In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, staat de vraag centraal of de gemeente de eigenaar is van de walbeschoeiing bij waterpercelen van de eisers en of zij verplicht is tot onderhoud daarvan. De zaak is ontstaan uit een hoger beroep van een groep eisers die in eerste instantie bij de rechtbank Noord-Nederland vorderingen hadden ingesteld tegen de Gemeente de Fryske Marren. De eisers, die allen in [woonplaats1] wonen, hebben in 1994 percelen water en grond gekocht van Vastgoed de Friesche Wouden B.V. (VFW). In de leveringsakte van 7 juli 2000 werd de beschoeiing genoemd, maar de eisers betwisten of de gemeente deze beschoeiing heeft overgedragen aan Jorcom BV, de partij aan wie de gemeente de percelen heeft verkocht. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers afgewezen, waarna zij in hoger beroep zijn gegaan. Het hof heeft geoordeeld dat de gemeente niet de eigenaar is gebleven van de walbeschoeiing en dat de bezwaren van de eisers niet voldoende onderbouwd zijn. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt de eisers tot betaling van de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke eigendomsoverdrachten in notariële akten en de rol van verjaring in eigendomsgeschillen.