G E R E C H T S H O F
A R N H E M
Het gerechtshof te Arnhem, vijfde enkelvoudige belastingkamer;
Gezien het beroepschrift van de NV *X, gevestigd te *Z, ingekomen op 19 februari 1993 en gericht tegen de uitspraak d.d. 24 december 1992 van de inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen *P op het bezwaar van belanghebbende tegen de haar voor het tijdvak 1 januari 1987 tot en met 31 december 1991 opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting, aanslagnummer *;
Gezien de overige stukken, waaronder de door de gemachtigde van belanghebbende overgelegde pleitnotities van zijn bij de mondelinge behandeling gehouden pleidooi welke als in deze uitspraak ingelast moeten worden beschouwd, alsmede een briefwisseling met partijen naar aanleiding van door het hof bij de inspecteur ingewonnen schriftelijke inlichtingen ten aanzien waarvan het bepaalde in de artikelen 14 en 16 van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken toepassing heeft gevonden;
Gehoord ter zitting van 12 oktober 1993 te Zwolle
*A, als gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door *B, hoofd financiën van belanghebbende, alsmede de inspecteur voornoemd;
Overwegende, dat bij de uitspraak waarvan beroep de voormelde naheffingsaanslag ten bedrage van f 78.426,-- aan enkelvoudige belasting is gehandhaafd;
Overwegende, dat belanghebbende in beroep vermindering van de naheffingsaanslag verzoekt met f 45.083,--, terwijl de inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak;
Overwegende, dat op grond van de stukken en het ter zitting verhandelde het volgende als voor dit geding vaststaand kan worden aangemerkt:
1.1. Belanghebbende exploiteert een waterleiding-maatschappij.
In 1988 heeft zij haar werknemers in de gelegenheid gesteld deel te nemen aan een zogenaamd PC-privé-project.
1.2. Aan elk van de * deelnemers heeft belanghebbende een standaard-configuratie inclusief software ter waarde van f 4.955,-- exclusief omzetbelasting ter beschikking gesteld. De werknemer betaalde gedurende 36 maanden door middel van inhouding op het loon een eigen bedrage van
f 20,65 inclusief omzetbelasting, totaal f 743,--.
1.3. Ter zake van de terbeschikkingstelling sloot belanghebbende met elke deelnemer een gebruiksovereen-komst. Een model van deze overeenkomst bevindt zich bij de stukken.
Artikel 1.3. van de gebruiksovereenkomst regelt de verplichting van de deelnemende werknemers om in hun vrije tijd een door de werkgever bekostigde computer-cursus te volgen.
De gebruiksovereenkomst voorziet voorts in eigendomsoverdracht van de configuratie aan de deelnemer na
36 maanden tegen de alsdan te bepalen waarde in het economische verkeer. Vrijwel alle werknemers hebben van deze aankoopmogelijkheid gebruik gemaakt.
1.4. Alle deelnemers aan het project maakten tijdens hun werkzaamheden voor belanghebbende gebruik van computers.
Tussen partijen is niet in geschil dat met het PC-privé-project een zakelijk belang van belanghebbende - te weten het vertrouwd raken van de werknemers met het gebruiken van een computer - is gediend.
Voor de deelnemers bestond geen verplichting om thuis met de computer werkzaamheden voor belanghebbende te verrichten.
1.5. In voormelde briefwisseling heeft belanghebbende becijferd, dat bij gebreke van een pc-privé-project de kosten van een computeropleiding per werknemer f 4.767,-- zouden hebben bedragen. Haar bijdrage in de aan de deelnemer verstrekte computer, na aftrek van de eigen bijdrage en de overnamesom, berekent zij op f 4.083,--.
1.6. De met betrekking tot de heffing van loonbelasting bevoegde inspecteur heeft bij brief van 25 juli 1988 aan belanghebbende laten weten aan de door haar met de werknemers getroffen regeling geen gevolgen ten aanzien van de loonbelasting en de premieheffing volksverzekeringen te verbinden.
1.7. Belanghebbende heeft de totale op de aanschaf van de computers drukkende voorbelasting, ten bedrage van
f 54.925,--, in aftrek gebracht. De omzetbelasting ter zake van de eigen bijdragen van de deelnemers heeft zij op aangifte voldaan.
Het verschil, f 45.083,--, heeft de inspecteur bij de onderhavige naheffingsaanslag nageheven.
Het resterende deel van de naheffingsaanslag is niet in geschil;
Overwegende, dat het tussen partijen bestaande geschil de vraag betreft of de inspecteur zich terecht op het standpunt stelt, dat ingevolge artikel 1, lid 1, aanhef en onder c, van het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968 (hierna: het Besluit) genoemd verschil van f 45.083,-- geheel van aftrek is uitgesloten;
Overwegende, dat de door partijen voor hun standpunten aangevoerde gronden in de stukken zijn vermeld en dat daaraan ter zitting - afgezien van hetgeen onder de vaststaande feiten is opgenomen - enkel nog door de inspecteur het volgende, zakelijk weergegeven, is toegevoegd:
2.1. Met een compromisvoorstel om, gelet op het zakelijke belang van belanghebbende bij het project, vijftig procent van de op de aanschaf van de computers drukkende belasting in aftrek toe te laten kan zij niet instemmen. Zij handhaaft haar opvatting dat de voorbelasting geheel of voor een veel groter deel niet aftrekbaar is en wil haar standpunt graag nader onderbouwen.
2.2. In 1988 was de inspecteur loonbelasting een andere inspecteur dan de inspecteur omzetbelasting. Van een Belastingeenheid als thans was toen geen sprake.
Zij merkt overigens op, dat voor de loonbelasting nu niet meer op dezelfde wijze zou worden geoordeeld als in 1988;
Overwegende omtrent het geschil:
3.1. Belanghebbende heeft onmiskenbaar - partijen zijn het daarover ook eens - een zakelijk belang bij het gebruik van computers voor privé-doeleinden door werknemers thuis, alsmede bij het volgen van computercursussen door het personeel.
3.2. Dit neemt evenwel niet weg, dat de computers in de zin van artikel 1, lid 1, aanhef en onder c, van het Besluit worden gebezigd voor persoonlijke doeleinden van de deelnemende werknemers. Voor deze werknemers bestaat immers geen verplichting om thuis met behulp van de computer voor belanghebbende werkzaamheden te verrichten.
3.3. De omstandigheid, dat de voor rekening van belanghebbende blijvende kosten van het PC-privé-project dienstbaar zijn aan haar bedrijf staat er niet aan in de weg, dat de prestaties waarvoor die uitgaven zijn gedaan betrekking hebben op de persoonlijke doeleinden van de werknemers.
3.4. Met betrekking tot de in de gebruiksovereenkomst geregelde verplichting van de deelnemende werknemers tot het volgen van computercursussen mist artikel 2 van het Besluit toepassing.
3.5. Het beroep van belanghebbende is niet gegrond.
Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
Bevestigt de uitspraak waarvan beroep.
Aldus gedaan op 28 april 1995 te Arnhem door mr. Röben, raadsheer, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Van der Waerden als griffier.
(A.W.M. van der Waerden) (J.B.H. Röben)
De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 28 april 1995.
[Zie ook arrest HR nummer 31301 (red.)]