ECLI:NL:GHARN:1998:AA1261

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
29 april 1998
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
96/1975
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een naheffingsaanslag parkeerbelasting en de rechtsgeldigheid van de opgelegde sanctie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 29 april 1998 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De belanghebbende, hier aangeduid als *X, had op 2 april 1996 haar auto geparkeerd op een plek waar betaald parkeren gold vanaf 9.00 uur. De naheffingsaanslag werd om 9.05 uur opgelegd, omdat de belanghebbende geen parkeergeld had betaald. De belanghebbende heeft de naheffingsaanslag betwist, onder andere door te stellen dat zij werd opgehouden door een telefoontje en dat zij bezig was met het laden en lossen van dozen bij een nabijgelegen bedrijf.

Het hof heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij op het moment van de naheffing daadwerkelijk bezig was met laden of lossen, zoals vereist door de Verordening Parkeerbelastingen 1995. De door de belanghebbende overgelegde verklaringen gaven geen steun aan haar stelling dat er sprake was van een uitzondering op de parkeerregels.

Daarnaast werd tijdens de mondelinge behandeling erkend dat er een fout was gemaakt in de naheffingsaanslag, waarbij het belastingtarief niet correct was vermeld. Het hof oordeelde echter dat deze fout geen grond vormde voor vernietiging van de naheffingsaanslag, aangezien het hoofd van de afdeling Belastingen had aangegeven dat dit gebruikelijk was bij korte parkeertijden en in het voordeel van de belastingplichtige werkte. Uiteindelijk bevestigde het hof de uitspraak van de inspecteur en verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
Tweede enkelvoudige belastingkamer
nr. 96/1975
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : *X
te : *Z
ambtenaar : Het hoofd afdeling Belastingen van de Publieksdienst van de gemeente *P (hierna: het hoofd)
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift tegen de naheffingsaanslag
soort belasting : parkeerbelasting
tijdstip : 2 april 1996, 9.05 uur
mondelinge behandelingen : op 8 oktober 1997 en op 22 april 1998 te Arnhem door mr Van Schie, vice-president, in tegenwoordigheid van achtereenvolgens mr Van der Waerden en mr Den Ouden als griffier
waarbij verschenen : op 8 oktober 1997: belanghebbende en *A, namens het hoofd
op 22 april 1998: genoemde *A, bijgestaan door zijn collega *B
waarbij niet verschenen : belanghebbende zonder kennisgeving aan het hof hoewel overeenkomstig de wet opgeroepen bij aangetekend schrijven d.d. 24 maart 1998.
gronden:
1. Belanghebbende heeft op 2 april 1996 haar auto vóór 9.00 uur geparkeerd op de *a-straat op een plaats waarvoor is aangegeven dat voor het parkeren betaald moet worden ingaande 9.00 uur.
Belanghebbende heeft geen parkeergeld betaald.
2. Belanghebbende bestrijdt de haar om 9.05 uur opgelegde naheffingsaanslag achtereenvolgens
(a) in haar bezwaarschrift d.d. 3 april 1996, met het betoog dat zij bij haar bezoek aan *bedrijf-b ter plaatse werd opgehouden door een voor haar binnenkomend telefoontje;
(b) in haar beroepschrift d.d. 20 december 1996, met het betoog dat zij een paar dozen moest afgeven bij de vestiging van *bedrijf-b zodat niet bij haar kan worden nageheven in verband met een door de parkeerpolitie bij laden en lossen in acht genomen wachttijd van 10 minuten;
© ter zitting van 8 oktober 1997, met het betoog dat zij vijf overvolle dozen met narcisbollen moest afgeven bij *bedrijf-b, waartoe zij vijf keer heen en weer is gelopen tussen haar voor de deur van *bedrijf-b geparkeerde auto en de vestiging van *bedrijf-b.
3. Belanghebbende maakt, tegenover de gemotiveerde betwisting door het hoofd, niet aannemelijk dat op het tijdstip van de naheffing sprake was van het onmiddellijk laden of lossen van zaken als bedoeld in artikel 1, aanhef en letter a, van de Verordening Parkeerbelastingen 1995.
De door belanghebbende overgelegde verklaringen reppen niet over laden of lossen. De omstandigheid dat belanghebbende, zoals zij stelt en het hoofd betwist, met de ambtenaar van de Parkeerpolitie in discussie is getreden wijst daar evenmin op.
Reeds hierom kan belanghebbende geen aanspraak maken op het inachtnemen van een wachttijd van 10 minuten.
4. In de mondelinge behandeling van 8 oktober 1997 hebben partijen desgevraagd erkend dat op de naheffingsaanslag aan nageheven belasting (“tarief, omgerekend per uur”) “ƒ -” is vermeld in plaats van het ter plaatse geldende uurtarief van ƒ 3,–. Het achterwege laten van het vermelden van belasting is volgens het hoofd gebruikelijk bij korte na te heffen parkeertijd en is in het voordeel van de belastingplichtige.
Het hof ziet in deze omstandigheid geen grond voor het vernietigen van de naheffingsaanslag. De beslissing het na te heffen belastingbedrag op beleidsmatige gronden op nihil te stellen ontneemt het hoofd niet het recht een aanslag met kosten van naheffing vast te stellen.
5. Belanghebbendes beroep is niet gegrond.
proceskosten:
Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het hof geen termen aanwezig.
beslissing:
Het gerechtshof bevestigt de uitspraak van de inspecteur.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 29 april 1998 te Arnhem door mr Van Schie, vice-president, lid van de tweede enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Den Ouden als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier,Het lid van de voormelde kamer,
(R. den Ouden)(P.M. van Schie)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 13 mei 1998