G E R E C H T S H O F
A R N H E M
Het gerechtshof te Arnhem, eerste enkelvoudige belastingkamer;
Gezien het beroepschrift van *X, wonende te *Z, ingekomen op 25 januari 1994 en gericht tegen de hem voor het jaar 1990 door de inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen *P opgelegde aanslag tot navordering van inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, welke navorderingsaanslag bij een aanslagbiljet met dagtekening 26 november 1993 en nummer * te zijner kennis is gebracht;
Gezien de overige stukken, waaronder het proces-verbaal van de door het hof ter na te noemen zitting gedane mondelinge uitspraak en een schriftelijk verzoek van belanghebbendes gemachtigde de mondelinge uitspraak door een schriftelijke te vervangen;
Gehoord ter zitting van 12 juli 1994 te Arnhem belanghebbende en diens gemachtigde *A, alsmede de inspecteur voornoemd;
Overwegende, dat belanghebbendes primitieve aanslag is berekend naar een belastbaar inkomen van f 54.441,-- met inachtneming van een belastingvrije som van f 4.568,--, terwijl de bestreden navorderingsaanslag is berekend naar een belastbaar inkomen van f 57.495,-- met inachtneming van dezelfde belastingvrije som, zonder toepassing van een verhoging;
Overwegende, dat belanghebbende in beroep vernietiging van de navorderingsaanslag verzoekt, terwijl de inspecteur concludeert tot handhaving daarvan;
Overwegende, dat op grond van de stukken en het ter zitting verhandelde het volgende als voor dit geding vaststaand kan worden aangemerkt:
(1.1) Belanghebbende is voor 60% gerechtigd tot de winst van de firma *B die zich bezighoudt met *, met name in Duitsland, Frankrijk en Itali-ë. De firma zendt aan opdrachtgevers offertes en facturen waarop slechts één te betalen bedrag vermeld staat. In genoemd bedrag is een geschat bedrag aan verblijfkosten verwerkt.
(1.2) Belanghebbende voert aan dat opdrachtgevers zich ervan bewust zijn dat hun reis- en verblijfkosten in rekening worden gebracht. Hij verdedigt dat een aftrekbeperking op de voet van artikel 8a, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 achterwege kan blijven, omdat kosten van voedsel, drank en genotmiddelen op de wijze bedoeld in de wetsgeschiedenis van gemelde wettelijke bepaling aan opdrachtgevers worden doorbelast. Hij acht daartoe voldoende dat de bedoelde kosten tot geschatte bedragen in de interne calculatie van de geoffreerde en gefactureerde bedragen zijn verwerkt;
Overwegende, dat het tussen partijen bestaande geschil de vraag betreft of belanghebbende terecht verdedigt dat de onder (1.2) bedoelde aftrekbeperking achterwege kan blijven;
Overwegende, dat de door partijen voor hun standpunten aangevoerde gronden in de stukken zijn vermeld en dat daaraan ter zitting - afgezien van hetgeen onder de vaststaande feiten is opgenomen - nog het volgende, zakelijk weergegeven, is toegevoegd:
(2.1) De door de inspecteur voorgestane aftrekbeperking werkt door naar het buitenland. Buitenlandse opdrachtgevers worden dus geconfronteerd met de gevolgen van Nederlandse fiscale aftrekbeperkingen.
(2.2) De wijze van factureren is niet meer dan een aanwijzing voor de beantwoording van de vraag of de kosten zijn doorberekend.
(2.3) Het compromisvoorstel is in het voordeel van de fiscus maar voorkomt lastige berekeningen.
(2.4) De standaardkostenberekening is een zeer nauwkeurige schatting op basis van ervaring.
(2.5) Uit oogpunt van concurrentie staan de kosten niet vermeld op de factuur. Daarbij komt dat kostenspecificatie kan leiden tot irritatie bij de klanten, omdat de goedkope hotels al vol zijn.
(3.1) In de optelling op bladzijde 1 van het vertoogschrift moet voor "f 2.589,--" worden gelezen: f 2.859,--. In de volzin die op de optelling volgt, moet voor "dotatie aan" worden gelezen: afneming van. De daarop volgende volzin moet vervallen.
(3.2) Het is wel duidelijk dat kosten worden gemaakt, maar belanghebbende maakt niet aannemelijk dat kosten worden doorberekend omdat specificaties ontbreken.
(3.2) Hij is niet tot een compromis bereid, omdat in soortgelijke zaken duidelijkheid gewenst is;
Overwegende omtrent het geschil:
(4.1) Belanghebbende maakt tegenover de betwisting door de inspecteur niet waar dat voor de opdrachtgevers van de firma kenbaar is in hoeverre deze hun kosten van voedsel, drank en genotmiddelen in rekening brengt. In verband hiermede kan de aftrekbeperking te dezen niet op grond van het doorbelasten van de kosten achterwege blijven.
(4) Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken;
Handhaaft de navorderingsaanslag waarvan beroep.
Aldus gedaan op 5 oktober 1994 te Arnhem door mr. Smit, vice-president, lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van
mr. Egberts als griffier.
(J.L.M. Egberts) (D.C. Smit)
De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op
5 oktober 1994
[Zie ook arrest HR nummer 30741 (red.)]