Uitspraak
[B]
2 Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
onware opgave
Gerechtshof Arnhem
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem diende, gaat het om een hoger beroep van [A 2] tegen [B], een naamloze vennootschap, inzake een inboedelverzekering. De zaak is ontstaan na een inbraak op 23 maart 1996 in de woning van [A 2], waarbij schade is vastgesteld op f 37.666,-. [A 2] had een opstal- en inboedelverzekering afgesloten bij [B], maar de verzekeraar betwistte de schadevergoeding op basis van een uitsluitingsclausule in de polisvoorwaarden die onware opgave uitsluit. De rechtbank had eerder geoordeeld dat [A 2] mogelijk een valse opgave had gedaan over de waarde van een gestolen collier, waarvan de prijs op de bon was aangepast van f 980,- naar f 1.980,-. Het hof oordeelt dat [A 2] niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat de aanpassing van de prijs gerechtvaardigd was door een bewerking van het collier met briljanten. Het hof laat [A 2] toe tot het leveren van aanvullend bewijs, waarbij hij moet aantonen dat de juwelier in 1989 briljantjes heeft toegevoegd en dat dit correct is weergegeven op de bon. De beslissing van het hof houdt in dat het bewijs van [A 2] cruciaal is voor de uitkomst van de zaak, en dat de verdere procedure wordt aangehouden totdat dit bewijs is geleverd.