 90.000,-; belasting f 740,-).
2. De heffing van forensenbelasting berust op de gedachte dat personen zoals belanghebbende die niet in de gemeente woonachtig zijn in de volle betekenis van dat begrip wel profiteren van de gemeentelijke voorzieningen die de gemeente op haar kosten mede ten behoeve van deze niet-inwoners tot stand brengt of in stand houdt, terwijl de gemeente ten aanzien van deze niet-inwoners de vergoeding per inwoner uit het Gemeentefonds moet ontberen.
3. Belanghebbende heeft aangevoerd dat in de omgeving van zijn recreatiewoning een aantal van die woningen wordt bewoond door personen die daar permanent wonen en die door de gemeente in het bevolkingsregister zijn ingeschreven. Hem is die inschrijving geweigerd. Mede als gevolg daarvan moet hij naast de onroerende-zaakbelastingen ook de onderhavige forensenbelasting betalen. Hij meent dat sprake is van discriminatie.
4. De ambtenaar heeft toegelicht, dat in het verleden een situatie was ontstaan waarin meerdere personen feitelijk permanent in de recreatiewoningen woonden. De gemeente wilde die situatie, als in strijd met het bestemmingsplan, beëindigen.
Ingevolge een rechterlijke uitspraak is de situatie thans aldus, dat de personen die op 27 juni 1993 feitelijk permanent in de recreatiewoningen woonden als bewoner van de gemeente zijn ingeschreven. Na die datum is geen nieuwe inschrijving meer geaccepteerd. De groep van permanente bewoners is dus als het ware bevroren en vermindert geleidelijk. De gemeente moet bedoelde permanente bewoning van een deel van de recreatiewoningen dus gedogen.
5. Nu vaststaat dat bedoelde personen de recreatiewoningen permanent bewonen en zij tevens staan ingeschreven in het bevolkingsregister van de gemeente, laat de wet niet toe deze personen te betrekken in de forensenbelasting.
6. Gelet op de door de Ambtenaar gegeven toelichting is het Hof van oordeel dat te dezen van een verboden discriminatie geen sprake is. Het door de gemeente gevoerde beleid met betrekking tot het gedogen van permanente bewoning van een aantal recreatiewoningen vindt niet zijn grondslag in een oogmerk van begunstiging.
Voor het overige kan de belastingrechter niet treden in de vraag of de permanente bewoning door die personen rechtmatig is.
7. Belanghebbende stelt voorts dat sprake is van dubbele belastingheffing nu hij ook is aangeslagen in de onroerende-zaakbelastingen.
De verschuldigdheid van andere gemeentelijke belasting(en) brengt niet mee dat voor de heffing van een forensenbelasting geen plaats meer is. Het is de bevoegdheid van de gemeenteraad van Holten om, op basis van de desbetreffende bepalingen in de Gemeentewet, te besluiten tot het heffen van één of meer belastingen. Geen wettelijke bepaling verbiedt het naast elkaar heffen van onroerende-zaakbelastingen en de forensenbelasting.
Evenmin doet de omstandigheid dat van belanghebbende voor de aanleg van een riolering in het recreatiepark een bijdrage wordt gevraagd van f 7.000,- af aan de verschuldigdheid van de onderhavige belasting.
6. Belanghebbendes beroep is ongegrond.
proceskosten:
Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het hof geen termen aanwezig.
beslissing:
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak waarvan beroep.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 27 april 2000 door mr Röben, raadsheer, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Egberts als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(J.L.M. Egberts) (J.B.H. Röben)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 1 mei 2000
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht ƒ 150,-.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.