ECLI:NL:GHARL:2025:973

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
24/601
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake informatieverplichting heffingsambtenaar Wet WOZ

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 februari 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft de waardering van een onroerende zaak voor de onroerendezaakbelasting, vastgesteld door de heffingsambtenaar op € 1.136.000 voor het jaar 2022. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze waardebepaling, maar de heffingsambtenaar heeft de beschikking en de aanslag gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende hoger beroep heeft ingesteld.

De kern van het geschil in hoger beroep is of de heffingsambtenaar zijn informatieverplichting, zoals vastgelegd in artikel 40, lid 2 van de Wet WOZ, heeft geschonden. Belanghebbende stelt dat de heffingsambtenaar niet alle gevraagde gegevens heeft verstrekt die nodig zijn om de vastgestelde waarde te controleren. De heffingsambtenaar ontkent dit en stelt dat de gevraagde indexeringspercentages niet onder de informatieverplichting vallen. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van belanghebbende verklaard dat de WOZ-waarde zelf niet meer in geschil is.

Het Hof oordeelt dat de heffingsambtenaar niet in gebreke is gebleven, omdat de gevraagde gegevens niet onder de reikwijdte van de informatieverplichting vallen. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er wordt geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummer BK-ARN 24/601
uitspraakdatum: 18 februari 2025
Uitspraak van de tiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank) van 2 februari 2024, nummer ZWO 23/166, in het geding tussen belanghebbende en
de
heffingsambtenaarvan de
regionale belastingsamenwerking Deventer, Olst-Wijhe en Raalte(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] 57 te [woonplaats] (hierna: de woning) voor het jaar 2022 vastgesteld op € 1.136.000. Tegelijk met deze beschikking heeft de heffingsambtenaar voor dat jaar aan belanghebbende een aanslag onroerendezaakbelasting opgelegd.
1.2.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 februari 2025. Daarbij zijn verschenen en gehoord [naam1] namens belanghebbende, alsmede namens de heffingsambtenaar [naam2] en [naam3] , taxateur.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende is eigenaar van de woning, een vrijstaande woning met bouwjaar 1936.
2.2.
In het bezwaarschrift van 5 maart 2022 heeft de gemachtigde van belanghebbende het volgende verzoek gedaan:
“Tevens verzoek ik u conform artikel 40 Wet WOZ om alle op de zaak betrekking hebbende stukken aan mij te verstrekken zodat ik de door u gemaakte keuzes te allen tijde kan controleren. Ik doel hierbij op alle stukken/gegevens die u bij de initiële waardebepaling en bij de behandeling van dit bezwaar heeft betrokken. Hieronder kunnen bijvoorbeeld vallen de grondstaffels, liggingsfactoren, onderbouwing van de indexering naar waardepeildatum, de KOUDV-factoren van het onderhavige object en de referentiepanden, huurcijfers voor de gehanteerde huurwaarde, onderbouwing van de kapitalisatiefactor, de correctie in verband met Covid-19 etc. Dit verzoek ziet op de gehele bezwaarfase; ook als u na de hoorzitting nog nieuwe stukken in de procedure betrekt wil ik deze van u ontvangen.”
Nadien, bij brief van 17 mei 2022, heeft de gemachtigde van belanghebbende dit verzoek herhaald.
2.3.
De heffingsambtenaar bepaalt de waarde van de woningen op modelmatige wijze. In het Verantwoordingsdocument waardebepaling woningen 2022 (hierna: het Verantwoordingsdocument) van de heffingsambtenaar is wat deze waardebepaling betreft het volgende opgenomen:
“4.4 Hoe ziet het proces van het bepalen van de WOZ-waarde van een woning eruit?
Het proces van de WOZ-waarde bepaling bestaat uit drie stappen: een marktanalyse, het opbouwen van het taxatiemodel, de modelwaarden controleren.
4.4.1
Stap 1: de marktanalyse van woningen
Maandelijks verzamelen we de verkoopprijzen van alle woningen in, die we van het Kadaster ontvangen. Deze verkopen onderzoeken we uitgebreid. We bepalen of we een verkoopprijs kunnen gebruiken voor het bepalen van de WOZ-waarde van andere soortgelijke woningen. De verkoopprijs wordt geïndexeerd naar de waardepeildatum. We onderzoeken of de kenmerken van de verkochte woningen in onze registratie kloppen. Het onderzoek naar die kenmerken doen we op verschillende manieren. We bekijken verkoopadvertenties, we controleren bouwdossiers van de gemeente en we vragen informatie aan de koper van een woning. Omdat we het onderzoek doorlopend doen voor alle verkopen noemen we dit proces de permanente marktanalyse.
4.4.2
Stap 2: het taxatiemodel inrichten
Nadat de marktanalyse klaar is, gebruiken we de goedgekeurde verkoopprijzen om een taxatiemodel in te richten. Een taxatiemodel is een computermodel waarmee we in één keer voor alle woningen de WOZ-waarde kunnen bepalen. De woningen worden op basis van de vergelijkingsmethode getaxeerd. Dat wil zeggen dat woningen in groepen van vergelijkbare woningen worden ingedeeld. Per groep wordt gezocht naar geschikte vergelijkingen. Vervolgens worden de woningen in de groepen op basis van die vergelijkingen (gelijke soort panden) getaxeerd. De waarde die het taxatiemodel berekent noemen we de modelwaarde.
4.4.3
Stap 3: de modelwaarde controleren
Als laatste controleert een taxateur de modelwaarden die het taxatiemodel heeft bepaald. Als deze controle klaar is, dan hebben alle woningen een WOZ-waarde voor het nieuwe belastingjaar.
Constateert de taxateur dat de modelwaarde afwijkt, dan wordt het taxatiemodel aangepast en beginnen we weer met stap 2.”

3.Geschil

3.1.
In hoger beroep is in geschil of de heffingsambtenaar in de bezwaarfase de in artikel 40, lid 2, van de Wet WOZ vervatte informatieverplichting heeft geschonden.
3.2.
Belanghebbende beantwoordt die vraag bevestigend en de heffingsambtenaar ontkennend.
3.2.
Ter zitting heeft de gemachtigde desgevraagd – uitdrukkelijk en ondubbelzinnig – verklaard dat de WOZ-waarde in hoger beroep niet (meer) in geschil is.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
De op grond van artikel 40, lid 2, Wet WOZ op de heffingsambtenaar rustende informatieverplichting houdt in dat hij aan degene te wiens aanzien een beschikking als bedoeld in de Wet WOZ is genomen, en die in de bezwaarfase een voldoende specifiek verzoek doet tot het verstrekken van bepaalde gegevens die niet in het taxatieverslag zijn opgenomen, maar die wel ten grondslag liggen aan de vastgestelde waarde van de onroerende zaak, een afschrift van die gegevens moet verstrekken. Deze gegevens kunnen ook betrekking hebben op voor de waardevaststelling gebruikte vergelijkingsobjecten. Deze gegevens zijn van belang om de juistheid van de waardebeschikking te kunnen controleren om daarmee een eventuele bezwaarprocedure op zinvolle wijze te kunnen benutten en vervolgens te kunnen beoordelen of het zinvol is beroep in te stellen. [1]
4.2.
Als enige grond voor de door de gemachtigde gestelde schending van artikel 40, lid 2, Wet WOZ is door hem, naar hij ter zitting desgevraagd uitdrukkelijk en ondubbelzinnig heeft verklaard, in hoger beroep aangevoerd dat de heffingsambtenaar verzuimd heeft de indexeringspercentages van de vergelijkingsobjecten te verstrekken hoewel hij daarom in de bezwaarfase specifiek heeft verzocht. Onder verwijzing naar de uitspraak van het Hof van 23 april 2024 [2] stelt de heffingsambtenaar zich op het standpunt dat die indexeringspercentages niet verstrekt hoeven worden omdat die gegevens niet onder de reikwijde van artikel 40, lid 2, Wet WOZ vallen.
4.3.
Naar het Hof begrijpt uit de door de heffingsambtenaar ingediende stukken, waaronder het Verantwoordingsdocument, en de verklaringen ter zitting, berekent de door de heffingsambtenaar gehanteerde taxatiesoftware elk jaar indexeringspercentages op basis van transacties van woningen in het voorafgaande jaar. Ter zitting heeft de heffingsambtenaar gesteld dat die berekeningswijze min of meer gelijk is aan de berekeningswijze van de taxatiesoftware van de heffingsambtenaar in de zaak waarin het Hof op 23 april 2024 uitspraak heeft gedaan. De gemachtigde heeft dit niet, althans onvoldoende weersproken zodat het Hof ervan uitgaat dat ook hier de indexeringspercentages rekenkundige uitkomsten zijn van de taxatiesoftware waaraan geen keuzes, aannames of gegevens ten grondslag liggen anders dan de in het kader van de permanente marktanalyse geselecteerde en geanalyseerde verkooptransacties van referentiewoningen. Nog daargelaten het antwoord op de vraag of het onderhavige door de gemachtigde gedane verzoek specifiek genoeg is geweest, is naar het oordeel van het Hof reeds hierom het gelijk aan de zijde van de heffingsambtenaar.
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. den Ouden, lid van de tiende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. K. de Jong-Braaksma als griffier.
De beslissing is op 18 februari 2025 in het openbaar uitgesproken.
Griffier Voorzitter
(K. de Jong-Braaksma) (R. den Ouden)
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert wordt een afschrift aangetekend per post verzonden.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Hoge Raad 24 januari 2025, ECLI:NL:HR:2025:106, r.o. 4.3.1.
2.Hof Arnhem-Leeuwarden 23 april 2024, ECLI:NL:GHRL:2024:2837, r.o. 4.14.