ECLI:NL:GHARL:2025:939

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
21-005563-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de economische politierechter inzake het vellen van bomen in Natura 2000-gebied

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte, eigenaresse van een perceel bos dat is aangemerkt als Natura 2000-gebied, en haar partner zijn veroordeeld voor het vellen van 26 inlandse eiken zonder de vereiste vergunning. De bomen zijn in de periode van 1 augustus 2017 tot en met 31 oktober 2017 gekapt, wat in strijd is met de Wet natuurbescherming. De economische politierechter had eerder een taakstraf van 120 uren opgelegd, waarvan 40 uren voorwaardelijk. Het hof heeft het vonnis vernietigd en een taakstraf van 80 uren opgelegd, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelingen heeft verricht die een significant verstorend effect konden hebben op de natuur in het Natura 2000-gebied. De verdachte was zich bewust van de beschermde status van het gebied en heeft geen vergunning aangevraagd voor de kapwerkzaamheden. Het hof heeft de ernst van de overtreding en de gevolgen voor de natuur in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005563-21
Uitspraak d.d.: 12 februari 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de economische kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 7 december 2021 met parketnummer 84-290884-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [gemeente] op [geboortedag] 1958,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 29 januari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en haar raadsvrouw, mr. P.W.E. Hoezen, naar voren is gebracht.
Deze zaak is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de strafzaak tegen de [medeverdachte] (parketnummer 21-005561-21).

Het vonnis waarvan beroep

De economische politierechter heeft het primair tenlastegelegde bewezenverklaard en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis, waarvan 40 uren, te vervangen door 20 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij in of omstreeks de periode 1 augustus 2017 tot en met 31 oktober 2017 te [plaats] , in de [gemeente] , tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk, zonder vergunning van gedeputeerde-staten van de Provincie Gelderland projecten heeft gerealiseerd en/of andere handelingen heeft verricht, bestaande uit het vellen van een houtopstand, die gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor een Natura 2000-gebied de kwaliteit van de natuurlijke habitats en/of de habitats van soorten in dat gebied kunnen verslechteren en/of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode 1 augustus 2017 tot en met 31 oktober 2017 te [plaats] , in de [gemeente] , tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk, een houtopstand geheel of gedeeltelijk heeft geveld en/of heeft doen vellen, anders dan het periodiek vellen van griend- en of hakhout, zonder voorafgaande melding daarvan bij gedeputeerde-staten van de provincie Gelderland.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsoverwegingen [1]
Standpunten
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Het klopt dat de verdachte samen met de medeverdachte bomen heeft laten kappen in een bos dat is aangemerkt als Natura 2000-gebied. Er was echter geen sprake van vellen, maar van dunning. De kap betrof onderhoud van het bosperceel. Voor deze onderhoudswerkzaamheden was geen vergunning vereist. Niet bewezen kan worden dat die werkzaamheden verslechtering van de kwaliteit of een significant verstorend effect op de houtopstand als gevolg hebben gehad. Daarbij wordt betwist dat de verdachte en de medeverdachte alle in het dossier genoemde bomen hebben laten kappen.
Het oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door de verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt in het bijzonder het volgende.
Natura 2000gebied en de Wet natuurbescherming
De verdachte was ten tijde van het tenlastegelegde eigenaar van het perceel [perceelnaam] , [sectie] , nummer [nummer 1] , dat onderdeel uitmaakt van het gebied [gebied] . [2] [gebied] is bij besluit van 25 april 2013 van de Staatssecretaris van Economische Zaken aangewezen als Natura 2000gebied (het aanwijzingsbesluit). Bij het aanwijzingsbesluit is het gebied aangewezen als speciale beschermingszone voor een aantal nader aangeduide habitattypen, waaronder het prioritaire habitattype H9120. Dit habitattype wordt omschreven als Atlantische zuurminnende beukenbossen met Ilex en soms ook Taxus in de ondergroei (beukeneikenbossen met hulst). Bijlage I bij het aanwijzingsbesluit houdt als instandhoudingsdoelstelling van het habitattype beukeneikenbossen met hulst in het behoud van het oppervlakte en de verbetering van de kwaliteit. Door het geleidelijk ouder en donkerder worden van de bossen op de hoge, droge delen van het gebeid, zal de kwaliteit van het habitattype beukeneikenbossen met hulst toenemen. [3]
Op grond van het ten tijde van het tenlastegelegde geldende artikel 2.7, tweede lid, (oud) van de Wet natuurbescherming is het verboden om zonder vergunning van gedeputeerde staten projecten te realiseren of andere handelingen te verrichten die gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor een Natura 2000-gebied de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in dat gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen.
Het vellen van bomen in een Natura 2000-gebied
Op 20 oktober 2017 meldde een journalist van een plaatselijke krant dat in het gebied [gebied] rigoureus was gekapt, waarop toezichthouders van het [waterschap] en de provincie Gelderland zijn ingelicht. [4]
Verbalisant [verbalisant] , inspecteur Wet natuurbescherming van de provincie Gelderland, is ter plaatse gegaan en heeft geconstateerd dat er een houtopstand was geveld op de percelen [gemeente] , [sectie] , nummers [nummer 1] en [nummer 2] . Aan de hand van de stobben, stammen en takken stelde hij vast dat de gevelde houtopstand voornamelijk had bestaan uit inlandse eik. De gevelde inlandse eiken, 26 stuks, hadden een stamvoet variërend van ongeveer 40 tot 120 cm. De leeftijd van de eiken varieerde van ongeveer 150 tot 175 jaar. Gezien de hoedanigheid van de stobben en de nog aanwezige takken, stelde de verbalisant vast dat de houtopstand in of omstreeks de periode van 1 augustus 2017 tot 15 oktober 2017 was geveld. Volgens de inspecteur Wet natuurbescherming was er geen sprake van dunnen als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, (oud) van de Wet natuurbescherming, omdat het vellen van deze bomen niet nodig was ten behoeve van de overblijvende houtopstand. De totale oppervlakte van de gevelde houtopstand bedroeg ongeveer 40 are. Ten minste negen van de gevelde eiken hadden binnen het prioritaire habitattype H9120 (beukeneikenbossen met hulst) gestaan. Voor het vellen was geen vergunning aangevraagd op grond van artikel 2.7 (oud) van de Wet natuurbescherming of een melding als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, (oud) van de Wet natuurbescherming gedaan. [5]
Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de bevindingen van de inspecteur Wet natuurbescherming van de provincie Gelderland, die de door hem aangetroffen situatie in het gebied [gebied] nauwkeurig heeft beschreven en heeft gefotografeerd. Bovendien vinden zijn bevindingen bevestiging in verklaringen van getuigen. Zo heeft de [getuige 1] verklaard dat het stuk waar de rigoureuze kap heeft plaatsgevonden kan worden beschreven als een kaal stuk grond waar veel schade aan de bodem is veroorzaakt door onder andere het rijden met machines. Hij schatte in dat er vijftig bomen, grotendeels eiken, waren gekapt. Hij heeft niemand toestemming gegeven om de bomen te kappen. [6] De [getuige 2] schatte ook in dat er zo’n vijftig bomen waren gekapt. Aan de sporen kon de getuige zien dat er zwaar materiaal was gebruikt voor de aanvoer van machines en de afvoer van bomen en hij zag dat die sporen waren te herleiden tot een bosperceel dat volgens de getuige eigendom is van [verdachte] en dat door de dochter van [verdachte] (het hof: de verdachte) wordt beheerd. [7]
Het standpunt van de verdediging dat slechts sprake was van dunnen in de zin van de Wet natuurbescherming wordt weersproken door de bevindingen van de inspecteur Wet natuurbescherming van de provincie Gelderland en de verklaringen van de getuigen. Niet aannemelijk is geworden dat de gevelde bomen allemaal bijna dood waren en ook niet dat het vellen kan worden gezien als een verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand.
De verdachten
De verdachte heeft verklaard dat zij het onderhoud van het bos op haar perceel liet doen door de [medeverdachte] . De [medeverdachte] hield de verdachte er altijd van op de hoogte als hij iets op haar perceel ging of liet doen. De verdachte wist dat de [medeverdachte] aan [getuige 3] de opdracht had gegeven om in 2017 onderhoud te laten doen en dat deze bomen zou laten kappen. De bomen zijn in 2017 in opdracht van de [medeverdachte] gekapt door [getuige 3] . [8]
De [medeverdachte] heeft verklaard dat het zware onderhoud in zijn opdracht door [getuige 3] is verricht. Hij deed met betrekking tot het bosperceel niets zonder overleg met de verdachte. De kapwerkzaamheden in 2017 zijn in zijn opdracht uitgevoerd door [getuige 3] . Hiervoor was geen vergunning afgegeven door of melding gedaan bij de provincie. [9]
[getuige 3] heeft verklaard dat hij in opdracht van de [medeverdachte] de kapwerkzaamheden in de maand augustus 2017 heeft uitgevoerd. Nadat het hout was gezaagd, is dit in het bijzijn van de [medeverdachte] opgemeten. Het hout heeft ongeveer € 4.000,- opgeleverd, wat na aftrek van kosten via de bank aan de verdachte is betaald. Aan de hand van de kaarten en de aanwijzingen van de [medeverdachte] heeft [getuige 3] de bomen geveld. [10]
Het hof stelt vast dat de hier bedoelde werkzaamheden, het vellen van ten minste 26 eiken, in overleg met de verdachte zijn uitgevoerd door [getuige 3] na een opdracht aan hem van de [medeverdachte] . De verdachte heeft (een deel van) de opbrengst van de gevelde bomen ontvangen.
Concluderende overwegingen
Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte tezamen en in vereniging met de [medeverdachte] met het vellen van 26 inlandse eiken opzettelijk handelingen verricht die, gelet op het aantal, de leeftijd en de stamomtrek van de gevelde eiken en de omvang van de gevelde houtopstand en in aanmerking genomen de instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied [gebied] als Natura 2000gebied, een significant verstorend effect konden hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen. Van belang hierbij is dat een deel van de gevelde bomen stond binnen het prioritaire habitattype H9120 (beukeneikenbossen met hulst) waarvoor het gebied [gebied] als Natura 2000gebied is aangewezen.
Voor deze werkzaamheden was dan ook een vergunning vereist, die niet is aangevraagd. De verdachte wist dat haar bosperceel in het als Natura 2000-gebied aangewezen gebied [gebied] was gelegen. De [medeverdachte] wist hoe in contact te komen met het provinciebestuur [11] , maar heeft daar kennelijk bewust van afgezien voor het vellen van de ten laste gelegde houtopstand. Het hof komt dan ook tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in
of omstreeksde periode 1 augustus 2017 tot en met 31 oktober 2017 te [plaats] , in de [gemeente] , tezamen en in vereniging met een
(of meer
)ander
(en
),
althans alleen, al dan nietopzettelijk, zonder vergunning van gedeputeerde staten van de provincie Gelderland
projecten heeft gerealiseerd en/of anderehandelingen heeft verricht, bestaande uit het vellen van een houtopstand, die gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor een Natura 2000-gebied
de kwaliteit van de natuurlijke habitats en/of de habitats van soorten in dat gebied kunnen verslechteren en/ofeen significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
het medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2.7 (oud) van de Wet natuurbescherming, opzettelijk begaan.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De verdediging heeft gepleit voor een schuldigverklaring zonder oplegging van straf. Een taakstraf is, gelet op de informatie van de reclassering, niet passend. Een gevangenisstraf is disproportioneel. De verdachte heeft zich jarenlang ingespannen voor het onderhoud van het bos. Noodgedwongen heeft zij het perceel nu verkocht, omdat de kosten voor het onderhoud te hoog werden.
Het hof is van oordeel dat de hierna te melden strafoplegging in overeenstemming is met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het opzettelijk vellen van bomen in een Natura 2000-gebied. In een gebied van 40 are zijn voornamelijk inlandse eiken geveld. Onder deze bomen bevonden zich zeer oude grote bomen. Door dergelijke bomen op deze schaal te vellen is onherstelbare schade aan de natuur toegebracht. Extra klemmend daarbij is dat dit bos, zoals de verdachte wist, is aangewezen als een Natura 2000-gebied. Het hof gaat op grond van de processtukken ervan uit dat de bomen uit financiële motieven zijn gekapt. De kosten van het onderhoud hadden echter geen reden mogen zijn om zonder vergunning tot het vellen van de houtopstand over te gaan. Gezien de ernst van het feit kan niet worden volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf.
Het hof houdt rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die ook blijken uit het uitgebrachte reclasseringsadvies.
Alles overwegende acht het hof de door de economische politierechter opgelegde taakstraf in beginsel passend. In de overschrijding van de redelijke termijn, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, ziet het hof aanleiding te volstaan met de door de advocaat-generaal gevorderde taakstraf.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht, artikel 2.7 (oud) van de Wet natuurbescherming en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. J. Corthals, voorzitter,
mr. N.C. van Lookeren Campagne en mr. P.T.C. van Kampen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier,
en op 12 februari 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Van Kampen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of
2.Perceel Rapport van het [waterschap] , p. 87, en proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p. 139.
3.Het aanwijzingsbesluit, p. 26, 37 en 40.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 76.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 108110.
6.Proces-verbaal van aangifte door [getuige 1] , p. 17.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 76.
8.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p. 140 en 141.
9.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] , p. 155 en 156.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 163 en 164.
11.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] , p. 155.