ECLI:NL:GHARN:1998:AA1096

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
20 mei 1998
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
97/21472
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.B.H. Röben
  • A.W.M. van der Waerden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag afvalstoffenheffing en definitie van perceel in gemeentelijke verordening

In deze zaak gaat het om een beroep van een weduwe, belanghebbende, die woont op de boerderij van haar zoon. De zoon is gehuwd en heeft thuiswonende kinderen. Belanghebbende beschikt over een zit-slaapkamer met een klein keukenblok, maar is voor toilet- en douchevoorzieningen afhankelijk van gedeelde ruimtes in het pand. De gemeente heeft geen vergunning verleend voor de verbouwing van de boerderij tot twee wooneenheden, maar rekent voor de afvalstoffenheffing wel met twee wooneenheden. Belanghebbende betwist dat haar zit-slaapkamer als een perceel kan worden aangemerkt volgens de gemeentelijke verordening. Het hof oordeelt dat er vanwege het ontbreken van essentiële voorzieningen geen sprake is van een onroerende zaak die is ingericht voor gebruik door een particuliere huishouding. Het beroep van belanghebbende wordt gegrond verklaard, de aanslag wordt vernietigd en de gemeente wordt veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierecht.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
vijfde enkelvoudige belastingkamer
nr. 97/21472
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende: *X
woonplaats: *Z
ambtenaar: Burgemeester en wethouders van de gemeente *P (hierna: b en w)
aangevallen beslissing: uitspraak op bezwaar
soort belasting: afvalstoffenheffing
jaar : 1997
mondelinge behandeling: op 6 mei 1998 te Arnhem door mr Röben, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr Van der Waerden, als griffier
waarbij verschenen: belanghebbende en haar zoon *
waarbij niet verschenen: b en w, hoewel bij aangetekende brief van 3 april 1998 opgeroepen op het in het vertoogschrift opgegeven adres Postbus *1 te P
gronden:
1. Belanghebbende is weduwe. Zij woont op de boerderij van haar zoon. De zoon is gehuwd en heeft thuiswonende kinderen.
2. Voor haar huisvesting beschikt belanghebbende over een zit–slaapkamer. Deze kamer is voorzien van een klein keukenblok met een koelkast en kookgelegenheid.
3. Belanghebbende is voor gebruik van toilet, douche en wasgelegenheid aangewezen op elders in het pand aanwezige voorzieningen en ruimten die ook door het gezin van de zoon worden gebruikt.
4. Het pand kent één ingang
5. Belanghebbende bestrijdt dat haar zit- slaapkamer is aan te merken als een perceel als bedoeld in Verordening reinigingsheffingen gemeente *P 1997.
De zoon van belanghebbende heeft ook een aanslag afvalstoffenheffing ontvangen.
6. Ter zitting heeft belanghebbende opgemerkt, dat de gemeente geen vergunning wil verlenen voor verbouwing van een bestaande boerderij tot twee wooneenheden, maar anderzijds voor de afvalstoffenheffing wél uitgaat van twee wooneenheden.
7. In de verordening wordt in artikel 2 verstaan onder 'perceel':
een gebouwde onroerende zaak – of een gedeelte ervan – welke blijkens indeling en inrichting bestemd is om als afzonderlijk geheel door een particuliere huishouding te worden gebruikt en ook als zodanig wordt gebruikt.
8. In het onderhavige geval is vanwege het ontbreken van een aantal essentiële voorzieningen geen sprake van een (deel van een) onroerende zaak die is ingericht
of bestemd voor gebruik door een particuliere huishouding.
9. Het beroep van belanghebbende is gegrond.
proceskosten:
Het hof berekent belanghebbendes proceskosten in overeenstemming met artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken en het Besluit proceskosten fiscale procedures op reiskosten *Z - Arnhem v.v. en verblijfskosten, te zamen ƒ 60,–.
beslissing:
Het gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep alsmede de daarbij gehandhaafde aanslag;
- veroordeelt b en w voor een bedrag van ƒ 60,– in de proceskosten van belanghebbende, te vergoeden door de gemeente *P;
- gelast b en w aan belanghebbende het voor het instellen van het beroep betaalde griffierecht van ƒ 80,– te vergoeden.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 1998 te Arnhem door mr Röben, raadsheer, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Van der Waerden als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier,Het lid van de voormelde kamer,
(A.W.M. van der Waerden)(J.B.H. Röben)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 27 mei 1998