ECLI:NL:GHARN:2000:AA5809

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
14 maart 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
98-01065
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de vastgestelde WOZ-waarde van een woning in gemeente Z

In deze zaak gaat het om een beroep van belanghebbende, X, tegen de uitspraak van burgemeester en wethouders van de gemeente Z, betreffende de vastgestelde waarde van zijn woning aan de a-straat te Z. De waarde was vastgesteld op ƒ 487.000,- voor het tijdvak van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000, met een peildatum van 1 januari 1995. Na bezwaar werd deze waarde verlaagd tot ƒ 435.000,-. Belanghebbende ging in beroep bij het Gerechtshof Arnhem, waar de mondelinge behandeling plaatsvond op 14 oktober 1999.

Het Hof heeft vastgesteld dat de waarde van het object, een vrijstaande woning, in geschil is. Belanghebbende heeft het object in maart 1996 aangekocht voor ƒ 475.000,- en heeft een vergunning gekregen voor uitbreiding. De ambtenaar van de gemeente Z heeft een taxatierapport overgelegd, waaruit blijkt dat de WOZ-waarde per 1 januari 1995 ƒ 435.000,- bedraagt. Belanghebbende concludeert tot een verdere verlaging van de waarde tot ƒ 272.000,-, terwijl de ambtenaar handhaving van de eerdere uitspraak bepleit.

Het Hof heeft de argumenten van beide partijen gewogen en geconcludeerd dat de door de ambtenaar verdedigde waarde niet als juist kan worden aanvaard. Het Hof oordeelt dat de waarde van het object niet in minder dan 15 maanden tijd met meer dan ƒ 200.000,- kan zijn gestegen. Uiteindelijk heeft het Hof de vastgestelde waarde van het object verminderd tot ƒ 405.000,-. De uitspraak van het Hof is openbaar uitgesproken op 14 maart 2000, en belanghebbende heeft recht op vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.

Uitspraak

ak
Gerechtshof Arnhem
zevende enkelvoudige belastingkamer
nummer 98/01065
U i t s p r a a k
op het beroep van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van burgemeester en wethouders van de gemeente Z op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen na te melden beschikking.
1. Beschikking en bezwaar
Bij beschikking van 28 februari 1997 is voor het tijdvak van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000 de waarde voor het belanghebbende tot woning dienende object omschreven als a-straat te Z (hierna: het object) naar de peildatum 1 januari 1995 vastgesteld op ƒ 487.000,-. Na daartegen gemaakt bezwaar is de waarde bij voormelde uitspraak verminderd tot ƒ 435.000,-.
2. Geding voor het Hof
Belanghebbende is tegen de uitspraak van het college in beroep gekomen bij het Hof. De heffingsambtenaar van de gemeente Z (hierna: de ambtenaar) heeft een vertoogschrift ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden te Arnhem op 14 oktober 1999. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende alsmede de ambtenaar.
Van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal opgemaakt waarvan afschriften op 22 oktober 1999 aan partijen zijn verzonden.
Een afschrift van vorenbedoeld proces-verbaal is aan deze uitspraak gehecht.
Het Hof heeft schriftelijk inlichtingen ingewonnen bij belanghebbende ten aanzien waarvan het bepaalde in de artikelen 14 en 16 van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken toepassing heeft gevonden.
3. De vaststaande feiten
1. Het object betreft een vrijstaande woning en is gebouwd op een perceel kadastraal bekend gemeente Z sectie xx perceelnummer xxx ter grootte van 1240 ca.
2. Belanghebbende heeft het object in maart 1996 aangekocht voor ƒ 475.000,-.
3. Het college van b en w heeft belanghebbende op 15 juli 1997 vergunning verleend het object uit te breiden met - zakelijk weergegeven - een slaapkamer boven de bestaande garage en een carport.
4. Bij het vertoogschrift heeft de ambtenaar een taxatierapport overgelegd opgemaakt op 1 juli 1998 door A, taxateur in vaste dienst van de gemeente Z.
In dit rapport wordt geconcludeerd tot een "Totaal WOZ waarde per 1 januari 1995" van ƒ 435.000,-.
5. Volgens het taxatierapport (onder "Heffingsgrondslag") wordt de waarde bepaald naar de waardepeildatum 1 januari 1995 "en naar de situatie zoals deze is geregeld in artikel 19 lid b van de Wet Waardering Onroerende Zaken".
6. Het taxatierapport vermeldt onder andere dat het object een totale inhoud heeft van plm. 537 m³ exclusief de garage/berging.
Het rapport vermeldt ter vergelijking onder meer de volgende gegevens van zes andere vrijstaande woningen, alle gelegen in Z:
adres inhoud oppervlakte verkoopdatum opbrengst
b-straat 1 640 m³ 750 m²+1337 m² 22/05/1995 ƒ 445.000
c-straat 1 385 m³ 570 m²+ 700 m² 02/10/1995 ƒ 385.000
d-straat 1 710 m³ 743 m² 14/10/1994 ƒ 442.500
e-straat 1 712 m³ 1000 m²+4590 m² 01/11/1993 ƒ 490.000
f-straat 1 577 m³ 368 m²+ 600 m² 01/09/1993 ƒ 335.000
g-straat 1 552 m³ 1000 m²+5530 m² 03/04/1995 ƒ 450.000
4. Het geschil, de standpunten en de conclusies van partijen
1. Tussen partijen is in geschil de in aanmerking te nemen waarde van het object naar de waardepeildatum 1 januari 1995.
2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Daaraan is ter zitting toegevoegd hetgeen is weergegeven in het proces-verbaal van hetgeen op die zitting is voorgevallen.
3. Belanghebbende concludeert tot vermindering van de vastgestelde waarde tot ƒ 272.000,-. De ambtenaar concludeert tot handhaving van de bestreden uitspraak.
5. Beoordeling van het geschil
1. Ter zitting is van de zijde van de ambtenaar aangevoerd dat artikel 19 van de Wet waardering onroerende zaken toepassing heeft gevonden omdat het object na 1 januari 1995 maar vóór 1 januari 1997 door verbouwing en verbetering, in hoofdzaak om boven en nabij de garage met meer dan ƒ 25.000,- in waarde is gestegen.
2. Gezien echter het beeld dat uit de bij belanghebbende ingewonnen inlichtingen naar voren komt en in het bijzonder gelet op het gegeven dat de bouwvergunning bedoeld onder 3.3. pas in 1997 is verleend, is aannemelijk dat de kennelijk door de ambtenaar bedoelde verbouwing en verbetering eerst heeft plaatsgevonden na 1 januari 1997, en moet er voor dit geding van worden uitgegaan dat de waardering ten onrechte heeft plaatsgehad met inachtneming van wijzigingen aan het object als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel b, van gemelde wet, nu die wijzigingen zich pas hebben voorgedaan na 1 januari 1997.
3. Hetgeen is overwogen onder 5.2. brengt mee dat de door de ambtenaar verdedigde waarde niet als juist kan worden aanvaard.
4. Er bestaat geen enkele aanleiding te veronderstellen dat de door belanghebbende in maart 1996 betaalde koopprijs niet overeenstemt met de waarde in het economische verkeer van het object ten tijde van de aankoop.
Het Hof acht het onaannemelijk dat het object in minder dan 15 maanden tijd met meer dan ƒ 200.000,- in waarde zou zijn gestegen. Het Hof vindt derhalve evenmin aanleiding de door belanghebbende verdedigde waarde van ƒ 272.000,- als juist te aanvaarden.
5. Het Hof vermindert de vastgestelde waarde van het object met inachtneming van hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd en in het bijzonder gelet op de onder 3.6. vermelde gegevens in goede justitie tot ƒ 405.000,-.
6. Slotsom
Het beroep is in zoverre gegrond dat de vastgestelde waarde tot ƒ 405.000,- wordt verminderd.
7. Proceskosten
Belanghebbendes proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten fiscale procedures te berekenen op ƒ 15,75 aan reiskosten en ƒ 200,- aan verletkosten, in totaal derhalve ƒ 215,75.
5. Beslissing
Het Hof:
vernietigt de uitspraak waarvan beroep;
vermindert de vastgestelde waarde tot ƒ 405.000,-;
gelast dat de ambtenaar het door belanghebbende gestorte griffierecht van ƒ 80,- aan hem te vergoeden;
veroordeelt de ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van ¦ 215,75, te vergoeden door de gemeente Z.
Aldus gedaan te Arnhem op 14 maart 2000 door mr drs F.J.P.M. Haas, lid van de zevende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van Wagener als griffier.
(N.Th. Wagener) (F.J.P.M. Haas
De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 14 maart 2000
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt u een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien u na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.