ECLI:NL:GHARN:2000:AA5564

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
10 februari 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
99/3038
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hondenbelasting en de heffingsgrondslagen in de gemeente Elburg

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 10 februari 2000, staat de heffing van hondenbelasting door de gemeente Elburg centraal. De belanghebbende, een inwoner van Elburg, had bezwaar aangetekend tegen de opgelegde hondenbelasting voor het jaar 1999, waarin hij erkende houder te zijn van twee honden. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 januari 2000, geleid door vice-president mr. P.M. van Schie, werd de heffingsambtenaar van de gemeente Elburg gehoord. De belanghebbende betoogde dat hij ten onrechte hondenbelasting moest betalen, omdat zijn honden de openbare weg niet vervuilen. Het Hof oordeelde echter dat de hondenbelasting, zoals vastgelegd in artikel 226 van de Gemeentewet, een heffing met een fiscaal doel is en dat het niet relevant is of de honden de openbare weg vervuilen.

Daarnaast werd het argument van de belanghebbende dat andere gemeenten 'erfhonden' vrijstellen van hondenbelasting verworpen. Het Hof stelde dat er geen rechtsregel bestaat die de gemeente Elburg verplicht om een dergelijk beleid te voeren. Ook de klacht van de belanghebbende over het hogere tarief voor het houden van een tweede hond werd afgewezen, aangezien de gemeenteraad de bevoegdheid heeft om tarieven vast te stellen, mits deze niet afhankelijk zijn van het inkomen of vermogen van de belastingplichtige.

Uiteindelijk concludeerde het Hof dat het beroep van de belanghebbende ongegrond was en bevestigde de bestreden uitspraak. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat het Hof geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. P.M. van Schie, in aanwezigheid van griffier R. den Ouden.

Uitspraak

RdO
Gerechtshof Arnhem
Tweede enkelvoudige belastingkamer
nr. 99/3038
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : *X
te : *Z
ambtenaar : de heffingsambtenaar van de gemeente Elburg
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift
soort belasting : hondenbelasting
jaar : 1999
mondelinge behandeling : op 27 januari 2000 te Arnhem door mr Van Schie, vice-president, in tegenwoordigheid van mr Den Ouden als griffier
waarbij verschenen : belanghebbende en de heffingsambtenaar
Gronden:
1. Belanghebbende heeft ter zitting erkend in het onderhavige jaar (1999) houder te zijn geweest van een tweetal honden. In zoverre is de onderwerpelijke aanslag terecht opgelegd.
2. Voorzover belanghebbende betoogt dat, nu zijn honden niet de openbare weg vervuilen, ten onrechte van hem hondenbelasting is geheven, faalt dit betoog. De hondenbelasting welke op grond van artikel 226 van de Gemeentewet wordt geheven moet - naar tegenwoordig algemeen wordt aangenomen - worden gezien als een heffing met een zuiver fiscaal doel (een bron van gemeentelijke inkomsten). Voor deze heffing is, anders dan waarvan belanghebbende klaarblijkelijk uitgaat, dus niet van belang of de desbetreffende honden de openbare wegen vervuilen.
3. Ook al zou belanghebbendes stelling dat andere gemeenten "erfhonden" vrijstellen van de heffing van hondenbelasting juist zijn, dan nog kan zulks hem niet baten. Geen rechtsregel verplicht de gemeente Elburg immers ertoe een zodanig beleid ook toe te passen.
4. De omstandigheid dat de formele wetgever ervoor heeft gekozen (artikel 226 van de Gemeentewet) wel een heffing van hondenbelasting mogelijk te maken doch niet een heffing ter zake van het houden van paarden c.q. poezen, behoort tot de vrijheid van deze wetgever. De hierop betrekking hebbende klacht van belanghebbende faalt derhalve eveneens.
5. Honden gehouden door ambtenaren van de politie, die met toestemming van het bevoegd gezag een hond voor de politiedienst gebruiken (ter zake van deze honden geldt een vrijstelling van hondenbelasting in de gemeente Elburg) kunnen naar het oordeel van het Hof niet op één lijn worden gesteld met de door belanghebbende - als particulier - gehouden honden. Ook in zoverre faalt belanghebbendes beroep.
6. Voorzover belanghebbende tenslotte nog erover klaagt dat de gemeente Elburg - zonder dat daarvoor een rechtvaardging bestaat - voor het houden van een tweede hond een hoger tarief in rekening brengt dan voor het houden van een eerste hond, kan deze grief evenmin tot vernietiging van de bestreden uitspraak leiden. De vaststelling van de tarieven van een gemeentelijke belasting behoort immers tot de bevoegdheid van de raad van een gemeente, zij het dat ingevolge artikel 219, tweede lid, van de Gemeentewet het bedrag van een gemeentelijke belasting niet afhankelijk mag worden gesteld van het inkomen, de winst of het vermogen van een belastingplichtige. Niet gesteld noch is gebleken dat zulks in casu het geval is.
7. Uit het vorenoverwogene volgt dat het beroep van belanghebbende ongegrond is.
Proceskosten:
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken (oud).
Beslissing:
Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2000 te Arnhem door mr Van Schie, vice-president, lid van de tweede enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Den Ouden als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(R. den Ouden) (P.M. van Schie)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 14 februari 2000