ECLI:NL:GHARL:2025:8599

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 december 2025
Publicatiedatum
24 december 2025
Zaaknummer
21-001378-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake betrokkenheid bij hennepkwekerijen en witwassen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 december 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte was betrokken bij drie hennepkwekerijen en had een aanzienlijk geldbedrag in zijn bezit dat afkomstig was uit misdrijf. Het hof heeft de proceshouding van de verdachte meegewogen, evenals de onwenselijkheid van detentie in verband met zijn werk en financiële verplichtingen. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf van 240 uur. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het telen van hennep en witwassen, maar heeft hem vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging. De uitspraak is gedaan na onderzoek op de zittingen van 23 juni en 12 december 2025, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. Het hof heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij de strafoplegging.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001378-24
Uitspraakdatum: 24 december 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 14 maart 2024 met parketnummer 05-081894-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1983 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

Hoger beroep

Verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 23 juni 2025 en 12 december 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overhandigd. Verder heeft het hof kennisgenomen van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.J.A.P. van Breukelen, hebben aangevoerd.

Het vonnis

De rechtbank heeft bij vonnis van 14 maart 2024, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek van het reeds ondergane voorarrest. De rechtbank heeft verdachte veroordeeld voor, kort gezegd, betrokkenheid bij drie hennepkwekerijen/-stekkerijen, de handel in hennep(stekken), het aanwezig hebben van hennep en witwassen. Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van [benadeelde partij] niet-ontvankelijk verklaard.
Het hof komt in dit arrest tot een andere beslissing over het bewijs en de strafoplegging dan de rechtbank Gelderland. Het hof vernietigt daarom het vonnis en doet opnieuw recht.

Tenlastelegging

Op de zitting bij de rechtbank Gelderland is de tenlastelegging gewijzigd. Aan verdachte is na deze wijziging ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2021 tot en met 23 maart 2021 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- (in een pand aan [straat 1] te [plaats 1] ) 472 hennepplanten en/of 387 hennepplanten en/of 2160 hennepstekken, een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 859 hennepplanten en/of 2160 hennepstekken en/of delen daarvan in elk geval een groot aantal hennepplanten en/of hennepstekken en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 februari 2021 tot en met 5 maart 2021 te [plaats 2] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- (in een pand aan [straat 2] te [plaats 2] ) 4317 hennepstekken en/of delen daarvan in elk geval een groot aantal hennepstekken, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
3.hij op of omstreeks 23 maart 2021 te [plaats 3] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- (in een pand aan [straat 3] te [plaats 3] ) 187 hennepplanten en/of delen daarvan in elk geval een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
4.hij op of omstreeks 5 november 2020 te [plaats 4] opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 258 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.hij op of omstreeks 5 november 2020, te [plaats 4] , in elk geval in Nederland, voorwerpen, te weten één of meerdere geldbedrag(en) (totaal 18050,00 euro), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
6. primairhij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 november 2020 tot en met 23 maart 2021 te [plaats 5] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid hennepstekken en/of hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
6. subsidiair[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of één of meer onbekend gebleven personen op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 november 2020 tot en met 23 maart 2021 te [plaats 5] , met elkaar, althans één van hen (telkens) opzettelijk heeft/hebben verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid hennepstekken en/of hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 november 2020 tot en met 23 maart 2021 te [plaats 5] , in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door:
- Met die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] meerdere malen, in elk geval eenmaal, telefonisch contact te onderhouden over verkoopprijzen van de hennep en/of hennepstekken
- met die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] meerdere malen, in elk geval eenmaal, telefonisch contact te onderhouden over te verkopen hoeveelheden en/of over één of meer (mogelijke) afnemer(s),
- met die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] meerdere malen, in elk geval eenmaal, telefonisch contact te onderhouden en te vragen wanneer er weer gereden gaat worden naar één of meerdere (mogelijke) afnemer(s) en/of
- een auto ter beschikking te stellen aan voornoemde [medeverdachte 1] ;
7.hij in of omstreeks de periode van 25 november 2020 tot en met 28 februari 2021 te [plaats 5] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, een hoeveelheid hennep en/of hennepstekken, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; ( art 11 lid 4 Opiumwet, art 3 ahf/ond A Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht ).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Omvang van het hoger beroep

Verdachte is door rechtbank Gelderland vrijgesproken van wat aan hem onder 7 is ten laste gelegd. Verdachte heeft het hoger beroep onbeperkt ingesteld. Het hoger beroep is dus ook gericht tegen die vrijspraak. Verdachte kan tegen een beslissing tot vrijspraak geen hoger beroep instellen. Het hof verklaart verdachte daarom niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover het hoger beroep is gericht tegen de in het vonnis gegeven vrijspraak.
Bewijsoverweging [1]
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 6 tenlastegelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van feit 1 tot en met feit 3 bepleit dat verdachte geen hennep binnen of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht. Verdachte heeft de feiten 1, 2, 3 en 6 bekend. Voor feit 4 en feit 5 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, nu verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de 258 gram hennep in de auto en nu niet is gebleken dat verdachte op de hoogte was dat het aangetroffen geldbedrag geheel of gedeeltelijk afkomstig was uit enig misdrijf.
Oordeel van het hof
Bewezenverklaring feit 1, feit 2, feit 3 en feit 6
Het hof volstaat ten aanzien van het bewezenverklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door de raadsman geen vrijspraak is bepleit. Deze opgave luidt als volgt.
Ten aanzien van feit 1:
  • het proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, p. ZD01-220-224;
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg op 30 januari 2024.
Ten aanzien van feit 2:
  • het proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, p. ZD01-01062-01065;
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg op 30 januari 2024.
Ten aanzien van feit 3:
  • het proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, p. ZD01-01289-01291;
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg op 30 januari 2024.
Ten aanzien van feit 6:
  • tapgesprek sessienummer TA001/1375, p. ZD01-403-404;
  • tapgesprek sessienummer TA002/7050, p. ZD01-669;
  • tapgesprek sessienummer TA002/6896, p. ZD01-664;
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg op 30 januari 2024.
Partiële vrijspraak
In de tenlastelegging van feit 1 is sprake van een dubbeltelling van het aantal hennepplanten. Het hof zal verdachte ten aanzien van deze dubbeltelling partieel vrijspreken. Daarnaast kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat verdachte zich – al dan niet door middel van medeplegen – heeft schuldig gemaakt aan het
‘binnen en buiten het grondgebied van Nederland brengen’van de in de drie plantages geteelde hennep(stekken) (feiten 1, 2 en 3), zodat verdachte ook daarvan zal worden vrijgesproken.
Vrijspraak feit 4
Verdachte is op 5 november 2020 samen met een ander door de politie staande gehouden in [plaats 4] . Verdachte was de bijrijder van het voertuig. De bestuurder van de auto gaf aan dat het voertuig was geleend van een vriend. De verbalisanten roken direct een hennepgeur uit de auto komen. Achter de bestuurdersstoel werd door de verbalisanten een plastic tas aangetroffen met daarin 258 gram hennep. Verdachte stelt dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de aangetroffen hennep. Verdachte verklaart dat hij een hennepgeur heeft waargenomen in de auto, maar hij dacht dat die geur afkomstig was van een henneptop die in het middenconsole lag. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat de verbalisanten een henneptop hebben gezien en in beslag hebben genomen.
Het hof heeft uit het onderzoek op de zitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging gekregen dat verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan. Het hof kan onvoldoende vaststellen of verdachte op de hoogte was van de tas met hennep die achter de bestuurdersstoel is aangetroffen, nu de hennepgeur uit de auto kan worden verklaard door de henneptop in het middenconsole. Daarom spreekt het hof verdachte daarvan vrij.
Feit 5
Tijdens de hiervoor bij feit 4 besproken staande houding op 5 november 2020 te [plaats 4] werden in de schoudertas van verdachte twee zakjes met geld aangetroffen. Na de telling van het geld – dat bestond uit briefjes van 50, 100, 200 en 500 euro – bleek het te gaan om een geldbedrag van in totaal € 18.050,-. Verdachte verklaarde aanvankelijk dat hij het geld in de afgelopen maanden had gepind om het te sparen. [2] In een telefonisch gesprek tussen [medeverdachte 1] en verdachte op 25 februari 2021 zei verdachte ‘’ik ben laatst ook aangehouden met 18.000 voor ons hok’’. [3] Ter zitting heeft verdachte verklaard dat het geld van de geldschieter ‘’ [naam] ’’ was en bestemd om te investeren in de hennepstekkerij in [plaats 1] . Hij verklaart verder dat hij niet weet hoe [naam] aan dat geld is gekomen. [4]
Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis (en 420quater), eerste lid, Sr opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’, niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp ‘afkomstig is uit enig misdrijf’, kan, als op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Uit de tapgesprekken die zich in het dossier bevinden, leidt het hof af dat door verdachte en medeverdachten over [naam] wordt gespreken als zijnde de ‘grote man’ die financieel achter de hennepkwekerijen zit. [5] Verdachte heeft verklaard dat [naam] een vermogend man is die ‘hokken’
(het hof begrijpt: hennepkwekerijen)creëert en de verkopende partij is die hem de hennep aanbiedt. [6] Het hof acht, op grond van de feiten en omstandigheden zoals hierboven genoemd, bewezen dat het aangetroffen geldbedrag afkomstig is uit enig misdrijf, te weten uit (eerdere) opbrengsten van hennepkwekerijen.
Verdachte wist dat het geld afkomstig was van een persoon die zich veelvuldig bezighield met illegale hennepteelt. Door desondanks dit geld voorhanden te hebben om te gaan gebruiken voor de exploitatie van een hennepkwekerij heeft verdachte minst gekomen willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het geld afkomstig was uit enig misdrijf. Daarmee is er op zijn minst sprake van voorwaardelijk opzet op de criminele herkomst van het geld.
Het hof acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen.

Bewezenverklaring

Het hof acht op grond van de inhoud van wettige bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 5 en 6 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten:
1.
hij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 februari 2021 tot en met 23 maart 2021 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens)opzettelijk in de uitoefening van een beroep of bedrijf
opzettelijkheeft geteeld
en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- (in een pand aan [straat 1] te [plaats 1] )
472 hennepplanten en/of 387 hennepplanten en/of 2160 hennepstekken,een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 859 hennepplanten en/of 2160 hennepstekken
en/of delen daarvan in elk geval een groot aantal hennepplanten en/of hennepstekken en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 19 februari 2021 tot en met 5 maart 2021 te [plaats 2] tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens)opzettelijk in de uitoefening van een beroep of bedrijf
opzettelijkheeft geteeld
en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- (in een pand aan [straat 2] te [plaats 2] ) 4317 hennepstekken
en/of delen daarvan in elk geval een groot aantal hennepstekken, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
3.
hij op
of omstreeks23 maart 2021 te [plaats 3] tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens)opzettelijk in de uitoefening van een beroep of bedrijf
opzettelijkheeft geteeld en
/of bereid en/ofbewerkt en
/ofverwerkt
en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad:- (in een pand aan [straat 3] te [plaats 3] ) 187 hennepplanten en
/ofdelen daarvan
in elk geval een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
5.
hij op
of omstreeks5 november 2020, te [plaats 4] ,
in elk geval in Nederland,voorwerpen, te weten
één ofmeerdere geldbedrag
(en
) (totaal 18.050,00 euro
),
heeft verworven,voorhanden heeft gehad,
overgedragen en/of omgezet,terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
6.
primair
hij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 23 november 2020 tot en met 23 maart 2021 te [plaats 5] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen(telkens) opzettelijk heeft verkocht en
/ofafgeleverd en
/ofverstrekt en
/ofvervoerd, een hoeveelheid hennepstekken en
/ofhennep,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep,zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Het hof spreekt verdachte vrij van die onderdelen van de tenlastelegging die hierboven niet bewezen zijn verklaard.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar.
Het onder 1 tot en met 3 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
witwassen.
Het onder 6 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar omdat geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die maakt dat verdachte niet strafbaar is.

Oplegging van straf

Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek en een taakstraf voor de duur van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het tijdsverloop, te volstaan met een werkstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf.
Oordeel van het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte is samen met anderen betrokken geweest bij drie hennepkwekerijen/-stekkerijen. Daarnaast heeft verdachte in hennep(stekken) gehandeld en heeft hij een groot geldbedrag voorhanden gehad dat uit misdrijf afkomstig was. Dit zijn ernstige feiten. De handel in en het gebruik van verdovende middelen gaat gepaard met verschillende vormen van overlast en criminaliteit, waardoor de samenleving ernstige schade wordt berokkend. Verdachte heeft bovendien in een appartementencomplex geteeld. Dit brengt gevaren voor de omwonenden met zich. Witwassen tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan.
Het hof heeft acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 5 november 2025, waaruit blijkt dat verachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten uit de Opiumwet. Dit weegt ten nadele van verdachte mee bij de strafoplegging.
Daarnaast heeft het hof gelet op het reclasseringsrapport van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 12 januari 2024. Verdachte heeft al enige tijd een vaste baan en is zijn schulden aan het afbetalen. De feiten waarvoor verdachte terecht staat zijn gepleegd in een periode dat verdachte in de ziektewet zat in verband met rugproblemen. De reclassering ziet een man die werk heeft en zijn verantwoordelijkheden neemt voor zijn gezin en kinderen uit eerdere relaties. Er wordt geen aanleiding gezien voor een straf met bijzondere voorwaarden. Vanuit het perspectief van recidivebeperking ziet de reclassering nadelen aan het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De redelijke termijn is overschreden. Als uitgangspunt dient te gelden dat de behandeling op zitting in eerste aanleg moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, in deze zaak op het moment van de aanhouding voor de feiten 4 en 5, op 5 november 2020. Het vonnis van de rechtbank is van 14 maart 2024. Het hof stelt vast dat de termijn in eerste aanleg met 16 maanden is overschreden. In hoger beroep in de redelijke termijn niet overschreden.
In het voordeel van verdachte weegt het hof mee dat hij in eerste aanleg en ter terechtzitting in hoger beroep verantwoordelijkheid heeft genomen voor de strafbare feiten die hij heeft gepleegd. Verdachte lijkt zijn leven op dit moment goed op de rit te hebben en kan bij een eventuele detentie zijn vaste baan verliezen. Hij zal dan in de problemen komen met het afbetalen van zijn schulden en niet zal kunnen voldoen aan zijn alimentatieverplichtingen. Dit acht het hof onwenselijk.
Het hof komt, alles overziende, in overeenstemming met de vordering van de advocaat-generaal, tot een lagere straf dan door de rechtbank is opgelegd. Het hof acht een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek, met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf voor de duur van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis passend en geboden.

Beslag

Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het oordeel van de rechtbank volgt met betrekking tot het beslag.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het beslag.
Oordeel van het hof
Teruggave aan verdachte
Het hof zal de teruggave aan verdachte gelasten van het in beslaggenomen voorwerp, te weten:
1 STK motorfiets (merk Piaggio met kenteken [nummer] ).
Verbeurdverklaring
Het hof heeft bij de beoordeling van feit 5 vastgesteld dat het niet anders kan zijn dan dat dit geldbedrag afkomstig is uit enig misdrijf en dat verdachte zich ten aanzien van dit geldbedrag schuldig heeft gemaakt aan witwassen. Bovendien volgt uit de bewijsmiddelen dat het geldbedrag bestemd was om te investeren in een hennepkwekerij. Het bedrag van € 18.050,- is derhalve vatbaar voor verbeurdverklaring.
Ten aanzien van de geldbedragen van € 400,- en € 9.930,- overweegt het hof als volgt. Deze bedragen zijn tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte op 23 maart 2021 aangetroffen. Er is door de verdediging geen verweer gevoerd ten aanzien van deze geldbedragen. Het hof acht aannemelijk dat deze geldbedragen in ieder geval deels afkomstig zijn uit de bewezenverklaarde hennepteelt en -handel waarvoor verdachte wordt veroordeeld. Ook deze geldbedragen zijn daarmee vatbaar voor verbeurdverklaring.
Het hof beslist tot verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen geldbedragen, te weten:
  • EUR 400,-;
  • EUR 9930,-;
  • EUR 18050,-.

Wetsartikelen

De straf is gebaseerd op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24, 33, 33a, 47, 57, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden op het moment van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 7 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis -voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen- waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 5 en 6 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 5 en 6 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- EUR 400,-
- EUR 9930,-;
- EUR 18050,-.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 1 STK motorfiets (merk Piaggio met kenteken [nummer] ).
Dit arrest is gewezen door mr. J. Steenbrink, mr. G. Dam en mr. D. Stikkelbroeck, in aanwezigheid van de griffier mr. J. Lambriks en is uitgesproken op de openbare zitting van het hof van 24 december 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalistant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, onderzoeksnummer ON5R020049, gesloten op 18 augustus 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerd dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD01-149-150.
3.Tapgesprek TA001/37865, p. ZD01-01971.
4.Het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Gelderland d.d. 30 januari 2024, p. 4.
5.Tapgesprek TA002/25239, p. ZD01-879 en Tapgesprek TA002/26633, p. ZD01-912-913.
6.Proces-verbaal ter terechtzitting in eerste aanleg van 30 januari 2024, p. 4.