ECLI:NL:GHARL:2025:864

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
200.319.145
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelarrest inzake pachtgeschil tussen Melkveebedrijf De Flevohoeve B.V. en Stichting Wageningen Research

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 februari 2025 een herstelarrest gewezen met betrekking tot een eerder arrest van 31 december 2024. Het betreft een pachtgeschil tussen Melkveebedrijf De Flevohoeve B.V. (hierna: Flevohoeve) en Stichting Wageningen Research (hierna: SWR). Flevohoeve, vertegenwoordigd door advocaat mr. T.E.J. Devens, heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de pachtkamer in Lelystad, waarin het als gedaagde in conventie en eiseres in reconventie optrad. SWR, vertegenwoordigd door advocaat mr. T. van Malssen, heeft eveneens hoger beroep ingesteld en was in eerste aanleg eiseres in conventie en verweerster in reconventie.

Het hof heeft kennisgenomen van een verzoek van SWR om een kennelijke fout te verbeteren die was gemaakt in het eerdere arrest. Het betrof de niet-opname van bepaalde bedragen die Flevohoeve moest betalen, welke door de pachtkamer waren toegewezen. Het hof heeft vastgesteld dat er inderdaad sprake was van een kennelijke fout in het eerdere arrest, waarbij een verkeerd bedrag was vermeld. De betrokken partijen hebben gereageerd op het verzoek tot verbetering, maar het hof heeft geoordeeld dat de fout hersteld moest worden op basis van artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

Het hof heeft de nodige verbeteringen aangebracht in de tekst van het arrest, waaronder het corrigeren van de bedragen die aan Flevohoeve moesten worden toegewezen. De verbeteringen zijn aangebracht op de minuut, en het arrest blijft verder ongewijzigd. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummers gerechtshof 200.319.145 en 200.321.203
zaaknummer pachtkamer Midden-Nederland 9538993

arrest van de pachtkamer van 18 februari 2025

in de zaak met zaaknummer gerechtshof 200.319.145 van

MELKVEEBEDRIJF DE FLEVOHOEVE B.V.

die is gevestigd in Wervershoof (gemeente Medemblik)
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de pachtkamer in eerste aanleg optrad als gedaagde in conventie en eiseres in reconventie
hierna: Flevohoeve
advocaat: mr. T.E.J. Devens
tegen

STICHTING WAGENINGEN RESEARCH

die is gevestigd in Wageningen
die ook hoger beroep heeft ingesteld
en bij de pachtkamer in eerste aanleg optrad als eiseres in conventie en verweerster in reconventie
hierna: SWR
advocaat: mr. T. van Malssen
en in de zaak met zaaknummer gerechtshof 200.321.203 van

STICHTING WAGENINGEN RESEARCH

die is gevestigd in Wageningen
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de pachtkamer in eerste aanleg optrad als eiseres
advocaat: mr. T. van Malssen
tegen

[geïntimeerde]

die is gevestigd in [plaats] (gemeente [gemeente] )
en bij de pachtkamer in eerste aanleg optrad als gedaagde
hierna [geïntimeerde] te noemen
advocaat: mr. L. Koning
1.1.
Het hof heeft in deze zaken op 31 december 2024 arrest gewezen.
1.2.
Het hof heeft kennis genomen van een verzoek van mr. Van Malssen bij brief van 9 januari 2025 namens SWR om een kennelijke fout te verbeteren. Het gaat daarbij om het per abuis niet opnemen in de bedragen die Flevohoeve moet betalen van de volgende posten, die door de pachtkamer in Lelystad waren toegewezen in r.o. 5.3 van het vonnis van 19 oktober 2022:
- € 62.858,02 aan achterstallige energiekosten over de jaren 2017 tot en met 2020;
- € 56.114,00 ter zake verkocht ruwvoer;
- € 172.546,00 ter zake verkochte inventaris;
- € 4.048,00 ter zake verkochte rendementsbrokken, sojaschroot en stro.
Totaal: € 295.566,02.
In r.o. 4.53 van het arrest staat als “bedrag toegewezen door de rechtbank” een bedrag van € 1.995.385,40. De rechtbank heeft echter € 2.290.951,42 toegewezen (namelijk: € 1.995.385,40 en € 295.566,02). Dat bedrag had in r.o. 4.53 moeten zijn opgenomen. Op dit foutieve bedrag wordt voortgebouwd in r.o. 4.70 en r.o. 5.2 en r.o. 2.2.
1.3.
Flevohoeve en [geïntimeerde] zijn in de gelegenheid gesteld op dit verzoek te reageren. Zij hebben gereageerd bij brieven van 5 februari 2025. Zij verzetten zich tegen verbetering. Zij betogen dat wellicht sprake is van een juridische fout door een te ruime vernietiging door het hof van het vonnis van de pachtkamer in Lelystad, maar niet van een kennelijke, voor ieder kenbare fout die op grond van artikel 31 Rv kan worden hersteld.
1.4.
Het hof oordeelt dat sprake is van een kennelijke fout. In rov 3.15 van het arrest heeft het hof de beslissing van de pachtkamer in Lelystad samengevat weergegeven. Daar staat dat zowel het bedrag van € 1.995.385,40 aan achterstallige pachtpenningen als € 62.858,02 voor energiekosten en € 232.708 voor verkocht ruwvoer, inventaris en rendementsbrokken e.d. (samen: € 295.566,02) is toegewezen. De bedragen voor energiekosten en ruwvoer, inventaris en rendementsbrokken e.d. zijn als zodanig in hoger beroep niet aan de orde gesteld. Flevohoeve en [geïntimeerde] erkennen dat in hun bezwaren ook. Dat blijkt ook uit de inhoud van het arrest van het hof. In r.o. 4.53 is dat over het hoofd gezien: daarin is alleen het door de pachtkamer in Lelystad toegewezen bedrag aan achterstallige pachtpenningen vermeld. Op basis daarvan is het totale bedrag berekend dat Flevohoeve moet betalen, rekening houdend met de door het hof vastgestelde pachtprijsvermindering en de bedragen voor de perioden die bij de pachtkamer in Lelystad nog niet waren gevorderd tot 31 december 2022. Het is daarom voor partijen en derden uit de inhoud van het arrest direct duidelijk dat het in 4.53 genoemde bedrag dat door de rechtbank zou zijn toegewezen een kennelijke fout is. Dat is ook niet voor redelijke twijfel vatbaar. Dit geldt ook voor de beslissingen die daarop direct voortbouwen. Het hof zal daarom tot verbetering overgaan op grond van artikel 31 Rv.
1.5.
Om deze kennelijke fout te herstellen moeten verbeteringen worden gemaakt in:
  • r.o. 2.2 waar de derde zin en vierde zin als volgt moeten komen te luiden (waarbij de wijzigingen ten opzichte van het origineel zijn onderstreept): “De vordering van SWR tot betaling van de pachtpenningen
  • r.o. 4.53 waar als “Bedrag toegewezen door de rechtbank” in plaats van € 1.995.385,40 een bedrag van € 2.290.951,42 moet staan en waar achter “Totaal” in de laatste regel van r.o. 4.53 in plaats van € 2.294.093,97 een bedrag van € 2.589.659,99 moet staan;
  • r.o. 4.70 waar in de op één na laatste zin een totaal toe te wijzen bedrag van € 2.589.659,99 minus € 309.289 is € 2.280.370,99 moet staan;
  • r.o. 5.2 waar Flevohoeve veroordeeld moet worden om € 2.280.370,99 aan SWR te betalen.
1.6.
Het hof bepaalt dat:
In r.o. 2.2 de derde en vierde zin als volgt komen te luiden: “De vordering van SWR tot betaling van de pachtpenningen, energiekosten en ruwvoer, inventaris en rendementsbrokken e.d., zoals in hoger beroep vermeerderd, zal worden toegewezen, verminderd met de pachtprijsverminderingen die de pachtkamer in Lelystad al had toegekend en in aanvulling daarop de door het hof vastgestelde pachtprijsvermindering. Het totaal toe te wijzen bedrag komt dan op € 2.589.659,99 (zie r.o. 4.53), te vermeerderen met wettelijke handelsrente.”
In r.o. 4.53 waar als “bedrag toegewezen door de rechtbank” het bedrag van € 1.995.385,40 staat, dat bedrag wordt vervangen door: “€ 2.290.951,42”. Het bedrag achter “Totaal” in de laatste regel van de tabel in r.o. 4.53 wordt vervangen door: “€ 2.589.659,99”.
In r.o. 4.70 wordt de één na laatste zin vervangen door: “Het totaal toe te wijzen bedrag komt dan op € 2.589.659,99 (zie r.o. 4.53) minus € 309.289 (zie r.o. 4.48) is € 2.280.370,99.”
De huidige r.o. 5.2 wordt vervangen door:
“5.2. veroordeelt Flevohoeve om binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest aan SWR te betalen € 2.280.370,99, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW, met inachtneming van hetgeen is overwogen in r.o. 4.66 tot en met 4.68 van dit arrest;”
Deze verbetering wordt aangebracht op de minuut.
Voor het overige blijft het arrest, ook wat betreft de datum van uitspraak, geheel in stand.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.S.A. van Dam, J.H. Lieber, H.L. Wattel en de deskundige leden ir. W.G. Nijlant en ing. C.R.M. Francissen en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2025.