In deze zaak gaat het om de schoolkeuze voor de minderjarige, geboren in 2020, van gescheiden ouders. De moeder, die de hoofdopvoeder is, heeft in hoger beroep gevraagd om vervangende toestemming om haar kind in te schrijven op de reformatorische basisschool [naam2] in [woonplaats1]. De vader daarentegen heeft toestemming gekregen van de rechtbank om het kind in te schrijven op de basisschool [naam1] in [woonplaats1]. De ouders zijn het niet eens over de schoolkeuze, wat leidt tot een principieel geschil. De rechtbank heeft in eerste aanleg de vader in het gelijk gesteld, en de moeder is in hoger beroep gegaan.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de afspraken die de ouders hebben gemaakt in hun ouderschapsplan en de verschillende geloofsovertuigingen van de ouders. De moeder stelt dat de keuze voor de [naam2] het beste aansluit bij de normen en waarden die zij haar kinderen wil meegeven, terwijl de vader van mening is dat de [naam1] beter aansluit bij de leefwereld van de minderjarige, gezien de gescheiden situatie en de verschillende opvoedingsstijlen. Het hof heeft geconcludeerd dat de keuze voor de [naam1] in het belang van de minderjarige is, omdat deze school beter aansluit bij de normen en waarden die de minderjarige van beide ouders meekrijgt. Het hof bekrachtigt de beslissing van de rechtbank en verleent de vader vervangende toestemming voor de inschrijving van de minderjarige op de [naam1].