ECLI:NL:GHARL:2025:807

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 januari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
21-002797-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van drie kinderen door moeder in vervuilde en onhygiënische omstandigheden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, een moeder, werd beschuldigd van de mishandeling van haar drie kinderen door hen opzettelijk in een vervuilde en onhygiënische woning te laten leven, zonder adequate lichamelijke verzorging. De rechtbank had de verdachte eerder vrijgesproken, maar het hof kwam tot een andere bewijsbeslissing. Het hof oordeelde dat de kinderen gedurende de tenlastegelegde periode van 1 september 2021 tot en met 10 december 2021 in ernstige omstandigheden leefden, wat leidde tot benadeling van hun gezondheid. De kinderen vertoonden tekenen van verwaarlozing, zoals slechte hygiëne en gebitsproblemen. Het hof oordeelde dat de verdachte opzet had op deze benadeling, omdat zij zich bewust was van de onhygiënische situatie en desondanks niet ingreep. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren. Het hof benadrukte de ernst van de situatie en de verantwoordelijkheid van de ouders voor de zorg van hun kinderen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002797-23
Uitspraak d.d.: 23 januari 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 25 mei 2023 met parketnummer 18-194920-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
wonende te [adres]

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 9 januari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot veroordeling van verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde feit tot een voorwaardelijke taakstraf van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsvrouw,
mr. M.J. Flach, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte bij vonnis van 25 mei 2023 vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 september 2021 tot en met 10 december 2021 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, (telkens) [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft/hebben mishandeld door [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] (langdurig)
  • in een vervuilde en onhygiënische woning te laten leven, te laten slapen en/of te laten verblijven en/of
  • de (noodzakelijke) medische zorg en/of (noodzakelijke) tandheelkundige zorg en/of (noodzakelijke) psychische zorg en/of (noodzakelijke) lichamelijke verzorging te onthouden en/of
  • onvoldoende en/of niet constant en/of niet adequaat lichamelijke verzorging te bieden en/of
  • te weinig en/of onregelmatig eten te geven
ten gevolge waarvan de gezondheid van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] opzettelijk is benadeeld.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Voorts heeft de advocaat-generaal ter terechtzitting opgemerkt dat de tenlastelegging niet met zoveel woorden vermeldt dat het feit is begaan tegen verdachtes kinderen. De advocaat-generaal heeft deze strafverzwarende omstandigheid alsnog mondeling ten laste gelegd. De verdediging heeft daartegen geen bezwaar gemaakt. Het hof heeft ter terechtzitting niet met zoveel woorden beslist op de vordering, maar het constateert dat de namen van verdachtes kinderen in de tenlastelegging zijn opgenomen en dat daaronder ook wordt verwezen naar artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof leest daarom de tenlastelegging zo, dat de strafverzwarende omstandigheid al in de dagvaarding is opgenomen. Dat is niet strijdig of onverenigbaar met de bewoordingen van de tenlastelegging en verdachte is daardoor niet in haar belangen geschaad.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat hetgeen verdachte ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen kan worden.

Standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft zich namens verdachte op het standpunt gesteld dat zij van het tenlastegelegde vrijgesproken dient te worden, nu niet kan worden bewezen dat verdachte opzet, ook niet in voorwaardelijke vorm, heeft gehad op de benadeling van de gezondheid van haar drie kinderen.

Oordeel van het hof

Feiten
Uit het dossier blijkt dat de school van de kinderen zich zorgen maakte om de gezondheid en de leefomgeving van de kinderen. Aanleiding hiertoe was dat de kinderen er, volgens de medewerkers van de school, onverzorgd uitzagen met rotte tanden en kiezen, vieze gezichtjes, vieze handen en voeten, vieze kleding en een ernstige lichaamsgeur om zich heen. Ook hadden de kinderen op school aangegeven dat zij geen eigen bed hadden om in te slapen, op de bank of in een kamer sliepen met “heel veel dozen” en vaak niet ontbeten. Verder maakte de school zich zorgen om het (ziekte)verzuim van de kinderen en zou het jongste kind gedurende aanzienlijke tijd op te kleine schoenen naar school zijn gekomen. Dit heeft voor school de aanleiding gevormd om met de ouders van de kinderen, verdachte en medeverdachte, in gesprek te willen gaan teneinde te pogen hier verandering in te brengen. Dergelijke gesprekken kwamen niet of moeizaam tot stand en, voor zover zij al tot tand kwamen, hadden zij niet het gewenste resultaat. Dit heeft ervoor gezorgd dat de school zich genoodzaakt voelde om Veilig Thuis in te schakelen door het doen van een melding. Na deze melding bleven medewerkers van de school de kinderen thuis opzoeken in hun woning aan de [adres] te [plaats] , wanneer zij door ziekmelding thuis zaten, om huiswerk of om cadeautjes in verband met het Sinterklaasfeest te brengen. Op al deze momenten kregen medewerkers de kinderen zelf niet te zien, waardoor zij zich ernstige zorgen maakten. Ook dit werd bij Veilig Thuis gemeld.
Uit het dossier blijkt dat Veilig Thuis toen heeft besloten zelf een onderzoek te starten door meerdere huisbezoeken af te leggen aan de woning aan de [adres] . Ook de medewerkers van Veilig Thuis werden echter niet toegelaten tot de woning en kregen de kinderen niet te zien, omdat verdachte en medeverdachte weigerden mee te werken en de ramen van de woning bedekt waren. Dit heeft ertoe geleid dat Veilig Thuis een melding heeft gedaan bij de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
Evenals Veilig Thuis heeft ook de Raad gepoogd in contact te komen met de ouders (verdachte en medeverdachte) en kinderen. Zij zijn hiertoe langs de woning van het gezin aan de [adres] gegaan, maar ook dit was tevergeefs. Ondertussen liepen de zorgen over (het welzijn van) de kinderen bij school hoog op, omdat verdachte en medeverdachten de kinderen niet meer naar school lieten gaan en hen uitschreven bij de school. Nu de situatie zich dusdanig had ontwikkeld, heeft de Raad via de kinderrechter gezorgd voor een voorlopige ondertoezichtstelling en een voorlopige uithuisplaatsing van de kinderen, waarna zij op 10 december 2021 zijn opgehaald. Zij bevonden zich op dat moment in de woning van getuige [getuige 1] en getuige [getuige 2] , de vader en moeder van verdachte en de opa en oma van de kinderen. Ondertussen had Veilig Thuis ook een melding gedaan bij de politie van de vermeende mishandeling van de drie kinderen. Verdachte is vervolgens samen met medeverdachte op verdenking hiervan aangehouden in hun woning.
Uit het dossier blijkt verder dat de woning aan de [adres] , na aanhouding van verdachte en medeverdachte, is doorzocht. De verbalisanten relateren dat tijdens de doorzoeking bleek dat de woning sterk vervuild was. Er werden in de woning aangetroffen: meerdere vuilniszakken met daarin kleding en afval, vervuild en gebruikt servies, aangebroken potten chocoladepasta, boter en andere etenswaren alsmede lege (gebruikte) petflessen op de vloer. In de keuken bevond zich een fornuis met aangekoekt vuil, kapotte keukenkastjes, verschillende vuilniszakken, vuile vaat en verspreid over het aanrecht en de vloer lagen aangebroken etenswaren en etensresten. De bijkeuken was slecht te bereiken doordat er meerdere stukken kleding en andere voorwerpen op de grond lagen. Ook stond er een koelkast in de bijkeuken waar een, voor verbalisanten waarneembare, bedorven lucht uit kwam. Het toilet op de begane grond had geen wc-bril en op de muur en het toilet zat bruine aanslag. Naast het toilet bevond zich een plastic bak met daarin gebruikte luiers en maandverband. Op de eerste verdieping, waar de slaapkamers zich bevonden, was de overloop bezaaid met (vuile) kledingstukken en andere voorwerpen. In de (slaap)kamers op de bovenverdieping lagen overal spullen, petflessen, etensresten en (vuile) kledingstukken verspreid door de kamers. De bedden waren niet opgemaakt en de matrassen waren vuil en gevlekt. In de badkamer zagen verbalisanten verfspullen en gereedschap liggen en waren zowel de wc, badkuip en wasbak ernstig bevuild met bruine vlekken. Her en der zagen zij afgeknipte plukken mensenharen op de badkamervloer liggen.
Hetgeen verbalisanten over de staat van de woning hebben geverbaliseerd wordt bevestigd door de foto’s in het dossier, waarop de staat van de ernstig vervuilde woning te zien is. Op de foto’s is eveneens te zien dat er schimmelvorming was in verschillende ruimtes van de woning en een vies bad en toilet in de badkamer op de eerste verdieping. Met name het toilet is erg aangetast door bruine aanslag, zowel aan de binnenkant, als aan de buitenkant van het toilet.
Ook de verklaring van getuige [getuige 1] bevestigt de slechte staat van de woning. Hij verklaart dat hij regelmatig in de woning van verdachte kwam en dat hij zag dat de situatie steeds verslechterde. Hij verklaart dat de woning steeds meer vervuild raakte en dat er overal ongewassen kinderkleding en rommel lag. Ook verklaart hij dat de keuken ernstig vervuild was, maar dat daarin toch voor de kinderen werd gekookt. Getuige [getuige 1] verklaart voorts dat hij de man van verdachte, medeverdachte, hierop in oktober 2021 heeft aangesproken, omdat hij van mening was dat het zo niet langer kon. Samen met medeverdachte heeft hij toen de woonkamer opgeruimd. Getuige [getuige 1] verklaart dat de woning daarna alsnog ernstig vervuild was, maar dat het in oktober 2021, vóór het opruimen van de woonkamer, nog veel erger was.
Uit de forensische medische letselrapportages betreffende de drie kinderen in het dossier volgt voorts dat zij door een deskundige (kinderarts) lichamelijk zijn onderzocht. Bij alle drie de kinderen heeft de deskundige vastgesteld dat er tekenen zijn van verwaarlozing in de zin van: slechte hygiëne, slechte verzorging, het (gehad) hebben van luizen en ernstige cariës in het gebit. Ter terechtzitting van de rechtbank heeft verdachte in dit kader met betrekking tot de verzorging van het gebit van de kinderen verklaard dat verdachte en de medeverdachte de kinderen zelf hun tanden lieten poetsen en dat ze de kinderen daar niet altijd bij hielpen. Het wassen van de kinderen gebeurde in de badkamer. Verdachte heeft in haar verhoor bij de politie aangegeven dat die muren zwart zagen. Het hof begrijpt dat dit schimmel betrof, nu zij hierbij aangaf zich ervan bewust te zijn dat dit niet gezond was en aangepakt diende te worden.
Benadeling van de gezondheid
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van het tenlastegelegde feit dient allereerst vastgesteld te worden of sprake is geweest van benadeling van de gezondheid van de kinderen.
Uit de hierboven uiteengezette feiten die uit het dossier blijken, volgt dat de drie kinderen, in ieder geval gedurende de tenlastegelegde periode van drie maanden, hebben moeten leven, slapen en verblijven in een sterk vervuilde woning en onvoldoende, niet constante en niet adequate lichamelijke verzorging hebben ontvangen door het nalatige handelen van verdachte en medeverdachte, die niet alleen hebben nagelaten zelf de situatie in de woning voor de kinderen te verbeteren en hun de vereiste lichamelijke verzorging te bieden, maar ook iedere poging tot hulpverlening van buitenaf, van de school van de kinderen en van verschillende hulpverleningsinstanties, hebben afgehouden tot het moment waarop de omstandigheden noodzaakten tot de uithuisplaatsing van de kinderen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het voor de gezondheid van ieder mens benadelend is om, zeker gedurende een langere periode van drie maanden, te moeten leven, verblijven en slapen in dusdanig onhygiënische omstandigheden, als hiervoor omschreven. Dit wordt nog versterkt als onvoldoende, niet constante en niet adequate lichamelijke verzorging, waaronder begrepen de verzorging van het gebit, wordt geboden. Dit geldt des te meer voor jonge kinderen, waarvan in de onderhavige zaak sprake is, die midden in een groeiproces zitten, dat ernstig verstoord kan worden door het leven in een vervuilde omgeving en het ontbreken van de nodige lichamelijke verzorging en die daarenboven sterk afhankelijk zijn van hun ouders voor zorg en begeleiding bij het groeiproces en het voorzien in hun primaire levensbehoeftes. Bovendien blijkt uit de verschillende letselrapportages van tekenen van verwaarlozing: slechte hygiëne, verzorging, cariës en luizen (hebben gehad).
Gelet op het hiervoor overwogene is het hof van oordeel dat, door het nalaten van verdachte en medeverdachte, sprake is geweest van de benadeling van de gezondheid van hun drie kinderen.
Opzet
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van het tenlastegelegde feit dient naast de benadeling van de gezondheid van de kinderen vastgesteld te worden of verdachte opzet heeft gehad op deze benadeling. Het hof stelt in dit kader voorop dat hiervoor voldoende is dat komt vast te staan dat verdachte hier voorwaardelijk opzet op heeft gehad.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de benadeling van de gezondheid van de drie kinderen - is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden. Het zal hierbij moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Zoals hierboven overwogen is het een feit van algemene bekendheid dat het voor de gezondheid van, bij uitstek, jonge kinderen benadelend is om, zeker gedurende een langere periode, te moeten leven, verblijven en slapen in een ernstig vervuilde en onhygiënische omgeving, temeer als zij geen voldoende, constante en adequate lichamelijke verzorging geboden te krijgen. Er is dan ook sprake van een naar algemene ervaringsregels aanmerkelijke kans op benadeling van de gezondheid van jonge kinderen als die een langere periode onder dergelijke omstandigheden moeten leven.
Nu het hier een feit van algemene bekendheid betreft, kan het niet anders zijn dan dat ook verdachte en medeverdachte wetenschap hebben gehad van het bestaan van de aanmerkelijke kans dat de gezondheid van hun kinderen door haar en medeverdachtes nalaten zou worden benadeeld. Verdachte heeft bij de politie bovendien aangegeven zich ervan bewust te zijn dat het in huis niet veilig en gezond was voor de kinderen Door desondanks, na vele interventiepogingen door de ouders van verdachte, de school van de kinderen en andere instanties, alsnog niet in te grijpen door de situatie in huis en de lichamelijke verzorging van de kinderen te verbeteren en elke poging tot het bieden van hulp hierbij door hulpverleningsinstanties af te houden, kan het niet anders zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op de benadeling van de gezondheid van haar drie kinderen bewust heeft aanvaard.
Het hof is, gelet op het hiervoor overwogene, van oordeel dat hetgeen verdachte ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen kan worden.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 1 september 2021 tot en met 10 december 2021, te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander, telkens [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft mishandeld door [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] langdurig
  • in een vervuilde en onhygiënische woning te laten leven, te laten slapen en te laten verblijven en
  • onvoldoende, niet constante en niet adequate lichamelijke verzorging te bieden
ten gevolge waarvan de gezondheid van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] opzettelijk is benadeeld.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

mishandeling, begaan tegen haar kind, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft hierbij in het bijzonder het navolgende in ogenschouw genomen.
Verdachte heeft zich samen met medeverdachte schuldig gemaakt aan de mishandeling van haar drie kinderen door hun gezondheid opzettelijk te benadelen. Verdachte heeft hen in de tenlastegelegde periode in een vervuilde en onhygiënische woning laten leven, slapen en verblijven, alsmede onvoldoende, niet constante en niet adequate lichamelijke verzorging geboden. Door aldus te handelen heeft verdachte niet alleen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van haar jonge kinderen, maar ook hun gezondheid aangetast en daarmee hun groeiproces verstoord. De gezondheidsbenadeling vond bovendien thuis plaats, terwijl de kinderen zich juist op deze plek bij verdachte en medeverdachte, hun ouders, geborgen, gezond en veilig zouden moeten kunnen voelen. Daarentegen blijkt uit het dossier dat verdachte zich in het nemen van verantwoordelijkheid voor haar handelen laat sturen door haar partner en vader van de kinderen. Bij hem is sprake van bagatelliseren en externaliseren van de verwaarlozing van de kinderen, zoals onder meer is gebleken uit zijn verklaring bij de politie. Het hof hoopt dat verdachte door onderhavig arrest haar eigen verantwoordelijkheid voor het ontstaan van de situatie kan onderkennen en dus ook haar mogelijkheden om de inmiddels sterk verbeterde situatie vast te houden.
Het hof weegt bij de strafoplegging het uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 december 2024 van verdachte mee. Hieruit blijkt dat zij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Het hof heeft ook in ogenschouw genomen het eindverslag hulpverleningsplan van 11 juli 2024 dat door de gezinscoach van het Leger des Heils is opgemaakt, alsmede het reclasseringsrapport van 28 april 2023 dat met betrekking tot verdachte door reclasseringswerker [naam] van het Leger des Heils is opgemaakt.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf ook acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gekomen. Verdachte heeft verklaard dat het momenteel goed gaat. Verdachte heeft geleerd hoe zij duidelijk grenzen kan stellen in de opvoeding van haar kinderen. Het huis is schoon en opgeruimd, de kinderen gaan naar school en de lichamelijke verzorging van de kinderen wordt bijgehouden. Verdachte heeft verder verklaard geen schulden te hebben. Ook geeft zij aan graag weer aan het werk te willen gaan. Hierbij wordt zij geholpen door de [hulpverleningsinstantie] .
Gelet op het hiervoor overwogene acht het hof passend en geboden de oplegging van een voorwaardelijke taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis met een proeftijd van twee jaren en, in geval van tenuitvoerlegging, met aftrek van de tijd die zij reeds in voorarrest heeft doorgebracht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaartzoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaarthet bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeeltde verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Bepaaltdat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveeltdat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. M.B. de Wit en mr. E.W. van Weringh, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.C. Bita, griffier,
en op 23 januari 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.