ECLI:NL:GHARN:2000:AA6543
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - meervoudig
- N.E. Haas
- Mattthijssen
- F.J.P.M. Haas
- Rechtspraak.nl
Belastingaanslag en aftrekbaarheid van uitgaven voor levensonderhoud
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 12 april 2000, staat de vraag centraal of een bijdrage van belanghebbende aan zijn zoon, die werkzaam was in een vennootschap onder firma, kan worden aangemerkt als aftrekbare uitgave in het kader van de inkomstenbelasting. De zaak betreft een uitspraak op bezwaar tegen een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 1996. Belanghebbende heeft zijn zoon financieel ondersteund met een bedrag van ƒ 9.785, en de inspecteur van de Belastingdienst heeft de aftrekbaarheid van deze uitgave geweigerd.
De feiten van de zaak zijn als volgt: na een onderbreking van zijn opleiding aan de kunstacademie, is de zoon van belanghebbende in dienst getreden bij zijn broer, die een eenmanszaak had die later werd omgezet in een vennootschap onder firma. De firma, die zich bezighoudt met digitale fotografie en multimedia, had in de jaren 1994 tot en met 1996 wisselende financiële resultaten. Belanghebbende stelde dat zijn zoon, gezien de financiële situatie van de firma, niet in zijn eigen levensonderhoud kon voorzien zonder de financiële steun van zijn vader.
Het hof oordeelt dat de inspecteur terecht de aftrek van de uitgaven heeft geweigerd. Het hof concludeert dat de zoon, gezien de positieve ontwikkeling van de resultaten van de firma, in staat had moeten zijn om een lening aan te gaan in plaats van afhankelijk te zijn van de bijdrage van zijn vader. Het hof bevestigt de uitspraak van de inspecteur en verklaart het beroep van belanghebbende ongegrond. De proceskosten worden niet vergoed, omdat het hof geen termen aanwezig acht voor een kostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gedaan door vice-president mr. N.E. Haas, in aanwezigheid van griffier mevrouw Vermeulen-Post. Belanghebbende kan binnen vier weken na de verzenddatum van de uitspraak verzoeken om vervanging van de mondelinge uitspraak door een schriftelijke, waarvoor griffierecht verschuldigd is.