ECLI:NL:GHARN:2000:AA6544
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - meervoudig
- T.J. Matthijssen
- F.J.P.M. Haas
- J.P.M. Kooijmans
- Rechtspraak.nl
Belastingaanslag en pachtovereenkomst in nalatenschap
In deze zaak gaat het om een belastingaanslag die is opgelegd aan belanghebbende, voortvloeiend uit de verkrijging van een nalatenschap. De aanslag is berekend op basis van een belaste verkrijging van ƒ 761.242, wat in strijd is met de door belanghebbende ingediende aangifte. Zowel belanghebbende als haar broer hebben bezwaar gemaakt tegen de aanslagen, maar de Inspecteur heeft deze gehandhaafd. Het gerechtshof te 's-Gravenhage heeft de aanslagen verminderd tot ƒ 667.338, maar belanghebbende heeft cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het gerechtshof te 's-Gravenhage vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling.
De mondelinge behandeling vond plaats op 22 maart 2000. Het geschil betreft of er een pachtovereenkomst bestond tussen de erflater en belanghebbende met betrekking tot een onroerende zaak die deel uitmaakte van de nalatenschap. Belanghebbende stelt dat de onroerende zaak, bestaande uit een woonhuis en bijbehorende grond, als een pachtovereenkomst moet worden aangemerkt. De Inspecteur betwist dit, maar heeft geen concrete argumenten aangedragen om zijn standpunt te onderbouwen.
Het hof oordeelt dat de overeenkomst tussen de erflater en belanghebbende moet worden aangemerkt als een pachtovereenkomst, aangezien de Inspecteur geen bewijs heeft geleverd dat dit niet het geval is. De waarde in verpachte staat van de onroerende zaak bedraagt ƒ 667.000, wat leidt tot een zuivere nalatenschap van ƒ 993.176. Belanghebbende heeft recht op de helft hiervan, oftewel ƒ 496.588. Het hof vernietigt de uitspraak van de Inspecteur en vermindert de aanslag tot dit bedrag. Tevens wordt de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.