ECLI:NL:GHARL:2025:8065

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 december 2025
Publicatiedatum
16 december 2025
Zaaknummer
21-001124-25
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot betaling van wederrechtelijk verkregen voordeel in ontnemingszaak na hennepteelt en diefstal van elektriciteit

In deze ontnemingszaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 december 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De betrokkene was eerder veroordeeld voor hennepteelt en diefstal van elektriciteit. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit een eerdere teeltcyclus van hennep, die voorafging aan de ontdekking van de hennepkwekerij door de politie. Het hof schat het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 9.498,12, gebaseerd op de opbrengst van de hennep minus de kosten die zijn gemaakt voor de teelt. De advocaat-generaal had een veel hoger bedrag gevorderd, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de omvang van het voordeel uit de kasopstelling. Het hof heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de betrokkene verplichtte tot betaling van het geschatte bedrag aan de Staat. De beslissing is genomen op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de grondslag biedt voor ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001124-25
Uitspraakdatum: 19 december 2025
TEGENSPRAAK
ONTNEMINGSZAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Utrecht, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 5 maart 2025 in de ontnemingszaak (ingeleid door een vordering van het openbaar ministerie als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht) met parketnummer 05-305621-23 tegen

[betrokkene] ,

geboren op [geboortedag] 1958 in [geboortedag] ,
wonende op het adres [geboortedag] .

Hoger beroep

De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland.

Onderzoek van de zaak

Het hof heeft bij de beslissing betrokken wat besproken is op de zitting van het hof van 5 december 2025 en op de zitting van de rechtbank.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overhandigd.
Verder heeft het hof kennisgenomen van wat is aangevoerd door de betrokkene en zijn raadsman, mr. F.G.W.M. Huijbers.

Uitspraak rechtbank

Het hof vernietigt de uitspraak van de rechtbank en doet opnieuw recht, omdat het hof tot een andere schatting komt van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

Onderliggende strafzaak

De betrokkene is bij arrest van dit hof van 19 december 2025 (parketnummer: 21-001124-25) veroordeeld voor:
hennepteelt (‘opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod’), begaan op 16 november 2023, en
diefstal van elektriciteit, begaan in de periode van 20 juli 2023 tot en met 16 november 2023.

Standpunt advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de betrokkene zal veroordelen tot een betaalverplichting van € 75.365,78. Dat bedrag is opgebouwd uit twee componenten.
Ten eerste heeft de betrokkene voordeel verkregen uit drie voltooide hennepteeltcycli, inclusief oogst en verkoop, die zijn voorafgegaan aan de (onvoltooide) teeltcyclus die gaande was toen de hennepkwekerij werd aangetroffen. Het daaruit verkregen voordeel bedraagt € 28.355,78. Daarin is er rekening mee gehouden dat de betrokkene een bedrag van € 5.500,00 heeft betaald aan [netbeheerder] . Eventuele latere betalingen aan [netbeheerder] kunnen op het te ontnemen bedrag in mindering worden gebracht.
Ten tweede kan op basis van de kasopstelling van de politie worden aangenomen dat de betrokkene in de onderzochte periode voor een bedrag van € 47.010,00 aan voordeel heeft verkregen uit strafbare feiten. In dat bedrag is rekening gehouden met wat de betrokkene tegen die kasopstelling heeft ingebracht.

Standpunt verdediging

Wat betreft de hennepteelt heeft de raadsman bepleit dat niet kan worden vastgesteld dat de betrokkene daaruit voordeel heeft verkregen. Het kan namelijk niet worden vastgesteld dat die kwekerij langer in bedrijf is geweest dan de periode van grofweg twee maanden die de betrokkene heeft genoemd. Het is dus niet buiten redelijke twijfel komen vast te staan dat sprake is geweest van een (eerdere) oogst. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de betrokkene inmiddels een bedrag van € 6.397,00 heeft terugbetaald aan [netbeheerder] , waarbij de raadsman heeft bepleit dat dit bedrag op het voordeel in mindering wordt gebracht.
De raadsman heeft op een aantal punten verweer gevoerd tegen de kasopstelling van de politie. De conclusie van de raadsman is dat uit de kasopstelling hooguit blijkt van een bedrag van € 15.010,00 dat niet wordt verklaard door legale inkomsten.

Oordeel hof

Het hof veroordeelt de betrokkene tot het betalen van € 9.498,12 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Ter onderbouwing hiervan overweegt het hof het volgende.
Grondslag voordeelsontneming
In het arrest in de onderliggende strafzaak heeft het hof vastgesteld dat op 16 november 2023 in de woning van de betrokkene een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen. Naar aanleiding daarvan is de hennepkwekerij ontmanteld en zijn de aangetroffen hennepplanten vernietigd. De betrokkene heeft die planten dus niet kunnen oogsten en verkopen, waardoor die teeltcyclus de betrokkene geen voordeel heeft opgeleverd.
Artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bevat echter twee bepalingen die een grondslag bieden voor voordeel dat is verkregen door middel van andere strafbare feiten: lid 2 en lid 3.
Lid 3 niet van toepassing
Het derde lid van artikel 36e Sr biedt een grondslag voor het ontnemen van voordeel waarvoor geldt dat het aannemelijk is dat andere strafbare feiten op enigerlei wijze ertoe hebben geleid dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Dat is bijvoorbeeld mogelijk wanneer uit een kasopstelling blijkt dat de betrokkene de beschikking heeft gekregen over een vermogensbestanddeel terwijl niet blijkt dat dit vermogensbestanddeel een legale herkomst heeft en/of dat de betrokkene in een bepaalde periode uitgaven heeft gedaan die niet met zijn legale inkomsten kunnen worden verklaard, en het mede in het licht daarvan aannemelijk is dat andere strafbare feiten hebben geleid tot wederrechtelijk voordeel voor de betrokkene.
Een voorwaarde voor voordeelsontneming op grond van het derde lid van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is dat de betrokkene in de onderliggende strafzaak is veroordeeld voor een misdrijf dat naar de wettelijke omschrijving wordt bedreigd met een geldboete van de vijfde categorie. Aan die voorwaarde wordt in dit geval niet voldaan. Zowel de hennepteelt (strafbaar gesteld in artikel 11, tweede lid, van de Opiumwet) als de diefstal van elektriciteit (strafbaar gesteld in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht) wordt namelijk niet bedreigd met een geldboete van de vijfde categorie. Voordeelsontneming is in dit geval dus niet mogelijk op grond van het derde lid van artikel 36e Sr.
Voordeelsontneming op basis van lid 2
Het tweede lid van artikel 36e Sr biedt een grondslag voor het ontnemen van voordeel dat is verkregen uit andere strafbare feiten waarvoor geldt dat er voldoende aanwijzingen zijn dat die andere strafbare feiten door de veroordeelde zijn begaan.
Hennepteelt: eerdere teeltcyclus (met oogst en verkoop)
Het hof heeft in het arrest in de onderliggende strafzaak vastgesteld dat de teeltcyclus die gaande was toen de politie de hennepkwekerij ontdekte, is voorafgegaan door één volledige teeltcyclus (gedurende tien weken vanaf 20 juli 2023), inclusief een oogst. Het hof gaat ervan uit dat de betrokkene de geoogste hennep heeft verkocht. De opbrengst daarvan kan worden aangemerkt als voordeel in de zin van het tweede lid van artikel 36e Sr. De schatting van de omvang van dat voordeel wordt verderop in dit arrest onderbouwd.
Geen voordeelsontneming op basis van de kasopstelling
De politie heeft een zogenoemde kasopstelling gemaakt met betrekking tot de betrokkene en zijn echtgenote. De onderzoeksperiode is 1 januari 2018 tot en met 6 februari 2023.
Naar het oordeel van het hof biedt de wet in dit geval geen grondslag voor voordeelsontneming op basis van die kasopstelling. Daargelaten de juistheid van de stelling van de advocaat-generaal, dat op basis van die kasopstelling (en rekening houdend met wat de betrokkene daartegen heeft ingebracht) kan worden aangenomen dat de betrokkene in de onderzochte periode voordeel heeft verkregen uit strafbare feiten, kan niet worden vastgesteld door middel van welke concreet aangeduide strafbare feiten de betrokkene dat eventuele voordeel heeft verkregen.
Daarmee is niet voldaan aan de voorwaarde dat het betreffende voordeel is verkregen door strafbare feiten waarvoor geldt dat er voldoende aanwijzingen zijn dat die andere strafbare feiten door de betrokkene zijn begaan. Zoals eerder overwogen is lid drie van artikel 36e Sr in dit geval niet van toepassing, waardoor voordeelsontneming op basis van de kasopstelling ook niet mogelijk is op basis van die bepaling.
Omvang wederrechtelijk verkregen voordeel [1]
Bij de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is het hof uitgegaan van de standaardberekening als bedoeld in het rapport ‘Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht’ van 1 juni 2016 van het Functioneel Parket Afpakken.
In de hennepkwekerij in de woning van de betrokkene stonden 118 planten. De oppervlakte van de beplanting in de kweekruimte was 6 vierkante meter. Er stonden dus (afgerond) 20 planten per vierkante meter. Gelet op die verhouding gaat het hof uit van een opbrengst van 25,7 gram per plant. Dit betekent dat de oogst (118 × 25,7 =) 3.032,6 gram hennep heeft opgeleverd.
Inkomsten
Het hof gaat uit van een verkoopprijs van € 4,07 per gram hennep. Hieruit volgt dat de oogst (4,07 × 3.032,6 =) € 12.342,68 heeft opgeleverd.
Kosten
Wat betreft de met de hennepteelt gemoeide kosten gaat het hof uit van de volgende bedragen:
‒ afschrijvingskosten: € 150,00;
‒ kosten voor de inkoop van stekken: € 3,81 per stek, oftewel (€ 3,81 × 118 =) € 449,58;
‒ overige variabele kosten: € 3,88 per plant, oftewel (€ 3,88 × 118 =) € 457,84 per oogst.
Daarnaast heeft de betrokkene kosten gemaakt voor de elektriciteit die is gebruikt voor de betreffende teeltcyclus. [netbeheerder] heeft op basis van de gebruikte apparatuur berekend hoeveel elektriciteit in de hennepkwekerij van de betrokkene werd verbruikt, namelijk 4.663 kWh voor een volledige teeltcyclus. [2] Verder blijkt uit de berekening van [netbeheerder] wat de prijs is van een hoeveelheid van 17.291 kWh, namelijk € 6.626,93. [3] Op basis daarvan heeft het hof berekend dat voor de hennepteelt waarop de voordeelsontneming gebaseerd is, elektriciteit is verbruikt ter waarde van (6.626,92 / 17.291 × 4.663 =) € 1.787,14.
De betrokkene heeft in verband met de aangetroffen hennepkwekerij een groter bedrag betaald aan [netbeheerder] . Volgens het bericht dat de verdediging heeft ingebracht op de zitting van 5 december 2025 ging het op 23 november 2025 om een bedrag van € 6.397,11. Bij de voordeelsberekening betrekt het hof echter alleen het deel van dat bedrag dat betrekking heeft op de elektriciteit die is verbruikt voor de teeltcyclus waarop de voordeelsontneming is gebaseerd. Daarnaast heeft het door de betrokkene betaalde bedrag betrekking op (a) elektriciteit voor door [netbeheerder] gestelde eerdere volledige teeltcycli en voor de onvoltooide teeltcyclus die nog gaande was toen de hennepkwekerij werd ontdekt en op (b) (kort gezegd) onderzoeks-, administratie- en aansluitkosten die [netbeheerder] heeft gemaakt doordat voor de hennepteelt gebruik is gemaakt van een illegale elektriciteitsaansluiting. In zoverre staan de betalingen aan [netbeheerder] in een te ver verwijderd verband met de teeltcyclus waarop de voordeelsontneming is gebaseerd en brengt het hof de betalingen niet in mindering op de hiervóór genoemde inkomsten uit die hennepteelt.
De kosten voor de hennepteelt bedroegen dus in totaal (150 + 449,58 + 457,84 + 1.787,14 =) € 2.844,56.
Voordeel
Gelet op het voorgaande schat het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel op (12.342,68 - 2.844,56 =) € 9.498,12.

Verplichting tot betaling aan de Staat

Het hof legt de betrokkene de verplichting op om aan de Staat het bedrag te betalen waarop het hof het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel heeft geschat.
Als de betrokkene dat bedrag niet betaalt en (volledig) verhaal niet mogelijk blijkt, kan het openbaar ministerie ten hoogste het hierna te noemen aantal dagen gijzeling vorderen als pressiemiddel om de betrokkene tot betaling te bewegen.

Wetsartikelen

De maatregel die het hof oplegt is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt de uitspraak van de rechtbank en doet opnieuw recht.
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 9.498,12 (negenduizend vierhonderdachtennegentig euro en twaalf cent).
Legt de betrokkene de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 9.498,12 (negenduizend vierhonderdachtennegentig euro en twaalf cent).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 189 dagen.
Dit arrest is gewezen door mr. M.F.J.M. de Werd, mr. A.J. Smit en mr. A.J. de Haan, in aanwezigheid van de griffier mr. D. van der Geld en is uitgesproken op de openbare zitting van het hof van 19 december 2025.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar ‘het politiedossier’ wordt bedoeld: het proces-verbaal van de politie met zaakregistratienummer PL0600-2024057874. Dit proces-verbaal is afgesloten op 26 februari 2024.
2.Pagina 499, 503 en 509 van het politiedossier.
3.Pagina 508 van het politiedossier.