ECLI:NL:GHARN:1998:AA1098

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
20 mei 1998
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
97/22248
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.B.H. Röben
  • A.W.M. van der Waerden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de waarde in het economische verkeer van een onroerende zaak in het kader van de WOZ-beschikking

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 20 mei 1998 uitspraak gedaan in een geschil over de waarde in het economische verkeer van een onroerende zaak, gelegen aan het *a-plein 3 te *Z. De belanghebbende, eigenaar en feitelijk gebruiker van de villa, had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking van 27 maart 1997, waarin de waarde was vastgesteld op ƒ 595.000,–. Na het indienen van het bezwaarschrift was deze waarde verlaagd tot ƒ 536.000,–. De gemeente, vertegenwoordigd door burgemeester en wethouders, baseerde zich op een taxatierapport van taxatiebureau A, gedateerd 2 februari 1998.

De belanghebbende betwistte de vastgestelde waarde en stelde dat de waarde van zijn onroerende zaak ƒ 400.000,– zou moeten zijn, gebaseerd op eerdere aankoopprijzen en vastgestelde waarden. Het hof oordeelde dat de door de belanghebbende voorgestane waarde niet kon worden gevolgd, omdat deze niet was onderbouwd met een deskundigenrapport. Het hof bevestigde de waarde van ƒ 536.000,– zoals vastgesteld door de gemeente, en oordeelde dat de taxateur zich terecht had georiënteerd op vergelijkbare onroerende zaken in de gemeente, ondanks dat deze niet volledig vergelijkbaar waren.

Het hof concludeerde dat het beroep van de belanghebbende niet gegrond was en dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. Röben, raadsheer, in aanwezigheid van mr. Van der Waerden als griffier.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
vijfde enkelvoudige belastingkamer
nr. 97/22248
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende: *X
woonplaats: *Z
ambtenaar: Burgemeester en wethouders van de gemeente *P (hierna: b en w)
aangevallen beslissing: uitspraak op bezwaar
betreft: WOZ-beschikking d.d. 27 maart 1997
mondelinge behandeling: op 6 mei 1998 door mr. Röben, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr van der Waerden, als griffier
waarbij verschenen: belanghebbende en * gemachtigde van b en w
gronden:
1. Belanghebbende is eigenaar en feitelijk gebruiker van de onroerende zaak
*a–plein 3 te *Z.
Het betreft een vrijstaande villa, bouwjaar 1897, inhoud circa 1295 m³, perceelsoppervlak 1120 m². Er is een garage met een gebouwde oppervlakte van 25 m².
Het pand heeft ter plaatse een vrij uniek karakter en is gelegen nabij het centrum.
2. Bij de beschikking is de waarde in het economische verkeer vastgesteld op ƒ 595.000,–. Bij de uitspraak op het door belanghebbende ingediende bezwaarschrift is de waarde verlaagd tot ƒ 536.000,–.
3. B en w baseren zich voor deze waarde op een taxatierapport van *taxatiebureau A van 2 februari 1998, van welk rapport zich een exemplaar bij de stukken bevindt.
4. Belanghebbende heeft geen rapport van een deskundige overgelegd. Hij baseert zijn mening, dat de waarde van zijn onroerende zaak ƒ 400.000,– beloopt op vergelijking met de aankoopprijs van ƒ 230.000,– in 1987 en de voor de onroerende-zaakbelasting vastgestelde waarde per 1 januari 1990 van ƒ 220.000,–. Voorts is belanghebbende van mening dat de door de taxateur aangevoerde vergelijkingspanden niet als zodanig kunnen dienen.
Door de gemachtigde van b en w is ter zitting opgemerkt dat de waarde per 1 januari 1990 te laag was vastgesteld.
5. Voor de benadering van de waarde in het economische verkeer van een onroerende zaak moet worden uitgegaan van de waarde van op of omstreeks de peildatum verkochte vergelijkbare zaken. Het door belanghebbende kennelijk voorgestane systeem waarbij hij onder meer uitgaat van de waarde op een eerdere peildatum kan niet worden gevolgd.
6. Nu vergelijking met waarden van soortgelijke panden in *Z en omgeving haast niet mogelijk is, heeft de taxateur zich terecht mede georiënteerd op waarden van onroerende zaken in de gemeente die ook een grote inhoud en perceelsoppervlakte hebben, maar overigens niet goed vergelijkbaar zijn.
7. Daarnaast heeft de taxateur de waarde van het pand op ƒ 536.000,– berekend, rekening houdend met een waarde van ƒ 150,– per m², van ƒ 275,– per m³ (bij een bouwprijs per m³ van ƒ 600,– à ƒ 700,–) en van ƒ 12.000,– voor de garage.
Deze berekening van de waarde komt het hof aannemelijk voor.
8. Belanghebbende maakt met hetgeen hij aanvoert onvoldoende waar, dat van andere uitgangspunten en mitsdien van een andere waarde moet worden uitgegaan.
9. Het beroep van belanghebbende is niet gegrond.
Proceskosten:
Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
beslissing:
Het gerechtshof bevestigt de uitspraak waarvan beroep.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 1998 te Arnhem door mr Röben, raadsheer, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Van der Waerden als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier,Het lid van de voormelde kamer,
(A.W.M. van der Waerden)(J.B.H. Röben)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 27 mei 1998