ECLI:NL:GHARN:2000:AA5806

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
14 februari 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
98/02167
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep van X B.V. tegen de uitspraak van de Inspecteur van de Belastingdienst over vennootschapsbelasting en vervangingsreserve

In deze zaak gaat het om het beroep van X B.V. tegen een uitspraak van de Inspecteur van de Belastingdienst/Grote ondernemingen P, betreffende een aanslag in de vennootschapsbelasting over het jaar 1995. De Inspecteur had een aanslag opgelegd van ƒ 12.233.282,-, welke na bezwaar door de Inspecteur werd gehandhaafd. X B.V. heeft hiertegen beroep aangetekend bij het Gerechtshof Arnhem. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 januari 2000 zijn de gemachtigde van belanghebbende en de Inspecteur gehoord. De zaak draait om de vraag of X B.V. een vervangingsreserve kan vormen voor de boekwinst van ƒ 661.473,- die is gerealiseerd bij de verkoop van een bedrijfspand in Q. De Inspecteur betwist dat er een vervangingsvoornemen bestond op de balansdatum, wat noodzakelijk is voor het vormen van een vervangingsreserve. Het Hof oordeelt dat X B.V. niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er op 31 december 1995 een voornemen bestond om een vervangend bedrijfsmiddel aan te schaffen. De aankoop van grond in S in 1996 en de verwerking van de vervangingsreserve in de jaarrekening bieden onvoldoende bewijs voor een vervangingsvoornemen. Het Hof bevestigt de uitspraak van de Inspecteur en verklaart het beroep ongegrond. Tevens wordt er geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

ak
Gerechtshof Arnhem
Eerste meervoudige belastingkamer
nummer 98/02167
U i t s p r a a k
op het beroep van X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Inspecteur van de Belastingdienst/Grote ondernemingen P op het bezwaarschrift van belanghebbende betreffende na te melden aanslag in de vennootschapsbelasting.
1. Aanslag en bezwaar
Aan belanghebbende is over het jaar 1995 een aanslag opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 12.233.282,-. De aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, door de Inspecteur bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.
2. Geding voor het Hof
Belanghebbende is tegen de uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend. Vervolgens zijn conclusies van re- en dupliek genomen.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad op 26 januari 2000.
Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbendes gemachtigde alsmede de Inspecteur. Ter zitting is van de zijde van belanghebbende een pleitnota overgelegd.
3. De vaststaande feiten
3.1. Belanghebbende vormt met een aantal dochtermaatschappijen voor de heffing van de belasting een fiscale eenheid (artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969).
3.2. Eén van de met belanghebbende gevoegde dochtermaatschappijen was A B.V. (hierna: de B.V.). De B.V. hield zich bezig met de productie van aa, bb en cc.
3.3. De B.V. oefende haar bedrijfsactiviteiten uit in een pand in Q.
In het kader van een reorganisatie van de productie van het concern zijn de productie-activiteiten van de B.V. beëindigd. De productie van aa werd overgeheveld naar P, die van cc - in maart 1996 - naar S en aldaar binnen de bestaande productiecapaciteit uitgevoerd.
3.4. Het bedrijfspand in Q is op 1 september 1995 verkocht. Daarbij is een boekwinst gerealiseerd van ƒ 661.473,-.
3.5. Een voornemen tot vervanging van het vervreemde bedrijfsmiddel komt niet tot uitdrukking in enig schriftelijk verslag van een directievergadering.
3.6. De Inspecteur heeft een kopie overgelegd van een kort verslag van de vergadering van 4 december 1995 van de raad van commissarissen van belanghebbende. In dit verslag is onder punt 3 vermeld:
"N.a.v. het verslag wordt de actuele stand van zaken m.b.t. winkelgroep; organisatie; Q en inplaatsing Q in S doorgenomen.
Inzake de winkeldistributie is het ongewijzigd spannend; inzake organisatie verloopt e.e.a. naar wens; inzake Q lijkt voor alle medewerkers op één na een voor hen bevredigende sociale oplossing realiseerbaar; inzake inplaatsing Q in S is er met name produktiesynergie; zijn er geen logistieke nadelen en is ook de arbeidsmarkt geen probleem.
Tevens is van groot belang dat hiermee "a.h.w. 'n verzekering wordt gesloten" tegen nadelige efficiency gevolgen van eventueel wegvallende afzet en produktie. (Winkeldistributie)."
3.7. In de loop van 1996 is door een met belanghebbende gevoegde dochtervennootschap circa 880 m² grond gelegen in S aangekocht.
3.8. In een verslag van de vergadering van de raad van commissarissen
"1996 02" wordt met betrekking tot de aankoop van de grond in S vermeld:
"Aankoop grond S
Het ligt in de bedoeling om eind dit jaar de belendende grond te kopen gelegen aan het bestaande complex in S."
4. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
4.1. Tussen partijen is in geschil of belanghebbende ten aanzien van de onder 3.4. gemelde boekwinst een reserve kan vormen als bedoeld in artikel 14, lid 1, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (vervangingsreserve).
4.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de stukken waaronder de eerder vermelde pleitnota.
4.3. Ter zitting is daaraan het volgende toegevoegd:
4.3.1. van de zijde van belanghebbende:
4.3.1.1. Zij verlangt geen beslissing van het Hof inzake de haar in rekening gebrachte heffingsrente. Als de aanslag wordt verminderd dient de heffingsrente dienovereenkomstig te worden aangepast.
4.3.1.2. Zij verzoekt om een proceskostenveroordeling overeenkomstig de bepalingen van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
4.3.1.3. In de directievergaderingen is de vervanging van het vervreemde gebouw wel aan de orde geweest, dit is alleen niet schriftelijk vastgelegd. Men vond de vervanging vanzelfsprekend.
4.3.1.4. Als er ultimo 1995 geen vervangingsvoornemen had bestaan dan zou in de jaarstukken een belastingschuld moeten zijn opgenomen. De jaarstukken geven een correcte weergave van de feitelijke situatie. Het gaat hier om een keurig bedrijf.
4.3.1.5. De vervangingsreserve kan worden afgeboekt op investeringen die in november/december 1999 hebben plaatsgevonden in R. In Q is geen grond vervreemd, de vervangingsreserve kan niet worden afgeboekt op de in 1996 in S verworven grond.
4.3.1.6. Belanghebbendes directeur heeft overleg gevoerd met de Belastingdienst. Hij heeft de Belastingdienst geschreven het te betreuren dat B niet in staat was de verslagen op te maken van de eind 1995 gehouden vergaderingen. B had zeker melding gemaakt van het vervangingsvoornemen.
4.3.1.7. De cc-productie is ingepast in de bestaande capaciteit in S die daarna geen enkele ruimte meer bood. Tot op de dag van vandaag is de productiecapaciteit in S niet uitgebreid.
4.3.2. door de Inspecteur:
4.3.2.1. De aankoop van de grond in 1996 staat los van de vraag of er een vervangingsvoornemen bestond. Er wordt een vervangingsreserve gevraagd voor boekwinst behaald bij vervreemding van gebouwen.
4.3.2.2. Het stond nog te bezien of er sprake was van een tijdelijke terugval in de afzet.
4.3.2.3. Hij verneemt thans voor het eerst van de aankoop van bakovens in 1999.
4.3.2.4. Een eind 1995 opgemaakt directieverslag is hem niet bekend, wel een verslag van de vergadering van de raad van commissarissen van 4 december 1995.
4.3.2.5. Het is juist dat het hier gaat om een keurig bedrijf maar uit de verwerking van de geclaimde vervangingsreserve in de jaarstukken kan het vervangingsvoornemen niet worden afgeleid. De bewijslast ter zake rust op belanghebbende.
4.4. Belanghebbende concludeert tot vermindering van het belastbare bedrag met ƒ 661.473,- tot ƒ 11.571.809,-.
4.5. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Het vormen van een vervangingsreserve met betrekking tot boekwinst op een vervreemd bedrijfsmiddel, is slechts mogelijk als op de balansdatum het voornemen bestaat een naar aard en functie vervangend bedrijfsmiddel te verwerven (vervangingsvoornemen).
5.2. Bij betwisting door de Inspecteur rust op de belanghebbende de last aannemelijk te maken dat een vervangingsvoornemen aanwezig was.
5.3. Belanghebbende heeft haar door de Inspecteur betwist betoog inhoudende dat reeds op 31 december 1995 werd voorzien dat de productiecapaciteit zou moeten worden uitgebreid ter vervanging van de capaciteit die door de vervreemding van de bedrijfsgebouwen in Q verloren zou gaan, met hetgeen zij heeft aangevoerd onvoldoende aannemelijk gemaakt.
Ook overigens heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat ultimo 1995 bij haar een daadwerkelijk voornemen bestond tot vervanging van het vervreemde bedrijfsmiddel over te gaan. Dit volgt in het bijzonder niet uit de aankoop in 1996 van grond in S en uit de verwerking van de opgevoerde vervangingsreserve in de jaarrekening.
6. Slotsom
Het beroep is ongegrond.
7. Proceskosten
Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het Hof geen termenaanwezig.
8. Beslissing
Het gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Inspecteur.
Aldus gedaan te Arnhem op 14 februari 2000 door mr N.E. Haas, vice-president, mr drs F.J.P.M. Haas en mr J.P.M. Kooijmans, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr W.J.N.M. Snoijink, gerechtsauditeur, en mevrouw I.B. Vermeulen-Post als griffier.
(I.B. Vermeulen-Post) (N.E. Haas)
De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 14 februari 2000
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt u een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.