ECLI:NL:GHARN:2000:AA6655

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
19 mei 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
99/1642
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.C.M. de Kroon
  • J.L.M. Egberts
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en rechtsgeldigheid van vergunning voor betaling in termijnen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 19 mei 2000, betreft het een geschil over een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting. De belanghebbende, geregistreerd als houder van een motorrijtuig met kenteken aa-11-bb, had een vergunning verkregen om belasting in maandelijkse termijnen te betalen. Deze vergunning eindigt bij beëindiging van het houderschap. De belasting blijft echter verschuldigd over een tijdvak van drie maanden, ongeacht de status van de houder. De belanghebbende had het motorrijtuig verkocht, maar bleef verantwoordelijk voor de belasting over het tijdvak waarin hij als houder geregistreerd stond.

De Inspecteur van de Belastingdienst had een naheffingsaanslag opgelegd, die de belanghebbende aanvecht. Het hof oordeelt dat de Inspecteur terecht de naheffingsaanslag heeft vastgesteld, omdat de belasting verschuldigd blijft, zelfs na verkoop van het voertuig. De omstandigheid dat de Staatssecretaris van Financiën na het belastingtijdvak had aangekondigd de wet te willen wijzigen, biedt geen soelaas voor de belanghebbende, aangezien de wijziging pas na inwerkingtreding van toepassing is.

Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst de verzoeken om proceskostenvergoeding af, omdat er geen termen aanwezig zijn voor een kostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en de belanghebbende heeft de mogelijkheid om binnen vier weken een schriftelijk verzoek in te dienen om de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke.

Uitspraak

TdK
Gerechtshof Arnhem
eerste enkelvoudige belastingkamer
nr. 99/1642
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : X
te : Z
ambtenaar : Inspecteur van de Belastingdienst/Centraal bureau motorrijtuigenbelasting te Apeldoorn
aangevallen beslissing : uitspraak van 12 juli 1999 op bezwaar
soort belasting : motorrijtuigenbelasting
jaar/tijdvak : 17 april 1999 tot en met 16 juni 1999
mondelinge behandeling : met toestemming van beide partijen niet gehouden
gronden
1. Aan belanghebbende is met toepassing van artikel 15, derde lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 juncto artikel 4a van de Uitvoeringsregeling motorrijtuigenbelasting 1994 vergunning verleend om over nog niet aangevangen tijdvakken per automatische incasso in maandelijkse termijnen te mogen betalen. De vergunning eindigt onder meer bij de beëindiging van het houderschap.
2. Voorgaande regeling laat onverlet dat de belasting verschuldigd blijft over een tijdvak van drie maanden, en wel door degene die bij de aanvang van het tijdvak als houder van het motorrijtuig staat geregistreerd in het op grond van de Wegenverkeerswet aangehouden kentekenregister.
3. Blijkens dat kentekenregister stond belanghebbende op 17 april 1999 - de aanvangsdatum van het desbetreffende tijdvak - als houder van het onderhavige motorrijtuig met het kenteken aa-11-bb geregistreerd.
4. Bij verkoop van het motorrijtuig aan een particulier of aan een niet door de Rijksdienst van Wegverkeer te Veendam erkend autobedrijf of sloopbedrijf is toch over het gehele tijdvak belasting verschuldigd en wordt over het resterende deel van het lopende tijdvak van drie maanden geen teruggaaf van belasting verleend.
5. Het deel van de belasting over het ten tijde van de verkoop nog lopende tijdvak kan eventueel met de nieuwe houder worden verrekend.
6. De omstandigheid dat de Staatssecretaris van Financiën in oktober 1999, derhalve na afloop van het onderhavige belastingtijdvak, heeft aangekondigd de wet op de door belanghebbende voorgestane wijze te willen wijzigen, kan belanghebbende niet baten aangezien deze wetswijziging eerst na haar inwerkingtreding (in 2000) van toepassing is.
7. De Inspecteur heeft derhalve terecht de bestreden naheffingsaanslag vastgesteld
proceskosten:
Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken acht het hof geen termen aanwezig.
beslissing:
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak waarvan beroep.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2000 te Arnhem door mw mr De Kroon, raadsheer, lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Egberts als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(J.L.M. Egberts) (M.C.M. de Kroon)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 19 mei 2000
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht ƒ 150,-.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.