ECLI:NL:GHARL:2025:821

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
200.345.632/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming inschrijving basisschool in geschil tussen gescheiden ouders

In deze zaak gaat het om de schoolkeuze voor de minderjarige, geboren in 2020, van gescheiden ouders. De moeder, die de hoofdopvoeder is, heeft in hoger beroep gevraagd om vervangende toestemming om haar kind in te schrijven op de reformatorische basisschool [naam2] in [woonplaats1]. De vader daarentegen heeft toestemming gekregen van de rechtbank om het kind in te schrijven op de basisschool [naam1] in [woonplaats1]. De ouders zijn het niet eens over de schoolkeuze, wat leidt tot een principieel geschil. De rechtbank heeft in eerste aanleg de vader in het gelijk gesteld, en de moeder is in hoger beroep gegaan.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de afspraken die de ouders hebben gemaakt in hun ouderschapsplan en de verschillende geloofsovertuigingen van de ouders. De moeder stelt dat de keuze voor de [naam2] het beste aansluit bij de normen en waarden die zij haar kinderen wil meegeven, terwijl de vader van mening is dat de [naam1] beter aansluit bij de leefwereld van de minderjarige, gezien de gescheiden situatie en de verschillende opvoedingsstijlen. Het hof heeft geconcludeerd dat de keuze voor de [naam1] in het belang van de minderjarige is, omdat deze school beter aansluit bij de normen en waarden die de minderjarige van beide ouders meekrijgt. Het hof bekrachtigt de beslissing van de rechtbank en verleent de vader vervangende toestemming voor de inschrijving van de minderjarige op de [naam1].

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.345.632
(zaaknummer rechtbank Gelderland 434448)
beschikking van 18 februari 2025
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. W. Vahl,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M. Haverkort.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 5 juni 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna ook: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 5 september 2024;
  • het verweerschrift met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 21 januari 2025 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de moeder en haar advocaat;
  • de vader en zijn advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (de raad).

3.De feiten

3.1
Het huwelijk van de moeder en de vader is [in] 2020 ontbonden door echtscheiding.
3.2
De moeder en de vader zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in]
2020 ( [de minderjarige] ). De ouders hebben daarnaast nog drie oudere kinderen, [kind1] , [kind2] en [kind3] en een (na de echtscheiding geboren) jonger kind [kind4] .
De ouders hebben samen het gezag over [de minderjarige] .
3.3
De ouders hebben met elkaar afspraken gemaakt over de verzorging en opvoeding
van de oudste vier kinderen. Deze afspraken zijn neergelegd in een ouderschapsplan, dat
door de ouders is ondertekend op 30 oktober 2020. De ouders zijn in het ouderschapsplan -
onder meer - overeengekomen dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de moeder zullen
hebben. Ook zijn de ouders de volgende zorgregeling overeengekomen:
“in de oneven week komt de vader op vrijdag de kinderen om 18.30 uur halen bij de moeder
nadat de kinderen hebben gegeten. Op zondag brengt de vader de kinderen om 18.30 uur
terug nadat de kinderen hebben gegeten”.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen de ouders is in geschil de schoolkeuze voor [de minderjarige] .
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank aan de vader vervangende toestemming verleend om [de minderjarige] met ingang van de datum van de beschikking in te schrijven als leerling van het [naam1] te [woonplaats1] .
4.2
De moeder is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij vraagt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en alsnog haar verzoek toe te wijzen, te weten aan haar vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige] in te schrijven op de [naam2] te [woonplaats1] .
4.3
De vader voert verweer en vraagt het hof het verzoek van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

wat staat er in de wet?
5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd.
5.2
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over de schoolkeuze van het kind, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
standpunten
5.3
De moeder wil dat [de minderjarige] naar de reformatorische [naam2] in [woonplaats1] gaat. Dit is de school waar ook [kind2] en [kind3] naar toe gaan. Volgens de moeder past deze school het beste bij haar normen en waarden en zij is de hoofdopvoeder van [de minderjarige] . Als [de minderjarige] geen reformatorisch onderwijs zou volgen, is zij de uitzondering binnen het gezin. De rechtbank overweegt in haar beslissing dat ervoor gewaakt moet worden
dat de identiteit van [de minderjarige] niet in de knel komt, maar juist de beslissing van de rechtbank zorgt ervoor dat een identiteitscrisis ontstaat en een verschil met de andere kinderen in het gezin. De moeder vreest voor eindeloze discussies met de andere kinderen, zeker als [de minderjarige] wat ouder wordt. De moeder vindt het prima dat de vader zijn visie op het geloof heeft aangepast, maar dat zou dan strikt persoonlijk moeten blijven. Zij hebben samen destijds en
jarenlang voor de reformatorische leer en richting gekozen en daar mag nu geen abrupte
verandering in komen enkel en alleen omdat de vader boos is op de moeder. Dat beide scholen de bijbel hanteren betekent niet dat de normen en waarden op beide scholen hetzelfde zijn. Praktisch speelt mee dat zij doordeweeks moet zorgen dat de kinderen tijdig op school komen. Kinderen die naar drie verschillende scholen gaan is niet uitvoerbaar en niet te combineren met het werk van de moeder. De scholen hebben allemaal hun eigen planning en vrije dagen en dit is voor de moeder niet op te lossen. De vader draagt daar op geen enkele wijze aan bij.
5.4
De vader wil dat [de minderjarige] naar het [naam1] in [woonplaats1] gaat. Na de echtscheiding is voor [kind2] en [kind3] om praktische redenen gekozen voor de [naam2] , omdat deze school naast de school van [kind1] lag die naar speciaal onderwijs gaat. Zowel de moeder als hijzelf zijn minder streng gelovig opgevoed dan de wijze waarop de moeder nu het geloof aanhangt. Bovendien is tijdens het huwelijk vanaf 2017 in hun gezin het geloof steeds meer naar de achtergrond verdwenen. Het gezin ging steeds minder naar de kerk en zij deden ook gezamenlijke uitjes op de zondag. Volgens de vader heeft hij de kinderen nooit zo streng gelovig willen opvoeden en hebben de ouders dit samen ook zeker niet op deze wijze voor de kinderen voor ogen gehad. Niet hij is veranderd in het geloof, maar de moeder is veranderd. De moeder is vanaf half 2022 steeds strenger in het geloof geworden. Volgens de vader zou [de minderjarige] een uitzonderingspositie krijgen op de [naam2] omdat zij gescheiden ouders heeft. Anders dan de andere kinderen op die school die nooit televisie kijken, doet [de minderjarige] dat bij de vader wel. De praktische bezwaren van de moeder gaan niet op. [kind1] zit op het voortgezet onderwijs en wordt gehaald en gebracht en [kind2] (groep 8) en [kind3] (groep 6) gaan zelf op de fiets naar school. [de minderjarige] zal niet buiten het gezin staan, want de vader wil ook dat [kind4] straks naar het [naam1] gaat. De vader is het met de rechtbank, en de raad in eerst aanleg, eens dat [de minderjarige] dient te worden ingeschreven op een school die het beste aansluit bij de leefwerelden van beide ouders. De identiteitsontwikkeling van [de minderjarige] kan in het gedrang komen wanneer op school volledig wordt aangesloten bij alleen de leefwereld van de moeder en in het geheel niet bij de leefwereld van de vader.
5.5
De raad heeft geadviseerd de zaak aan te houden om de ouders de gelegenheid te geven er samen uit te komen middels hulpverleningstraject ter voorkoming dat de ouders keer op keer bij een rechter moeten komen omdat zij samen niet in staat zijn gezagsbeslissingen te nemen.
wat vindt het hof?
5.6
Anders dan de raad adviseert, zal het hof nu een beslissing nemen in deze zaak omdat het belangrijk is dat er duidelijkheid komt voor [de minderjarige] , die nog niet naar school gaat omdat deze kwestie nog speelt. Dit neemt niet weg dat het voor de toekomst van belang is dat de ouders proberen te werken aan verbetering en afstemming van de onderlinge communicatie. Gelet op hun verschil in geloofsovertuiging is de keuze van de basisschool voor [de minderjarige] een principieel punt voor de ouders waar zij samen niet uitkomen. Het hof moet in deze kwestie een beslissing nemen die het meest in het belang is van [de minderjarige] . Een oordeel over de geloofsovertuiging van de ouders blijft daarbij achterwege.
5.7
Volgens de moeder heeft enkel de vader zijn visie op het geloof aangepast, maar het hof ziet dit anders. Uit de stukken in het dossier blijkt dat de ouders in elk geval tijdens de laatste jaren van het huwelijk meer afstand hebben genomen van de reformatorische leefregels. Op enig moment paste kennelijk de reformatorische leer niet meer bij de gezinssituatie. Dat de moeder na de scheiding besloten heeft de kinderen weer volgens de reformatorische leefregels op te voeden, is haar keuze geweest. Maar de vader, die ook het gezag heeft over de kinderen, leeft in lijn met hoe de ouders tijdens de laatste jaren van het huwelijk leefden en dat is niet meer volledig volgens de reformatorische leefregels. Dat de vader om hem moverende redenen vlak na de scheiding toestemming heeft gegeven om [kind2] en [kind3] in te schrijven op de [naam2] betekent niet dat hij voor [de minderjarige] niet de voorkeur mag hebben voor een andere basisschool die meer aansluit bij de manier waarop hij in het leven staat. Even zo is te begrijpen dat de moeder graag wil dat [de minderjarige] naar de [naam2] gaat, omdat deze basisschool aansluit bij haar geloofsovertuiging. Dit belang van de moeder weegt naar het oordeel van het hof niet op tegen het belang van [de minderjarige] dat zij naar een school gaat die past bij haar leven met ouders die gescheiden zijn en een verschillende geloofsovertuiging en verschillende normen en waarden hebben. De moeder is de hoofdopvoeder, maar [de minderjarige] is om het weekend en in vakanties alle weekenden bij de vader. [de minderjarige] krijgt dus behalve de normen en waarden van de moeder ook normen en waarden van de vader mee die afwijken van de reformatorische leer. Voor kinderen die starten op de basisschool moet de school een plek worden waar je je vertrouwd en veilig gaat voelen. Van belang daarbij is dat de school aansluit bij hetgeen in dit geval [de minderjarige] van zowel de moeder als de vader aan normen en waarden meekrijgt. Daarom past het [naam1] naar het oordeel van het hof beter bij het leven dat [de minderjarige] leidt dan de [naam2] . Op laatstgenoemde school zou [de minderjarige] , zo blijkt uit de stukken, vanwege het ontbreken van een door de vader ondertekende identiteitsverklaring, bij wege van uitzondering mogen worden aangemeld, maar zij voldoet niet aan de voorwaarden van deze school. Hoewel het [naam1] niet aansluit bij de geloofsovertuiging van de moeder en dit voor de moeder bij de opvoeding van de kinderen tot lastige discussies kan leiden, speelt dit zich af binnen de vertrouwde omgeving van het gezin en het is aan de moeder (en de vader) om [de minderjarige] en de andere kinderen hierin te begeleiden. Die lastige discussies met de kinderen zullen er, ongeacht de basisschool waar [de minderjarige] naar toe gaat, naar verwachting toch gaan komen nu de vader leeft volgens andere normen en waarden dan de moeder.
Evenals de rechtbank gaat het hof voorbij aan de door de moeder genoemde praktische bezwaren en verwijst naar de overwegingen van de rechtbank hierover onder 6.6 in de bestreden beschikking, die het hof na eigen onderzoek tot de zijne maakt.
5.8
Gelet op het bovenstaande zal het hof de beslissing van de rechtbank met betrekking tot de vervangende toestemming voor inschrijving van [de minderjarige] als leerling van het [naam1] te [woonplaats1] bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 5 juni 2024.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K. Mans, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en
P.B. Kamminga en is op 18 februari 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.