ECLI:NL:GHARN:1999:AA3872

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
3 november 1999
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
98/4535
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • P.M. van Schie
  • J. Lamens
  • R. de Kroon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingheffing van ontvangen vergoeding door informaticus in dienstbetrekking

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 3 november 1999, staat de belastingheffing over een ontvangen vergoeding centraal. De belanghebbende, een informaticus werkzaam bij een pensioenfonds, heeft in de periode van 1987 tot 1997 juridische bijstand verleend aan de gebroeders A in een geschil met de gemeente Z over een bestemmingsplan. Na de onteigening van hun gronden door de gemeente, ontving de belanghebbende een vergoeding van in totaal 125.000 gulden van de gebroeders A, zonder dat daar vooraf afspraken over waren gemaakt. Deze vergoeding heeft hij in zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1997 opgevoerd als 'inkomsten uit werkzaamheden die niet in dienstbetrekking zijn verricht' en heeft hij kosten tot verwerving van die vergoeding opgevoerd.

De Inspecteur van de Belastingdienst heeft de aanspraak van de belanghebbende op een bijzonder tarief van 45% over het verschil tussen de vergoeding en de kosten niet gehonoreerd en slechts een bedrag van 29.075 gulden als 'verwervingskosten' geaccepteerd. De belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd afgewezen. Vervolgens heeft hij beroep ingesteld bij het Hof, waarbij de rechtsstrijd zich richtte op de vraag of de vergoeding belast moest worden naar het bijzondere tarief van 45% of naar het progressieve tabeltarief.

Het Hof oordeelt dat de ontvangen vergoeding niet kan worden gekwalificeerd als een vervangende inkomstenbron die onder artikel 31, eerste lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 valt. De belanghebbende's standpunt wordt verworpen, en het Hof bevestigt de uitspraak van de Inspecteur, waarbij het bedrag van 95.925 gulden naar het progressieve tabeltarief wordt belast. De proceskosten worden niet toegewezen, en de belanghebbende kan binnen vier weken na de verzenddatum van de uitspraak verzoeken om vervanging van de mondelinge uitspraak door een schriftelijke.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
tweede meervoudige belastingkamer
nr. 98/4535
Proces-verbaal mondelinge uit-spraak
belanghebbende : *X
te : *Z
ambtenaar : de Inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen *P
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift
soort belasting : inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
jaar : 1997
mondelinge behandeling : op 20 oktober 1999 te Arnhem door mr Van Schie, vice-president, mrs Lamens en De Kroon, raadsheren, in tegenwoordig-heid van mr Den Ouden als griffier
waarbij verschenen : belanghebbende en de Inspecteur
Gronden:
1. Belanghebbende is als informaticus in dienstbetrekking werkzaam bij een pensioen-fonds. In de periode 1987 - 1997 heeft hij (juridische) bijstand verleend aan - onder anderen - de in zijn wijk woonachtige gebroe-ders *A in hun strijd tegen de door de gemeente *Z voorgenomen wijziging van een bestemmingsplan. Deze strijd hebben genoemde gebroeders verloren. De gemeente *Z heeft hun gronden onteigend en hen daarvoor schadeloos gesteld. Zonder dat daarover afspra-ken waren gemaakt, heeft belangheb-ben-de ter zake van de bijstand aan de gebroeders *A van hen een vergoe-ding ontvangen ten bedrage van - in totaal - ¦ 125.0-00,-- (in 1996 heeft belangheb-bende
¦ 41.125,-- ontvangen en in 1997 ¦ 83.875,--).
2. In zijn aangifte voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1997 heeft belang-hebbende deze vergoeding van ¦ 125.000,-- onder de noemer "in-komsten uit werkzaamheden die niet in dienstbetrek-king zijn verricht" tot zijn belast-bare inkomen van dat jaar gerekend. Daarnaast heeft hij een bedrag van ¦ 30.125,-- opgevoerd als kosten tot verwerving van die vergoeding. Voorts heeft belanghebbende aanspraak gemaakt op toepassing van het bijzondere tarief van 45 percent over het verschil van de vergoeding en genoemde kosten (zijnde ¦ 94.875,--).
3. Bij de vaststelling van de onderwerpelijke aanslag heeft de Inspecteur die aan-spraak op het bijzondere tarief niet gehonoreerd. Voorts heeft hij slechts een bedrag van ¦ 29.075,-- als "verwer-vings-kosten" geaccepteerd. Tegen het niet-toepassen van het bijzondere tarief heeft belang-heb-bende tevergeefs be-zwaar ge-maakt.
4. Vervolgens heeft belanghebbende beroep ingesteld bij het Hof. Ter zitting heeft hij het Hof - desge-vraagd - medegedeeld dat de onderha-vige rechtsstrijd slechts ziet op het antwoord op de vraag of de onderwerpe-lijke vergoe-ding dient te worden belast naar het bijzonde-re tarief van 45 percent danwel naar het (progressieve) tabeltarief.
5. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de vergoeding dient te worden belast naar het bijzondere tarief van 45 percent, daartoe (kennelijk) betogend dat deze vergoeding valt binnen het bereik van artikel 31, eerste lid, van de Wet op de inkom-stenbelas-ting 1964.
6. Ingevolge genoemde bepaling behoort tot de inkomsten mede hetgeen genoten wordt ter vervanging van gederfde of te derven inkomsten.
7. Deze bepaling heeft het oog op de situatie dat een belastingplichtige een inkomst die hem onder normale omstandigheden zou zijn toegevloeid heeft gederfd of zal derven en hem in de plaats van die inkomst ten titel van afkoopsom, schadeloosstel-ling of tegemoetkoming een baat wordt verstrekt welke dient om het gemis van die inkomst te vergoeden (vergelijk onder meer HR 6 januari 1971, nr. 16457, BNB 1971/33).
8. De door belanghebbende van de gebroeders *A ontvangen vergoeding ten bedrage van ¦ 125.000,-- kan niet als zodanig worden gekwalificeerd. Belanghebben-des standpunt in dezen kan mits-dien niet als juist worden aanvaard.
9. Nu partijen zijn overeengekomen de onderwerpelijke vergoeding geheel in 1997 in aanmer-king te nemen - en het Hof geen aanleiding ziet partijen daarin niet te volgen -, heeft de Inspecteur terecht het bedrag van (¦ 125.000,-- -/- ¦ 29.075,-- =) ¦ 95.925,-- naar het (progres-sieve) tabeltarief in de onderhavige aanslag begre-pen.
10. Uit het vorenoverwogene volgt dat het beroep van belanghebbende ongegrond is.
Proceskosten:
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken (oud).
Beslissing:
Het Hof bevestigt de uitspraak van de Inspecteur.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 3 november 1999 te Arnhem door
mr Van Schie, vice-president, voorzitter van de tweede meer-vou-dige belas-tingka-mer, in tegen-woor-dig-heid van mr Den Ouden als grif-fier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, De voorzitter van de voor-melde ka-mer,
(R. den Ouden) (P.M. van Schie)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 4 november 1999
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belangheb-bende ¦ 150,--. Verweerder is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak een griffierecht van ¦ 150,- verschuldigd.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.