G E R E C H T S H O F
A R N H E M
Het gerechtshof te Arnhem, eerste enkelvoudige belastingkamer;
Gezien het beroepschrift van *X, wonende te *Z, ingekomen op 31 maart 1994 en gericht tegen de uitspraak d.d. 21 februari 1994 van de inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren *P op het bezwaar van belanghebbende tegen de hem voor het jaar 1992 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen;
Gezien de overige stukken;
Gehoord ter zitting van 14 februari 1995 te Arnhem belanghebbende en diens gemachtigde *A, alsmede de inspecteur voornoemd;
Overwegende, dat bij de uitspraak waarvan beroep de voormelde aanslag, berekend naar een belastbaar inkomen van f 45.794,-- met inachtneming van een belastingvrije som van f 5.225,--, is gehandhaafd;
Overwegende, dat belanghebbende na zijn standpunt te hebben gewijzigd in beroep vermindering van de aanslag verzoekt tot een, berekend naar een belastbaar inkomen van f 45.410,--, terwijl de inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak;
Overwegende, dat op grond van de stukken en het ter zitting verhandelde het volgende als voor dit geding vaststaand kan worden aangemerkt:
(1.1) Belanghebbende is in dienstbetrekking werkzaam als artsenbezoeker. Hij maakt gebruik van een kantoorruimte in zijn woning en heeft niet tevens een kantoorruimte buiten die woning tot zijn beschikking.
(1.2) Belanghebbende heeft in zijn aangifte f 1.689,-- aan kosten van de kantoorruimte in aftrek gebracht.
(1.3) De inspecteur heeft het arbeidskostenforfait toegepast en belanghebbendes aangifte op het punt van de aftrekbare beroepskosten met f 471,-- gecorrigeerd.
(1.4) Partijen berekenen ter zitting voor het geval dat aftrek van kosten van de kantoorruimte mogelijk is, het aftrekbare bedrag van die kosten op f 1.321,-- (15% van de huur) + f 281,-- (15% van de energiekosten) = f 1.602,--. Ingeval aftrek mogelijk is, moet het belastbare inkomen worden berekend op f 45.794,-- - f 471,-- + f 1.689,-- - f 1.602,-- = f 45.410,--;
Overwegende, dat het tussen partijen bestaande geschil de vraag betreft of belanghebbende recht heeft op aftrek van kosten van de kantoorruimte in zijn woning omdat hij op de wijze bedoeld in artikel 36, eerste lid, onderdeel b, 2e, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 zijn inkomsten uit arbeid grotendeels in of vanuit de kantoorruimte in zijn woning verwerft, hetgeen belanghebbende verdedigt, maar de inspecteur betwist;
Overwegende, dat de door partijen voor hun standpunten aangevoerde gronden in de stukken zijn vermeld en dat daaraan ter zitting - afgezien van hetgeen onder de vaststaande feiten is opgenomen - nog het volgende, zakelijk weergegeven, is toegevoegd:
Namens en door belanghebbende:
(2.1) De wijze waarop de belastingdienst zijn standpunt jegens belanghebbende heeft verdedigd, heeft irritatie gewekt. Een verwijzing naar gevallen waarin de belastingplichtige over een werkplek elders beschikte, was onjuist.
(2.2) Een artsenbezoeker brengt hele dagen thuis door met het bijhouden van vakliteratuur en onderzoek. Het bezoek aan de arts is een korte explosie na een langdurige en zorgvuldige voorbereiding.
(2.3) In een vergelijkbare, bij het hof te 's-Hertogenbosch aangespannen zaak heeft de inspecteur zijn standpunt prijsgegeven.
(3.1) De gevoerde correspondentie was inderdaad niet perfect.
(3.2) De door belanghebbende bedoelde bij het hof 's-Hertogenbosch spelende zaak is hem niet bekend.
(3.3) In vergelijkbare zaken zijn door hoven uiteenlopende beslissingen gegeven.
(3.4) In dit geval beschikt belanghebbende duidelijk niet over een werkplek elders. Belanghebbende heeft niet waargemaakt dat hij meer dan 50% van zijn arbeidstijd in de kantoorruimte in zijn woning doorbrengt.
(3.5) Hij verzoekt een schriftelijke uitspraak;
Overwegende omtrent het geschil:
(4.1) Belanghebbende beschikt niet over een kantoorruimte buiten zijn woning. Het is aannemelijk dat hij voor het verrichten van zijn arbeid een gedeelte van zijn woning als kantoorruimte moet gebruiken. Belanghebbende geniet geen arbeidsinkomsten waarvoor hij niet mede arbeid in de kantoorruimte van zijn woning verricht.
(4.2) Onder deze omstandigheden is aan de in de geschilomschrijving weergegeven eis dat belanghebbende zijn inkomsten uit arbeid grotendeels in of vanuit de kantoorruimte in zijn woning verwerft, voldaan.
(4.3) Aan het vorenstaande doen de stellingen van de inspecteur dat het zwaartepunt van de werkzaamheid van belanghebbende niet in zijn kantoorruimte thuis ligt en dat hij niet meer dan 50% van zijn arbeidstijd in die kantoorruimte doorbrengt, niet af. Blijkens de wetsgeschiedenis geldt de aftrekmogelijkheid immers ook in het geval van een predikant die in een overeenkomstige situatie verkeert.
(4.4) Het door belanghebbende verdedigde standpunt is juist.
(4.5) Ten overvloede: de inspecteur is aan een standpunt dat een ambtgenoot in een vergelijkbare zaak heeft ingenomen, niet gebonden.
(4.6) Het hof berekent belanghebbendes proceskosten op 2 × f 710,-- × 0,25 = f 355,--;
Vernietigt de uitspraak waarvan beroep;
Vermindert de aanslag tot een, berekend naar een belastbaar inkomen van f 45.410,-- met inachtneming van een belastingvrije som van f 5.225,--;
Veroordeelt de Staat der Nederlanden aan belanghebbende f 355,-- aan proceskosten te vergoeden;
Gelast de inspecteur aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht van f 75,-- te vergoeden.
Aldus gedaan op 28 april 1995 te Arnhem door mr. Smit, vice-president, lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van
mr. Egberts als griffier.
(J.L.M. Egberts) (D.C. Smit)
De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 28 april 1995.
[Zie ook arrest HR nummer 31286 (red.)]