WS
Gerechtshof Arnhem
derde enkelvoudige belastingkamer
nr. 98/04030
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : X
te : Z
ambtenaar : het hoofd van de afdeling Belastingen en Verzekeringen van de gemeente Hengelo (O.)
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift tegen aanslag
soort belasting : leges
aanslagnummer : 1
mondelinge behandeling : op 2 december 1999 te Arnhem door mr N.E. Haas, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr Snoijink als griffier
waarbij verschenen : de ambtenaar
waarbij niet verschenen : belanghebbende, hoewel overeenkomstig de wet opgeroepen bij aangetekende brief van 12 oktober 1999 met ontvangstbevestiging*
gronden:
1. Op 25 november 1997 heeft belanghebbende een aanvraag ingediend voor een bouwvergunning voor een schutting van 1,80 meter hoog voor de voorgevelrooilijn van het perceel plaatselijk bekend a-straat 1. De gevraagde vergunning is bij beschikking van het college van burgemeester en wethouders van 19 februari 1998 geweigerd. Daarbij is de heffing van ƒ 124 aan leges aangekondigd. De aanslag is gedagtekend 30 april 1998.
2. Tariefonderdeel 5.2.5 van de bij raadsbesluit van 24 juni 1997 gewijzigde Legesverordening 1995 luidt:
Weigeren bouwvergunning
5.2.5 Indien de gevraagde vergunning niet wordt verleend wordt het verschuldigde legesbedrag gerestitueerd met uitzondering van een bedrag van ƒ 124,00. Indien het verschuldigde legesbedrag lager is dan ƒ 124,00 wordt het gehele legesbedrag in rekening gebracht.
3. Aan de juistheid van de overeenkomstig dit tariefonderdeel berekende leges doet niet af, dat de schutting, naar belanghebbende in beroep aanvoert, door hem is geplaatst op3 juli 1997 en dat hij daarvoor een vergunning heeft aangevraagd nadat hem op 3 september 1997 telefonisch was medegedeeld dat de schutting een bouwvergunningplichtig bouwwerk was. Evenmin doen daaraan af dat nadien contacten tussen hem en de gemeente zijn gevolgd die uiteindelijk hebben geresulteerd in een gedoogverklaring van 8 september 1998.
4. Namens de ambtenaar is ter zitting aangevoerd dat het inzicht over de in de gedoogverklaring genoemde ‘grote vraagtekens bij de juridische en bestuurlijke haalbaarheid van de inzet van de ons ter beschikking staande handhavingsinstrumenten’ eerst doorbrak naar aanleiding van belanghebbendes bezwaarschrift tegen de weigering van de vergunning. Dit wettigt niet de gevolgtrekking dat het in behandeling nemen van de voormelde aanvraag al ten tijde daarvan geen voldoende individualiseerbaar belang diende, of dat de heffing van de bestreden leges in strijd zou zijn met enig beginsel van behoorlijk bestuur.
5. Het beroep is ongegrond.
proceskosten:
Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het hof geen termen aanwezig.
beslissing:
Het gerechtshof bevestigt de uitspraak van de ambtenaar.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken te Arnhem op 16 december 1999 door
mr N.E. Haas, raadsheer, lid van de derde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Snoijink als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,