ECLI:NL:GHARL:2025:8067

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 december 2025
Publicatiedatum
16 december 2025
Zaaknummer
21-004773-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bankhelpdeskfraude met hoogbejaarde slachtoffers

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 december 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte is veroordeeld voor bankhelpdeskfraude, waarbij hoogbejaarde slachtoffers zijn benaderd. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van voorarrest, en had een vordering tot tenuitvoerlegging toegewezen. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor de vrijspraken van twee aangevers, maar heeft de veroordeling voor de andere aangevers bevestigd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan 144 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Het hof heeft ook een taakstraf van 200 uren opgelegd in plaats van een gevangenisstraf van drie maanden, gelet op het tijdsverloop. De zaak betreft impliciet cumulatieve tenlasteleggingen van oplichting en diefstal door middel van een valse sleutel, waarbij de verdachte samen met anderen handelde. De slachtoffers, allen hoogbejaard, werden telefonisch benaderd en misleid om hun bankgegevens af te geven. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is voor medeplegen van de feiten, ondanks de verdediging van de verdachte dat hij niet zelf bij de slachtoffers aan de deur is geweest. De impact van de fraude op de slachtoffers is zwaarwegend, met financiële schade en een aangetast gevoel van veiligheid. De verdachte heeft een strafblad en is eerder veroordeeld voor vermogensdelicten, wat meeweegt in de strafoplegging. De vordering tot schadevergoeding van een benadeelde partij is toegewezen, en het hof heeft de verbeurdverklaring van een in beslag genomen telefoontoestel bevolen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004773-24
Uitspraakdatum: 4 december 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van 24 oktober 2024 met parketnummer 08-139677-23 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 08-030378-17, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1981 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 20 november 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot de bevestiging van het vonnis van de rechtbank. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overhandigd.
Verder heeft het hof kennisgenomen van wat verdachte en zijn raadsman,
mr. R. Oude Breuil, hebben aangevoerd.

Omvang van het hoger beroep

Onder het 1 en 2 tenlastegelegde zijn aan verdachte meerdere strafbare feiten impliciet cumulatief ten laste gelegd. De rechtbank heeft verdachte met betrekking tot het onder 1 en 2 tenlastegelegde vrijgesproken ten aanzien van aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Voor verdachte staat hoger beroep tegen deze gegeven vrijspraken niet open. Het hof zal het hoger beroep derhalve beperken tot aangevers [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en verdachte niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep voor zover het is gericht tegen de vrijspraken ten aanzien van aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Het vonnis
De rechtbank heeft bij vonnis van 24 oktober 2024 verdachte veroordeeld voor het meermalen medeplegen van oplichting en het meermalen medeplegen van diefstal door middel van een valse sleutel tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de rechtbank de vordering tenuitvoerlegging toegewezen, inhoudende een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Verder heeft de rechtbank de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding en de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] toegewezen. Deze vordering is vermeerderd met de wettelijke rente en de rechtbank heeft ter hoogte van datzelfde bedrag de schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De in beslag genomen telefoon heeft de rechtbank ten slotte verbeurd verklaard.
Het hof komt in dit arrest op een enkel onderdeel tot een andere beslissing over het bewijs dan de rechtbank. Het hof vernietigt daarom het vonnis en doet opnieuw recht.

Tenlastelegging

Op de zitting bij de rechtbank is de tenlastelegging gewijzigd. Aan verdachte is na deze wijziging ten laste gelegd - voor zover in hoger beroep aan de orde - dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 23 mei 2023 tot en met 7 juni 2023 te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] , althans in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten een of meerdere bankpas(sen)/pinpas(sen)/creditcard(s) en (de bijbehorende) pincode(s) door
- die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] telefonisch te benaderen en zich (daarbij) voor te doen als medewerker van de/een
(Rabo-)bank en/of
- die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] te melden dat er was gefraudeerd met de bankpas/bankrekening en/of door onbevoegden was ingelogd op de rekening en/of (een) ongebruikelijke transactie(s) zou(den) plaatsvinden op de rekening(en) van die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of
- die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] te melden dat hij/zij de fraude en/of de ongebruikelijke transactie(s) konden (doen) stoppen door hun bankpas(sen) en/of creditcard(s) en/of (de daarbij behorende) pincode(s) in een enveloppe te doen en (vervolgens) te verstrekken aan de koerier en/of een medewerker van de bank die bij die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of
[slachtoffer 5] aan de deur zou komen en/of (daarbij) een code zou geven ter verificatie en/of
- naar de woning van die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] is/zijn gegaan en zich heeft/hebben voorgedaan als medewerker van de/een (Rabo-)bank;
2.
hij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 23 mei 2023 tot en met 7 juni 2023 te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(een) geldbedrag(en) (van in totaal 8.823,82), in elk geval enig geldbedrag,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door:
- onbevoegd te pinnen (bij de Geldmaat op de [straat 1] te [plaats 1] en/of bij de Geldmaat op het [straat 2] te [plaats 4] ) met de bankpas (behorende bij rekeningnummer [rekeningnummer 1] ) van die [slachtoffer 3] en/of
- onbevoegd te pinnen (bij de Mediamarkt te [plaats 2] ) met de bankpas (behorende bij rekeningnummer [rekeningnummer 2] ) van die [slachtoffer 4] en/of
- onbevoegd te pinnen (bij de Mediamarkt te [plaats 1] ) met de bankpas (behorende bij rekeningnummer [rekeningnummer 3] ) van die [slachtoffer 5] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde

Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het medeplegen van oplichting weliswaar bewezen kan worden verklaard maar dat verdachte niet zelf bij de slachtoffers aan de deur is geweest om de pasjes op te halen. Verdachte heeft verklaard dat hij op verzoek van medeverdachte [medeverdachte] heeft gepind met de pinpassen van de aangevers en dat hij hiervoor betaald kreeg. Verdachte wist echter niet waar de pinpassen vandaan kwamen.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat er voldoende bewijs is. Het hof twijfelt niet aan de juistheid en betrouwbaarheid van dat bewijs. Als cassatie wordt ingesteld, neemt het hof de bewijsmiddelen op in een aanvulling op dit arrest.
Daarbij is vooral van belang dat [ vrije tekst].
Medeplegen
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook wanneer het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Uit de aangiftes volgt dat telkens sprake is van eenzelfde werkwijze. Aangevers, die allen een hoge leeftijd hebben, zijn telefonisch benaderd door een vrouw die zich telefonisch voordoet als bankmedewerkster. Zij vertelt onder meer dat er (mogelijk) gefraudeerd wordt met hun bankrekening, dat er onbevoegd is ingelogd of dat de pinpas geblokkeerd moet worden. Degene die zich voordoet als bankmedewerkster geeft vervolgens de instructie aan aangevers om de bankpas in een envelop te doen en af te geven aan “een koerier” als diegene een juiste “verificatiecode” noemt. Op dezelfde dag komt “een koerier” bij de woning van aangevers om de bankpas in ontvangst te nemen. Vervolgens wordt/worden kort daarna zonder toestemming van aangevers met de bankpas geld gepind of goederen gekocht. Er is sprake van een duidelijke rolverdeling, waarbij elke rol noodzakelijk is voor het slagen van de oplichting. Verdachte heeft op de zitting bij het hof bekend dat hij heeft gepind met de pinpassen van de aangevers. Hoewel verdachte daarbij heeft aangegeven niet te hebben geweten waar de pinpassen vandaan kwamen, blijkt uit het dossier het tegendeel. Verdachte trok immers samen op met medeverdachte [medeverdachte] en reisde gezamenlijk richting de woonplaats van de aangevers. Op de telefoon van verdachte is op Google Maps gezocht naar het adres van één van de aangevers, [slachtoffer 5] . Verdachte is vervolgens herkend op de camerabeelden van de portiek van de woning van voornoemde aangever, toen de bankpas van [slachtoffer 5] werd opgehaald. Daarbij komt dat tussen het afhandig maken van de pinpassen en de pintransacties steeds een korte tijdspanne zat. Doordat verdachte met zijn bijdrage telkens een onlosmakelijk deel heeft uitgemaakt van de oplichtingshandelingen, acht het hof het ongeloofwaardig dat verdachte niets afwist van de wijze waarop de pinpassen de aangevers afhandig zijn gemaakt.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten is komen vast te staan. Hoewel geen sprake is van een (volledig) gezamenlijke uitvoering, is de bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde naar het oordeel van het hof van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 23 mei 2023 tot en met 7 juni 2023 te [plaats 1] , [plaats 2] en [plaats 4] , telkens tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten meerdere pinpassen en de bijbehorende pincodes door
- die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] telefonisch te benaderen en zich daarbij voor te doen als medewerker van een bank en
- die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] te melden dat er was gefraudeerd met de bankpas/bankrekening en/of door onbevoegden was ingelogd op de rekening en
- die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] te melden dat zij de fraude konden doen stoppen door hun bankpassen in een enveloppe te doen en vervolgens te verstrekken aan de koerier die bij die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en
[slachtoffer 5] aan de deur zou komen en/of daarbij een code zou geven ter verificatie en
- naar de woning van die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] zijn gegaan en zich hebben voorgedaan als medewerker van een bank;
2.
hij in de periode van 23 mei 2023 tot en met 7 juni 2023 te [plaats 1] , [plaats 2] en [plaats 4] , tezamen en in vereniging met anderen,
geldbedragen, die aan [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en zijn mededaders die weg te nemen geldbedragen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door:
- onbevoegd te pinnen (bij de Geldmaat op de [straat 1] te [plaats 1] en bij de Geldmaat op het [straat 2] te [plaats 4] ) met de bankpas (behorende bij rekeningnummer [rekeningnummer 1] ) van die [slachtoffer 3] en
- onbevoegd te pinnen (bij de Mediamarkt te [plaats 2] ) met de bankpas (behorende bij rekeningnummer [rekeningnummer 2] ) van die [slachtoffer 4] en
- onbevoegd te pinnen (bij de Mediamarkt te [plaats 1] ) met de bankpas (behorende bij rekeningnummer [rekeningnummer 3] ) van die [slachtoffer 5] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur die verdachte in voorarrest heeft gezeten. Het gaat sinds anderhalf jaar goed met verdachte. Hij is van zijn drugsverslaving af en het zijn relatief oude strafbare feiten. Daarnaast is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht meerdere keren van toepassing.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen in het jaar 2023 schuldig gemaakt aan oplichting en diefstal van geldbedragen. Er is sprake van zogenoemde ‘bankhelpdeskfraude’. Deze variant van fraude is bewust gericht op - veelal oudere - mensen die in mindere mate vertrouwd zijn met internetbankieren en relatief veel vertrouwen hebben in bancaire instanties. Deze mensen zijn daarom geneigd hun vertrouwen te schenken aan mensen die zich presenteren als bankmedewerkers en hun hulp aanbieden ter voorkoming van gefingeerde dreigende frauduleuze afboekingen van hun rekeningen. Op hun verhoogde kwetsbaarheid wordt bewust ingespeeld om die vervolgens geraffineerd uit te buiten. De slachtoffers blijven vaak niet alleen achter met financiële schade, maar ook met een gevoel van schaamte en een ernstig aangetast vertrouwen. Ook in dit geval is daar sprake van. De oplichting heeft bij hoogbejaarde slachtoffers thuis plaatsgevonden, waardoor bij de slachtoffers het gevoel van veiligheid in en rond hun huis ernstig is geschaad. Verdachte en zijn mededaders hebben zich op geen enkele wijze bekommerd om de impact die hun handelwijze op de slachtoffers heeft. Ze hebben uitsluitend hun eigen financiële gewin voor ogen gehad.
Justitiële documentatie (strafblad)
Het hof heeft bij de strafoplegging gelet op het uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) van verdachte van 16 oktober 2025, waaruit blijkt dat hij in het verleden eerder onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten. Kennelijk hebben die eerdere veroordelingen geen indruk gemaakt op de verdachte. Het hof weegt dat in strafverzwarende zin mee. Verder blijkt uit het strafblad dat verdachte na de bewezenverklaarde feiten is veroordeeld wegens het plegen van andere strafbare feiten. Gelet hierop is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
Persoon van verdachte
Verder neemt het hof in aanmerking de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die ter terechtzitting door verdachte en zijn raadsman naar voren zijn gebracht en zoals deze ook blijken uit het dossier en de reclasseringsadviezen van 25 augustus 2023 en 8 juni 2023. Verdachte heeft op de zitting in hoger beroep aangegeven dat hij anderhalf jaar geleden is verhuisd en sindsdien is afgekickt van zijn drugsverslaving. Hij woont zelfstandig en is op zoek naar werk. Verdachte heeft schulden en staat onder bewind. Het lukt verdachte om rond te komen van zijn weekgeld en het gaat beter met hem dan voorheen. Op de zitting in hoger beroep heeft verdachte deels zijn verantwoordelijkheid genomen en spijt betuigd. Doordat verdachte kampte met een drugsverslaving, dacht hij niet na over de gevolgen van zijn handelen.
Strafoplegging
Rekening houdend met het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen, waarvan 144 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Dat betekent dat verdachte voor deze feiten in beginsel niet opnieuw een gevangenisstraf hoeft te ondergaan. Er is nog wel sprake van een forse voorwaardelijke gevangenisstraf om de ernst van de feiten tot uitdrukking te brengen en verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

Beslag

Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het in beslag genomen telefoontoestel kan worden verbeurdverklaard.
Oordeel van het hof
Het onder 1 bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot het in beslag genomen telefoontoestel. Het telefoontoestel behoort verdachte toe. Het wordt daarom verbeurdverklaard. Hierbij is rekening gehouden met de financiële draagkracht van verdachte.

Vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 5]

De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.464,99 ingediend, bestaande uit materiële schade. De rechtbank heeft dit bedrag toegewezen.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft op de zitting in hoger beroep aangegeven dat hij zich verantwoordelijk voelt voor de gevorderde schadevergoeding. Verdachte heeft toegezegd de schadevergoeding te zullen voldoen.
Oordeel van het hof
Uit het onderzoek op de zitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij, [slachtoffer 5] , rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 2 bewezenverklaarde strafbare handelen van verdachte. De gevorderde schade is door de verdediging inhoudelijk niet gemotiveerd betwist. Verdachte moet die schade vergoeden. De vordering wordt daarom toegewezen.
Wettelijke rente
Het hof zal de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade bepalen op 7 juni 2023.
Hoofdelijkheid
Op basis van de inhoud van het dossier stelt het hof vast dat verdachte het bewezenverklaarde tezamen en in vereniging met anderen heeft gepleegd. Nu zij allen onrechtmatig jegens de benadeelde hebben gehandeld, zijn zij ieder hoofdelijk aansprakelijk voor de gehele door de benadeelde geleden schade. Het hof zal de vordering van de benadeelde partij dan ook hoofdelijk toewijzen in die zin dat indien en voor zover één van hen (een deel van) deze schade betaalt, ook de ander daardoor zal zijn bevrijd van zijn betalingsverplichting.
Proceskosten
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering tot tenuitvoerlegging

In de zaak met parketnummer 08-030378-17 is verdachte op 4 september 2019 door de politierechter in de rechtbank Overijssel veroordeeld. Aan verdachte is toen een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren. Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van deze voorwaardelijke gevangenisstraf. Deze vordering is in hoger beroep ook aan de orde.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de tenuitvoerlegging, gelet op het tijdsverloop, niet meer opportuun is.
Oordeel van het hof
Verdachte heeft voor het einde van de proeftijd nieuwe strafbare feiten gepleegd. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden bevolen. Gelet op het tijdsverloop gelast het hof in plaats van de gevangenisstraf voor de duur van drie maanden de tenuitvoerlegging van een taakstraf voor de duur van 200 uren, ingeval van het niet naar behoren verrichten te vervangen door 90 dagen hechtenis.

Wetsartikelen

De straf en/of maatregel is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24, 33, 33a, 36f, 47, 57, 63, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden op het moment van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart verdachte niet-ontvankelijk in het ingestelde hoger beroep voor zover het is gericht tegen de vrijspraak van het onder 1 en 2 tenlastegelegde ten aanzien van aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
270 (tweehonderdzeventig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
144 (honderdvierenveertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beslag
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 1 telefoontoestel (goednummer: [nummer] ).
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 5] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.464,99 (duizend vierhonderdvierenzestig euro en negenennegentig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 5] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.464,99 (duizend vierhonderdvierenzestig euro en negenennegentig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 24 (vierentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 7 juni 2023.
Vordering tot tenuitvoerlegging
Gelast in plaats van het bevelen van de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 4 september 2019 met parketnummer 08-030378-17, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, een
taakstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. G.A. Versteeg, voorzitter,
mr. A.J. Rietveld en mr. F.E.J. Goffin, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.A. van der Zwaag, griffier,
en op 4 december 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.