ECLI:NL:GHARN:1998:AA1208
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.J.N.M. Snoijink
- F.J.P.M. Haas
- Rechtspraak.nl
Belastingrechtelijke navorderingsaanslag en correctie van belastbaar inkomen
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 17 december 1998, staat de navorderingsaanslag inkomstenbelasting voor het jaar 1995 centraal. De belanghebbende, aangeduid als X, had aangifte gedaan van een belastbaar inkomen van ƒ 45.727, maar de inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen P corrigeerde dit bedrag met ƒ 22.949, waardoor het belastbaar inkomen op ƒ 68.676 werd vastgesteld. De primitieve aanslag vermeldde een belastbaar bedrag van ƒ 62.602, maar werd ten onrechte op nihil vastgesteld, wat leidde tot een geschil over de navorderingsaanslag.
Tijdens de mondelinge behandeling op 3 december 1998 werd duidelijk dat de belanghebbende niet had betwist dat de primitieve aanslag ten onrechte op nihil was vastgesteld. Het hof oordeelde dat het voor de belanghebbende redelijkerwijs duidelijk moest zijn geweest dat de primitieve aanslag niet juist kon zijn, gezien het belastbare bedrag. De inspecteur had dan ook het recht om de gemaakte fout te herstellen door middel van navordering.
Daarnaast werd er een discussie gevoerd over de beloning die de belanghebbende aan zijn echtgenote had toegekend voor haar assistentie bij nevenwerkzaamheden. Het hof oordeelde dat deze beloning, zelfs zonder rekening te houden met het arbeidskostenforfait, niet meer bedroeg dan tweemaal de basisaftrek, waardoor artikel 5, zevende lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 niet van toepassing was. Het beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard, en het hof bevestigde de uitspraak van de inspecteur. De proceskosten werden niet toegewezen.