ECLI:NL:GHARL:2025:8577

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 december 2025
Publicatiedatum
23 december 2025
Zaaknummer
200.360.207/01 en 200.360.207/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake voorlopig verhuisverbod en vervangende toestemming inschrijving school

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een moeder tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, waarin haar voorlopig werd verboden om met haar minderjarige dochter te verhuizen naar een adres buiten een afstand van 30 kilometer van het adres van de vader. De moeder en vader hebben samen gezag over hun dochter, die in 2021 is geboren. Na het verbreken van hun relatie is de moeder bij haar ouders gaan wonen, terwijl de vader in [woonplaats2] is gebleven. De moeder heeft aangegeven te willen verhuizen naar [woonplaats1] met haar dochter, wat de vader heeft tegengewerkt door een verzoek in te dienen bij de rechtbank. De rechtbank heeft de moeder in augustus 2025 voorlopig verboden om te verhuizen en vervangende toestemming verleend voor de inschrijving van de dochter op een basisschool in [woonplaats2]. In hoger beroep heeft het hof geoordeeld dat het verbod op de verhuizing niet meer van toepassing is, omdat de moeder inmiddels is verhuisd. Het hof heeft de bestreden beschikking deels bekrachtigd en deels vernietigd, waarbij de vervangende toestemming voor de inschrijving op school in stand is gehouden. Het hof benadrukt dat het belang van de minderjarige voorop staat en dat de huidige situatie van de minderjarige in overweging is genomen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.360.207/01 en 200.360.207/02
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 245813)
beschikking van 16 december 2025
in de zaak van
[verzoekster](de moeder),
die woont in [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
advocaat: mr. S.M. Wolfert te Leek,
en
[verweerder](de vader),
die woont in [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
advocaat: mr. K.B. Spoelstra te Groningen.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Noord Nederland, locatie Groningen.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 20 augustus 2025, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), tevens houdende een verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking, ingekomen op 9 oktober 2025;
- het verweerschrift met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de moeder van 14 november 2025 met bijlage(n).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 25 november 2025 plaatsgevonden. Partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Daarnaast waren twee vertegenwoordigers van de raad aanwezig.

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader hebben tot de zomer van 2023 een affectieve relatie met elkaar gehad en zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2021. De ouders oefenen gezamenlijk het gezag over [de minderjarige] uit.
3.2
De moeder is na het verbreken van de relatie van partijen bij haar ouders in [woonplaats3] gaan wonen en de vader is in [woonplaats2] blijven wonen. De ouders hebben toen afspraken gemaakt over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken ten aanzien van [de minderjarige] , die neerkomen op een co-ouderschap. [de minderjarige] heeft haar hoofdverblijfplaats op grond van de gemaakte afspraken bij de moeder. Op dit moment staat [de minderjarige] ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres van de vader.
3.3
De ouders van de moeder hebben [in] 2025 aan de moeder medegedeeld dat zij naar [land1] gaan verhuizen en dat hun woning zal worden verkocht. De moeder heeft vervolgens aan de vader kenbaar gemaakt dat zij voornemens was om met [de minderjarige] bij haar partner in [woonplaats1] te gaan wonen.
3.4
De vader heeft vervolgens de rechtbank bij inleidend verzoekschrift op 14 juli 2025 verzocht om de moeder te verbieden om te verhuizen naar een adres vallende buiten een hemelsbrede afstand van 30 kilometer gemeten vanaf het adres [adres1] , dan wel, voor het geval de moeder al zou zijn verhuisd, om haar te gebieden terug te verhuizen naar een adres vallende binnen een hemelsbrede afstand van 30 kilometer gemeten vanaf dat adres. De vader heeft verzocht aan het verbod of het gebod een dwangsom te verbinden, die de moeder verbeurt als zij daaraan niet voldoet. Ook heeft de vader verzocht om hem vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige] in te schrijven op een basisschool in [woonplaats2] , op straffe van verbeurte van een dwangsom per dag of dagdeel dat de moeder daarmee in gebreke blijft. De moeder heeft op haar beurt zelfstandig verzocht om haar vervangende toestemming te verlenen om met [de minderjarige] te verhuizen naar [woonplaats1] .
3.5
Bij de – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – bestreden beschikking van 20 augustus 2025 heeft de rechtbank:
- de moeder voorlopig verboden om te verhuizen naar een ander adres vallende buiten
een hemelsbrede afstand van 30 kilometer gemeten vanaf het adres [adres1] ;
- vervangende toestemming verleend voor de inschrijving van [de minderjarige] op de [school1] in [woonplaats2] .
Iedere verdere beslissing is aangehouden en de rechtbank heeft de raad gelast een onderzoek in te stellen naar de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.
3.6
Het onderzoek door de raad is nog niet gestart. De raad heeft ter zitting van het hof naar voren gebracht dat de wachttijd voor een raadsonderzoek zes tot acht maanden bedraagt.
3.7
[in] 2025 is de moeder verhuisd naar haar partner in [woonplaats1] .
3.8
De vader is vervolgens een nieuwe procedure gestart, waarin hij de rechtbank verzoekt om de moeder te veroordelen terug te verhuizen naar een adres vallende binnen een hemelsbrede afstand van 30 km gemeten vanaf het adres [adres1] en waarin hij ook verzoeken doet ten aanzien van een (voorlopige) zorgregeling en de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] . De moeder heeft een zelfstandig verzoek ten aanzien van de zorgregeling gedaan.
3.9
In die nieuwe procedure heeft de rechtbank bij beschikking van 6 november 2025
– uitvoerbaar bij voorraad – een voorlopige zorgregeling vastgesteld, die inhoudt dat [de minderjarige] van donderdag uit school tot zondagmiddag bij de moeder verblijft en van zondagmiddag tot donderdag naar school bij de vader. Iedere verdere beslissing is aangehouden. De rechtbank heeft een (voortzetting van de) mondelinge behandeling bepaald op 6 februari 2026 en de ouders in de gelegenheid gesteld om de rechtbank bij akte nader te informeren over het verloop van de voorlopige zorgregeling, de inschrijving van [de minderjarige] op de buitenschoolse opvang en de daadwerkelijke inspanningen van de moeder om terug te verhuizen in de zin van de beschikking van 20 augustus 2025.

4.De omvang van het geschil

4.1
De moeder is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof:
in het incident:de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking te schorsen, althans een beslissing te nemen die het hof juist acht;
in de hoofdzaak(het hof begrijpt): de bestreden beschikking te vernietigen voor zover het de moeder daarbij voorlopig verboden is te verhuizen en voor zover daarbij vervangende toestemming is verleend voor de inschrijving van [de minderjarige] op de [school1] in [woonplaats2] en de verzoeken van de vader alsnog af te wijzen.
4.2
De vader voert verweer en hij verzoekt het hof om de moeder, zowel in het incident als in de hoofdzaak, niet-ontvankelijk te verklaren, althans het verzoek om schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking af te wijzen, haar hoger beroep ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissingHet schorsingsverzoek

5.1
Namens de moeder is ter zitting het verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking ingetrokken. Het hof maakt hieruit op dat de moeder de gronden van het schorsingsverzoek niet handhaaft. Dit brengt mee dat het hof de moeder niet-ontvankelijk zal verklaren in haar schorsingsverzoek.
De hoofdzaakHet voorlopige verhuisverbod
5.2
Tussen partijen is in de eerste plaats in geschil of de beslissing van de rechtbank om de moeder voorlopig te verbieden om met [de minderjarige] naar [woonplaats1] te verhuizen in stand moet blijven of niet.
5.3
Het hof is van oordeel dat de rechtbank de moeder op goede gronden voorlopig heeft verboden om met [de minderjarige] naar [woonplaats1] te verhuizen en onderschrijft de motivering die de rechtbank voor die beslissing heeft gegeven. In hoger beroep toetst het hof echter ‘ex nunc’, dat wil zeggen op basis van de actuele situatie. Het staat vast dat de moeder, ondanks het voorlopige verbod, [in] 2025 toch naar haar partner in [woonplaats1] is verhuisd. De moeder heeft daarover ter zitting verklaard dat zij geen andere optie had, omdat de woning van haar ouders is verkocht en zij geen urgentie voor een sociale huurwoning in de omgeving van [woonplaats2] kon verkrijgen, omdat [de minderjarige] niet op haar adres stond ingeschreven. Wat er ook zij van de redenen die de moeder had om naar [woonplaats1] te verhuizen, die verhuizing betekent naar het oordeel van het hof dat er in de actuele situatie geen grond meer is om de moeder te verbieden om naar [woonplaats1] te verhuizen. Dat verbod is immers inmiddels zinledig geworden. Het hof zal daarom het verhuisverbod, zoals opgenomen in de bestreden beschikking, met ingang van heden vernietigen en het inleidend verzoek op dit punt afwijzen voor zover het de periode vanaf heden betreft.
5.4
Het hof benadrukt daarbij dat deze beslissing niet betekent dat de moeder daarmee toestemming heeft om met [de minderjarige] naar [woonplaats1] te verhuizen. Bij de rechtbank lopen nog twee procedures tussen partijen, waarin (onder meer) zal worden geoordeeld over de vraag of aan de moeder vervangende toestemming dient te worden verleend om met [de minderjarige] naar [woonplaats1] te verhuizen dan wel of haar de verplichting moet worden opgelegd om terug te verhuizen naar de omgeving van [woonplaats2] . Die beslissing zal pas worden genomen als het onderzoek door de raad is afgerond.
De vervangende toestemming voor inschrijving van [de minderjarige] op een school in [woonplaats2]
5.5
Tussen partijen is verder in geschil of de inschrijving van [de minderjarige] op de [school1] in [woonplaats2] in stand moet blijven of niet.
5.6
Het hof acht het in het belang van [de minderjarige] dat haar inschrijving op de school in [woonplaats2] in stand blijft en ziet geen aanleiding om de verleende vervangende toestemming voor die inschrijving te vernietigen. Uit de stukken en de behandeling ter zitting is het hof gebleken dat [de minderjarige] inmiddels 4 jaar oud is, naar school gaat in [woonplaats2] en dat het goed met haar gaat op die school. Niet gebleken is dat [de minderjarige] nog niet klaar zou zijn om naar school te gaan, zoals de moeder wel stelt, ook al is zij officieel nog niet leerplichtig. Het hof acht het dan ook in haar belang dat zij, net als de meeste andere 4-jarigen, naar school kan blijven gaan. Omdat ze op grond van de voorlopige zorgregeling gedurende de meeste doordeweekse dagen bij de vader in [woonplaats2] verblijft en de moeder geen bezwaren heeft geuit tegen de huidige school in [woonplaats2] op zichzelf, is het in het belang van [de minderjarige] dat zij deze school blijft bezoeken. Voor zover [de minderjarige] als gevolg van de inschrijving op de school in [woonplaats2] meer geworteld zou raken in [woonplaats2] , waardoor volgens de moeder de kans dat aan haar vervangende toestemming tot verhuizing zal worden verleend kleiner wordt, is dat geen omstandigheid die tot een ander oordeel leidt. Het belang van [de minderjarige] is immers leidend voor de nu te nemen beslissing.
5.7
Uit het voorgaande volgt dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen voor zover daarbij vervangende toestemming is verleend voor de inschrijving van [de minderjarige] op de [school1] in [woonplaats2] .
5.8
Ten overvloede overweegt het hof nog als volgt. De ouders hebben ter zitting naar voren gebracht dat zij het belangrijk vinden dat [de minderjarige] goed contact heeft met beide ouders en dat zij beide ouders blijft zien. Er zijn volgens de ouders de afgelopen periode momenten geweest dat zij elkaar weer wat beter hebben kunnen vinden, waarbij er begrip was voor de omstandigheden aan beide kanten. Het hof vindt dit een positieve ontwikkeling en hoopt dat ouders doorgaan op deze ingeslagen weg.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
in zaaknummer 200.360.207/02:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek;
in zaaknummer 200.360.207/01:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van
20 augustus 2025, voor zover het de moeder daarbij voorlopig is verboden om te verhuizen naar een adres vallende buiten een hemelsbrede afstand van 30 kilometer gemeten vanaf het adres [adres1]
voor de periode tot heden;
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van
20 augustus 2025, voor zover het de moeder daarbij voorlopig is verboden om te verhuizen naar een adres vallende buiten een hemelsbrede afstand van 30 kilometer gemeten vanaf het adres [adres1] ,
voor de periode vanaf heden, en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het inleidend verzoek daartoe voor de periode vanaf heden af;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van
20 augustus 2025, voor zover daarbij vervangende toestemming is verleend voor de inschrijving van [de minderjarige] op de [school1] in [woonplaats2] ;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. R. Feunekes, mr. L. van Dijk en mr. C. Coster, bijgestaan door mr. I.I. Buitenhuis als griffier, en is op 16 december 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.