ECLI:NL:GHARN:2000:AA5912

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
10 februari 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
97-22592
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.C.M. de Kroon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de heffing van forensenbelasting door de gemeente Holten

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 10 februari 2000, staat de heffing van forensenbelasting door de gemeente Holten centraal. De belanghebbende, die gedurende meer dan 90 dagen een gemeubileerde woning op een recreatieterrein in Holten beschikbaar had, was van mening dat de gemeente in strijd met het gelijkheidsbeginsel handelde door hem forensenbelasting op te leggen, terwijl andere personen met een soortgelijke woning geen belasting hoefden te betalen. De belanghebbende was niet aanwezig tijdens de mondelinge behandeling op 27 januari 2000, ondanks dat hij opgeroepen was via een aangetekende brief.

De rechtbank overwoog dat de heffing van forensenbelasting is gebaseerd op het idee dat niet-inwoners profiteren van gemeentelijke voorzieningen, terwijl de gemeente geen vergoeding per inwoner ontvangt uit het Gemeentefonds. De ambtenaar stelde dat de andere personen die permanent in de recreatiewoningen verblijven, op basis van een overgangsregeling in het bestemmingsplan, rechtmatig zijn ingeschreven in het bevolkingsregister van de gemeente Holten. Dit betekent dat zij niet onder de forensenbelasting vallen.

Het hof concludeerde dat er geen sprake was van gelijke gevallen, aangezien de andere bewoners rechtmatig in de gemeente stonden ingeschreven. De gemeente had derhalve geen onrechtmatige belastingheffing toegepast op de belanghebbende. Bovendien werd de stelling van de belanghebbende dat hij als inwoner van Holten ook aangeslagen moest worden voor onroerende-zaakbelasting en reinigingsheffing, verworpen. De verschuldigdheid van deze belastingen is gebaseerd op andere feiten dan het inwonerschap.

Uiteindelijk oordeelde het hof dat het beroep van de belanghebbende ongegrond was en bevestigde de eerdere uitspraak. De proceskosten werden niet toegewezen, en de uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. M.C.M. de Kroon, in aanwezigheid van griffier J.L.M. Egberts.

Uitspraak

he
Gerechtshof Arnhem
Eerste enkelvoudige belastingkamer
nummer 97/ 22592
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : *X
te : *Z
ambtenaar : Burgemeester en wethouders van de gemeente Holten
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift
soort belasting : forensenbelasting
jaar : 1997
mondelinge behandeling : op 27 januari 2000 te Arnhem door mr De Kroon, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr Egberts als griffier
waarbij verschenen : de Ambtenaar
waarbij niet verschenen : belanghebbende, hoewel overeenkomstig de wet opgeroepen bij aangetekende brief van 13 december 1999
gronden:
1. Belanghebbende hield in het onderhavige jaar in de gemeente Holten, zonder in die gemeente zijn hoofdverblijf te hebben, gedurende meer dan 90 dagen voor zich of zijn gezin een gemeubileerde woning *a-weg 40 beschikbaar, gelegen op een recreatieterrein. Op grond daarvan is hem de onderhavige aanslag in de forensenbelasting opgelegd.
2. De heffing van forensenbelasting berust op de gedachte dat personen zoals belanghebbende die niet in de gemeente woonachtig zijn in de volle betekenis van dat begrip wel profiteren van de gemeentelijke voorzieningen die de gemeente op haar kosten mede ten behoeve van deze niet-inwoners tot stand brengt of in stand houdt, terwijl de gemeente ten aanzien van deze niet-inwoners de vergoeding per inwoner uit het Gemeentefonds moet ontberen.
3. Belanghebbende is van oordeel dat de gemeente handelt in strijd met het gelijkheidsbeginsel door geen forensenbelasting te heffen van een aantal personen dat een soortgelijke woning op het recreatieterrein permanent bewoont.
4. De Ambtenaar heeft onweersproken gesteld dat bedoelde personen de recreatiewoningen permanent mogen bewonen op grond van de overgangsregeling bij het desbetreffende bestemmingsplan en dat zij op het adres van die recreatiewoningen staan ingeschreven in het bevolkingsregister van de gemeente Holten.
5. De belastingrechter treedt niet in de beoordeling van het antwoord op de vraag of bedoelde permanente bewoning rechtmatig is. Nu vaststaat dat bedoelde personen de recreatiewoningen permanent bewonen en zij tevens staan ingeschreven in het bevolkingsregister van de gemeente, heeft de gemeente Holten hen niet kunnen betrekken in de forensenbelasting.
6. Uit de punten 1, 3, en 4 hiervoor blijkt dat hier geen sprake is van gelijke gevallen. De gemeente heeft belanghebbende dan ook zonder schending van het gelijkheidsbeginsel in de forensenbelasting betrokken.
7. Belanghebbende stelt voorts dat hij "als zijnde inwoner" van de gemeente Holten (ook nog) verplicht is aangeslagen in de onroerende-zaakbelasting en reinigingsheffing. Deze stelling is onjuist, nu de verschuldigdheid van die belastingen is gegrond op andere belastbare feiten dan het inwonerschap(zoals eigendom en gebruik).
De verschuldigdheid van die andere gemeentelijke belastingen brengt voorts niet mee dat voor de heffing van een forensenbelasting geen plaats meer is.
7. Belanghebbendes beroep is ongegrond.
proceskosten:
Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het hof geen termen aanwezig.
beslissing:
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak waarvan beroep.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2000 door mr De Kroon, raadsheer, lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Egberts als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(J.L.M. Egberts) (M.C.M. de Kroon)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 22 februari 2000
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht ƒ 150,-.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.