ECLI:NL:GHARN:1999:AA1396

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
8 juli 1999
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
98/01342
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekering volksverzekeringen en tijdelijke onderbreking van arbeid in het buitenland

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 8 juli 1999, staat de vraag centraal of de belanghebbende in 1996 verzekerd was ingevolge de volksverzekeringen. De belanghebbende, geboren in 1948, heeft na een lange periode in het buitenland sinds 1993 weer in Nederland gewoond en verricht werkzaamheden in ontwikkelingslanden. De inspecteur van de Belastingdienst heeft het standpunt ingenomen dat de belanghebbende in 1996 verzekerd was voor de volksverzekeringen, omdat hij in dat jaar buiten Nederland arbeid heeft verricht. De belanghebbende heeft echter betoogd dat hij niet verzekerd was, omdat hij gedurende lange perioden geen werkzaamheden in het buitenland heeft verricht.

Het hof heeft in zijn overwegingen artikel 10 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1989 in aanmerking genomen. Dit artikel stelt dat bij tijdelijke onderbreking van werk buiten Nederland, de verzekeringsplicht blijft bestaan. Het hof concludeert dat er in dit geval geen sprake is van een tijdelijke onderbreking, omdat er lange tijdvakken zijn waarin geen arbeid in het buitenland is verricht. De belanghebbende heeft in 1996 weliswaar in twee periodes buiten Nederland gewerkt, maar tussen deze periodes lagen lange tijdvakken zonder arbeid. Het hof bevestigt het oordeel van de inspecteur en verklaart het beroep van de belanghebbende ongegrond.

De uitspraak van het hof houdt in dat de belanghebbende in 1996 verzekerd was voor de volksverzekeringen, en dat de kostenveroordeling niet aan de orde is. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr drs F.J.P.M. Haas, lid van de zevende enkelvoudige belastingkamer, in aanwezigheid van de griffier N.Th. Wagener.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
Zevende enkelvoudige belastingkamer
nr. 98/01342
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : *X
te : *Z
ambtenaar : de inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren *P
aangevallen beslissing : uitspraak d.d. 4 maart 1998 na bezwaar
soort heffing : premie volksverzekeringen
jaar : 1996
mondelinge behandeling : op 24 juni 1999 te Arnhem door mr drs F.J.P.M. Haas, raadsheer, in tegenwoordigheid van Wagener als griffier
waarbij verschenen : belanghebbende en de inspecteur
gronden:
1. Belanghebbende is geboren in 1948. Nadat hij twaalf jaar in het buitenland heeft gewoond, is hij sinds 1993 (weer) ingezetene van Nederland. Sedertdien voert hij voor verschillende instanties werkzaamheden uit in ontwikkelingslanden. In de perioden dat hij geen werkzaamheden uitvoert als hiervoor bedoeld, verblijft hij in Nederland.
2. In het onderhavige jaar 1996 heeft belanghebbende buiten Nederland arbeid verricht
a van 14 januari tot 16 februari (voor *A in *Q), en
b van 13 september tot 2 november (voor *B in *R).
Gedurende de overige perioden van 1996 ontving belanghebbende een WW-uitkering.
3. In 1995 heeft belanghebbende laatstelijk in het buitenland (*S) gewerkt in de periode van 7 november tot 14 december (voor *C). De eerste periode in 1997 waarin belanghebbende in het buitenland (*Q) werkzaamheden heeft verricht liep van 6 tot 26 januari.
4. Artikel 10 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1989 bepaalde (voor zover hier van belang en in de voor 1996 geldende tekst):
“1. Niet verzekerd ingevolge de volksverzekeringen is de ingezetene die gedurende een aaneengesloten periode van ten minste drie maanden uitsluitend buiten Nederland arbeid verricht.
2. Voor de vaststelling van de in het eerste lid bedoelde periode van drie maanden worden perioden gedurende welke de arbeid buiten Nederland tijdelijk wordt onderbroken
a. wegens ziekte, moederschap, ongeval of werkloosheid, of
b. wegens betaald verlof, staking of uitsluiting
beschouwd als perioden waarin uitsluitend buiten Nederland werkzaamheden worden verricht, tenzij tijdens deze perioden werkzaamheden in Nederland worden verricht.”.
5. Naar het oordeel van het hof kan in een situatie als deze waarin tussen de perioden
van werkzaamheid in het buitenland, telkens voor verschillende instanties, lange tijdvakken liggen waarin geen arbeid in het buitenland is verricht – tussen de beide tijdvakken waarin in het onderhavige jaar arbeid buiten Nederland is verricht ligt een tijdvak van meer dan een half jaar – niet worden gesproken van een tijdelijk onderbreken van de arbeid in de zin van het tweede lid van gemeld besluit.
6. Bij het onder 5. gegeven oordeel heeft het hof gelet op de toelichting bij het Besluit van 20 december 1991, Stb. 1991, 761, waarbij gemeld artikel 10 is gewijzigd en de leden 1 en 2 van dat artikel zijn geformuleerd als weergegeven onder 4. In die toelichting is onder meer vermeld:
“Artikel 10, tweede lid, dient alleen toepassing te vinden bij een tijdelijke onderbreking van het werk buiten Nederland. Van een tijdelijke onderbreking is geen sprake indien de arbeid buiten Nederland pas na een lange periode van inactiviteit wordt hervat.”.
7. De inspecteur neemt terecht het standpunt in dat belanghebbende in 1996 verzekerd is ingevolge de volksverzekeringen. Het beroep is ongegrond.
proceskosten
Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het hof geen termen aanwezig.
beslissing
Het gerechtshof bevestigt de uitspraak waarvan beroep.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 1999 te Arnhem door mr drs F.J.P.M. Haas, raadsheer, lid van de zevende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van Wagener als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier,Het lid van de voormelde kamer,
(N.Th. Wagener)(F.J.P.M. Haas)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 8 juli 1999