ECLI:NL:GHARL:2025:819

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
200.339.699/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Definitieve vaststelling omgangsregeling in het belang van de kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 februari 2025 een beschikking gegeven inzake de omgangsregeling tussen een moeder en haar twee minderjarige kinderen. De moeder had in hoger beroep verzocht om een uitbreiding van de omgangsregeling, die eerder voorlopig was vastgesteld. Het hof heeft in zijn eerdere tussenbeschikking van 5 september 2024 al een voorlopige regeling vastgesteld, waarbij de moeder minimaal eenmaal per twee weken gedurende een half uur begeleid contact had met de kinderen. De jeugdbeschermers gaven aan dat er meer rust was ontstaan bij de kinderen sinds hun plaatsing in een nieuw pleeggezin, en dat er mogelijkheden waren voor begeleid contact.

Tijdens de mondelinge behandeling op 21 januari 2025 werd besproken dat de moeder graag wekelijks contact met de kinderen wilde, maar dat de raad voor de kinderbescherming adviseerde om de huidige regeling niet te wijzigen, gezien het gedrag van de kinderen na bezoekmomenten. Het hof heeft de voorlopige regeling definitief vastgesteld, omdat deze in het belang van de kinderen werd geacht en recht deed aan de groei die de moeder in het contact met de kinderen liet zien. De beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland van 10 januari 2024 werd vernietigd, en de nieuwe regeling houdt in dat de moeder minimaal eenmaal per twee weken gedurende een uur begeleid contact heeft met de kinderen, met de GI verantwoordelijk voor de uitvoering en eventuele uitbreiding van de regeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.339.699
(zaaknummer rechtbank Gelderland 427104)
beschikking van 18 februari 2025
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. F. Pool,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 5 september 2024 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit een journaalbericht van mr. Pool van 25 november 2024.
1.3
Op 21 januari 2025 is de mondelinge behandeling voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder en haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij wat het heeft overwogen en beslist in de tussenbeschikking van 5 september 2024, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist, met dien verstande dat daar waar (voorlopige) zorgregeling staat moet worden gelezen (voorlopige) regeling inzake het recht op omgang.
2.2
In die beschikking heeft het hof de behandeling van het verzoek in hoger beroep aangehouden, omdat sinds de plaatsing van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in het nieuwe pleeggezin volgens de GI meer rust bij de kinderen was ontstaan en op korte termijn weer begeleid contact tussen de moeder en [de minderjarige1] en [de minderjarige2] kon plaatsvinden. Op verzoek van de moeder en GI heeft het hof toen als voorlopige omgangsregeling vastgesteld dat:
- de moeder minimaal eenmaal per twee weken gedurende een half uur begeleide omgang heeft met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , waarbij het eerste begeleide omgangsmoment uiterlijk 1 september 2024 zal plaatsvinden,
- na een maand de moeder minimaal eenmaal per twee weken gedurende een uur begeleide omgang heeft met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] ,
waarbij de regie over de uitvoering en eventuele uitbreiding van de voorlopige omgangsregeling bij de GI ligt.
2.3
Bij het hiervoor genoemde journaalbericht van 25 november 2024 van haar advocaat heeft de moeder verslag gedaan van de actuele stand van zaken, zoals door het hof in de tussenbeschikking ook was verzocht. De moeder vindt dat de voorlopige omgangsregeling van elke veertien dagen een uur begeleid contact met de kinderen goed verloopt. Voor de moeder is alleen niet duidelijk wat zij moet doen om verdere uitbreiding van het contact mogelijk te maken. De moeder zou namelijk graag elke week contact met de kinderen willen hebben.
2.4
De jeugdbeschermer heeft op de mondelinge behandeling bij het hof verteld dat de GI de huidige bezoekmomenten voorlopig wil voortzetten. De jeugdbeschermer ziet bij de moeder groei in het contact met de kinderen en bij de kinderen dat er meer rust is ontstaan in het contact met de moeder. Wel hebben de pleegouders na een bezoekmoment nog steeds een paar dagen hun handen vol aan de kinderen. De GI wil graag de bezoekmomenten laten plaatsvinden in een huiskamersetting, begeleid door een neutrale omgangsbegeleider. Dit is nodig om een objectief beeld te krijgen van het verloop van het contact. Verder zal gekeken moeten worden naar de zorgen van de pleegouders over de reactie van kinderen op de bezoekmomenten. Volgens de jeugdbeschermer is niet duidelijk wat de oorzaak is van de signalen die de kinderen afgeven na een bezoekmoment. Dit hoeft overigens niets te maken te hebben met hoe de moeder het doet tijdens het bezoek, aldus de GI. De kinderen krijgen nog hulpverlening en mogelijk helpt dat om meer ruimte te creëren bij de kinderen voor een uitbreiding van de omgang. Volgens de jeugdbeschermer zal - indien de kinderen dat aankunnen - een uitbreiding van de omgangsregeling niet worden tegengehouden door de GI.
2.5
De raad heeft het hof geadviseerd de voorlopige omgangsregeling ook vast te leggen als definitieve regeling. De wens van de moeder om wekelijks contact met de kinderen te hebben, is volgens de raad op dit moment te veel voor de kinderen. De kinderen laten kennelijk nog wel bepaald gedrag zien na een bezoekmoment. De raad ziet eerder mogelijkheden in een uitbreiding van de uren dan in de frequentie van het contact.
2.6
Gelet op wat door de moeder en de GI naar voren is gebracht als stand van zaken en het door de raad gegeven advies, is het hof van oordeel dat de voorlopige regeling die in de tussenbeschikking van dit hof van 5 september 2024 is vastgelegd als de definitieve regeling inzake het recht op omgang moet worden vastgesteld. Het hof acht die omgangsregeling thans het meest in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en die regeling doet ook recht aan de groei die de moeder volgens de jeugdbeschermer laat zien in het contact met de kinderen. Het hof zal daarom de bestreden beschikking vernietigen en een beslissing nemen overeenkomstig de regeling uit voormelde tussenbeschikking.

3.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 10 januari 2024, en opnieuw beschikkende:
bepaalt als regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang dat de moeder minimaal eenmaal per twee weken gedurende een uur begeleid omgang met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] heeft, waarbij de regie over de uitvoering en eventuele uitbreiding van deze omgangsregeling bij de GI ligt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en K. Mans en is op 18 februari 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.