ECLI:NL:GHARN:2000:AA5561

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
15 februari 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
98-03119
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingheffing bij deelname aan piramidespel

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 15 februari 2000, stond de belastingheffing van een belanghebbende centraal die had deelgenomen aan een zogenaamd piramidespel. De belanghebbende, aangeduid als X, had zelf deelnemers geworven en ook indirect deelnemers aangetrokken. De Inspecteur van de Belastingdienst, aangeduid als P, had bezwaar gemaakt tegen de aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 1996, waarin de belanghebbende een netto bedrag van f. 16.000 had ontvangen. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 februari 2000, geleid door raadsheer mr. drs. F.J.P.M. Haas, werd vastgesteld dat de belanghebbende niet was verschenen, ondanks dat zij overeenkomstig de wet was opgeroepen.

De Inspecteur stelde dat de ontvangen bedragen, zowel van direct als indirect aangebrachte deelnemers, als inkomsten uit arbeid moesten worden aangemerkt. De belanghebbende betwistte dit, met het argument dat alleen de bedragen voor het direct aanbrengen van deelnemers tot de inkomsten uit arbeid behoorden. Het Hof oordeelde echter dat de ontvangen bedragen van indirect aangebrachte deelnemers ook rechtstreeks toe te rekenen waren aan de door de belanghebbende verrichte arbeid. Dit was in lijn met artikel 22, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, waarin niet vereist is dat de arbeid door de belastingplichtige zelf wordt verricht.

Het Gerechtshof bevestigde de uitspraak van de lagere instantie en verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond. Tevens werd er geen kostenveroordeling opgelegd, aangezien het Hof geen termen aanwezig achtte voor een dergelijke veroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. drs. F.J.P.M. Haas, in aanwezigheid van griffier mr. Snoijink. De belanghebbende had de mogelijkheid om binnen vier weken na de verzenddatum van het proces-verbaal een verzoek in te dienen om de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke, waarvoor griffierechten van toepassing waren.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
Zevende enkelvoudige belastingkamer
nr. 98/03119
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : X
te : Z
ambtenaar : de Inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen P
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar tegen de aanslag
soort belasting : inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
jaar : 1996
mondelinge behandeling : op 1 februari 2000 te Arnhem door mr. drs. F.J.P.M. Haas, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr. Snoijink als griffier
waarbij verschenen : de Inspecteur
waarbij niet verschenen : belanghebbendes gemachtigde, hoewel overeenkomstig de wet opgeroepen
gronden:
1. Belanghebbende heeft deelgenomen aan een zogenaamd piramidespel. Zij heeft zelf een aantal deelnemers aan dat spel geworven (‘direct’ aangebrachte deelnemers). Door belanghebbende aangeworven deelnemers hebben op hun beurt ook weer deelnemers aangeworven (‘indirect’ aangebrachte deelnemers).
2. De Inspecteur stelt - en het Hof heeft geen aanleiding haar op dit punt niet te geloven - dat uit gegevens van de FIOD is gebleken dat belanghebbende in 1996 netto f. 16.000 heeft ontvangen en dat derhalve met het door belanghebbende betaalde inleggeld reeds rekening is gehouden.
3. Zowel van de door de direct aangebrachte als van de door de indirect aangebrachte deelnemers betaalde inleg heeft belanghebbende een deel ontvangen.
4. Belanghebbendes standpunt inhoudende dat alleen de bedragen ontvangen voor het direct aanbrengen van deelnemers tot de inkomsten uit arbeid behoren en niet de bedragen ontvangen uit de inleg betaald door de indirect aangebrachte deelnemers, is onjuist. Laatstbedoelde bedragen zijn rechtstreeks toe te rekenen aan de door belanghebbende verrichte arbeid. Voor het op de voet van artikel 22, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 in de belastingheffing betrekken van een voordeel is niet vereist dat de arbeid door de belastingplichtige zelf wordt verricht.
5. Het beroep is ongegrond.
proceskosten:
Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het Hof geen termen aanwezig.
beslissing:
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak waarvan beroep.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2000 te Arnhem door mr. drs. F.J.P.M. Haas, raadsheer, lid van de zevende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Snoijink als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van voormelde kamer,
(W.J.N.M. Snoijink) (F.J.P.M. Haas)
Afschriften aangetekend per post verzonden op: 24 februari 2000
Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van het proces-verbaal van deze uitspraak het Gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Van de verzoeker wordt een griffierecht geheven van ¦ 150,-.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het Gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden.