ECLI:NL:GHARL:2025:7921

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 december 2025
Publicatiedatum
11 december 2025
Zaaknummer
21-001266-25
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gekwalificeerde opzetverkrachting voorafgegaan door geweld met veroordeling tot gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 december 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte is veroordeeld tot 42 maanden gevangenisstraf voor gekwalificeerde opzetverkrachting, waarbij het feit voorafgegaan werd door geweld. De aangeefster, na een uitgaansavond, werd gevolgd naar haar woning door de verdachte. In haar woning heeft de verdachte haar urenlang geprobeerd te intimideren en uiteindelijk verkracht. Het hof heeft de verklaringen van de aangeefster als consistent en gedetailleerd beoordeeld, en heeft het alternatieve scenario van de verdachte verworpen. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf, maar het hof heeft de straf verlaagd naar 42 maanden, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd. De vordering van de benadeelde partij is deels toegewezen, met een schadevergoeding van € 15.650,-, bestaande uit materiële en immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de verdachte ook verplicht om de schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partij.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001266-25
Uitspraakdatum: 12 december 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 18 maart 2025 met parketnummer 05-230486-24 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1990 in [geboorteplaats]
op dit moment verblijvende in P.I. [verblijfplaats]
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 28 november 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overhandigd. Verder heeft het hof kennisgenomen van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.G. Roethof, hebben aangevoerd en hetgeen namens de benadeelde partij [benadeelde] , door mr. S. Striekwold, advocaat te Doetinchem is aangevoerd.
Het vonnis
Bij het vonnis waarvan beroep is verdachte veroordeeld voor opzetverkrachting, terwijl het feit werd voorafgegaan door geweld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van voorarrest. Tevens is bij dat vonnis de vordering van de benadeelde partij deels toegewezen tot een totaalbedrag van € 15.650,- met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel tot dat bedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het hof komt in dit arrest tot een gedeeltelijk andere beslissing over het bewijs dan de rechtbank Gelderland en tot een andere strafoplegging. Het hof vernietigt daarom het vonnis en doet opnieuw recht.
Tenlastelegging
Op de zitting in hoger beroep is de tenlastelegging gewijzigd. Aan verdachte is na deze wijziging ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 7 juli 2024 te [plaats] , met een persoon, te weten [benadeelde] , een of meer seksuele handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten het brengen/duwen van zijn penis in haar vagina en/of het brengen/duwen van zijn penis tussen haar billen en/of tegen haar anus, althans tegen haar billen en/of het brengen/duwen van zijn tong in haar mond, terwijl hij, verdachte, wist dat bij die [benadeelde] daartoe de wil ontbrak en welke opzetverkrachting werd voorafgaan door, vergezeld van en/of gevolgd door dwang, geweld en/of bedreiging, door plotseling naast die [benadeelde] te gaan staan, op het moment dat zij de voordeur van haar woning tracht te openen en/of die [benadeelde] , met kracht, naar de grond te gooien en/of te duwen en/of die [benadeelde] bij de keel te grijpen en/of de keel, met kracht, dicht te knijpen;
subsidiair
hij op of omstreeks 7 juli 2024 te [plaats] , met een persoon, te weten [benadeelde] , een of meer seksuele handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten het brengen/duwen van zijn penis in haar vagina en/of het brengen/duwen van zijn penis tussen haar billen en/of tegen haar anus, althans tegen haar billen en/of het brengen/duwen van zijn tong in haar mond, terwijl hij, verdachte, ernstige reden had om te vermoeden dat bij die [benadeelde] daartoe de wil ontbrak;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt het hof het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vast:
In de nacht van 7 juli 2024 heeft seksueel contact plaatsgevonden tussen verdachte en
aangeefster [benadeelde] in haar woning in [plaats] . [2]
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat
verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit, te weten
gekwalificeerde opzetverkrachting.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit, omdat de seks met wederzijdse instemming
plaatsvond.
Beoordeling door het hof
Bewijsmiddelen
Aangeefster [benadeelde] heeft verklaard dat zij na het uitgaan alleen naar huis liep. Bij haar voordeur stond ineens een man naast haar. Hij vroeg haar of hij bij haar mocht slapen. Ze heeft verklaard dat zij gedurende een lange tijd in haar gang en buiten, bezig is geweest, om hem weg te krijgen en hem meermalen heeft gevraagd om weg te gaan, maar hij ging niet weg. Ineens pakte hij haar bij haar nek en probeerde hij haar te zoenen en stak hij zijn tong in haar mond. Zij probeerde met haar hoofd los te komen van zijn arm. Hij had zijn arm helemaal om haar nek en zij kon niet meer los komen. Aangeefster verklaarde dat zij steeds verder naar beneden werd geduwd. Toen heeft hij haar op de grond geworsteld en de deur dicht getrapt. Aangeefster schreeuwde tegen verdachte: “Doe eens rustig”.
Aangeefster verklaarde dat zij probeerde zich af te zetten door haar hoofd naar achteren te duwen, maar dat dat lastig ging omdat zij weinig bewegingsruimte had.
Daarna dacht ze dat ze niks meer kon doen en het moest doorstaan. Ze zijn op haar slaapkamer beland en hij wilde seks met haar. Hij probeerde zijn piemel in haar vagina te duwen. Ze was heel droog, dus ze zei twee keer tegen hem dat het niet ging. Hij duwde daarna nog een paar keer en toen lukte het uiteindelijk wel. Later lag ze met haar gezicht naar de muur en trok hij haar billen naar zich toe en probeerde hij haar anaal te penetreren. [3]
De moeder van [benadeelde] , [getuige] , heeft bij de politie verklaard dat [benadeelde] op 7 juli 2024 huilend bij haar binnenkwam. [benadeelde] kon niet stoppen met huilen en vertelde dat er die nacht iets heel ergs was gebeurd. Ze vertelde toen dat ze verkracht was. [benadeelde] vertelde haar dat ze naar binnen wilde gaan in haar woning en dat er in een keer een vent naast haar stond. Ze vertelde dat ze 1,5 tot 3 uur bezig was geweest om te proberen hem weg te krijgen, maar dat dat niet lukte. De man had haar om haar nek gepakt, zijn tong in haar mond gestoken en haar op de grond gegooid. [benadeelde] zei tegen haar moeder dat ze ontzettend bang was. Daarna was ze helemaal verstijfd en heeft ze het laten gebeuren. [benadeelde] vertelde dat de man in haar was geweest. [4]
In het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) van 26 augustus 2024 is als resultaat van het onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek vermeld dat bij de buitenste en binnenste schaamlippen van aangeefster (ZAAE5550NL#01 en ZAAE5550NL#02), diep vaginaal (ZAAE5550NL#03) en om de anus (ZAAE5550NL#04) DNA is aangetroffen dat een match geeft met het DNA van verdachte. Bij het spoor ZAAE5550NL#03 is de bewijskracht berekend op meer dan 1 miljard. [5]
Het dossier bevat een beschrijving van de camerabeelden van de Ring-deurbel aan de woning van [benadeelde] :
“Om 03:40:16 kwam er een mannelijk persoon, hierna te noemen onbekende man, links in beeld gelopen. Hij liep achter [benadeelde] langs en sprak haar aan. Wat hij zei was voor mij niet te verstaan. Ik zag de man donkergetint was, dat hij halflang zwart kroeshaar en een baardje had. Ik zag dat hij een witte hoodie aanhad met daarop een afbeelding en de naam van rapper “Tupac". Ik zag dat hij een blauwe spijkerbroek aanhad en een zonnebril
op zijn hoofd had. Einde video.
Video 153734 begint om 03:41:32.
In het beeld zag ik meteen [benadeelde] en de onbekende man voor de gesloten voordeur staan. De
onbekende man stond links in beeld en [benadeelde] stond rechts. De onbekende man maakt een
buigende bewegingen naar voren met zijn handen tegen elkaar. Hij zei tegen [benadeelde] “alstublieft”. [benadeelde] zei tegen de onbekende man “doei”. De onbekende man gaat op de grond zitten en het leek alsof hij haar smeekte. [benadeelde] zei meermaals tegen de onbekende man dat hij even normaal moest doen. Einde Video.
Video 153745 begint om 03:46:58.
In het beeld zag ik dat [benadeelde] en de onbekende man in de deuropening staan van de geopende
voordeur. De onbekende man wees met zijn rechter wijsvinger naar zijn mond. [benadeelde] zei ga je dit echt doen. De man zei maar 1x, luister naar mij, ik slaap hier. Hij wees daarbij naar een bankje wat in de gang stond. [benadeelde] reageerde hierop met de woorden: Ja daag. De onbekende man bleef herhalen dat hij in de gang wilde slapen. Ik hoorde dat [benadeelde] bleef aanhouden dat ze dat niet wilde. Einde video.
Video 153822 begint om 04:18:10.
Op het beeld zag ik meteen de onbekende man en [benadeelde] . Ik zag dat de voordeur open stond en daardoor zag ik een breedbeeld van de gang en ook een stukje van de portiek. In de gang hing een grote ronde spiegel en daaronder stond een bankje. In het spiegelbeeld zag ik een kapstok. Ik zag dat [benadeelde] buiten stond en de onbekende man in de gang stond. Om 04:18:18 vraag [benadeelde] aan de onbekende man of hij "alsjeblieft weg wil gaan, sorry”. De onbekende man reageerde en vroeg haar of ze serieus was. [benadeelde] zei dat ze altijd serieus was. Einde video.
Video 153837 begint om 04:37:22.
Op beeld zag ik meteen [benadeelde] en de onbekende man. Beeld is hetzelfde als in vorige video. Ik zag dat [benadeelde] in het begin van de video binnen in de gang stond. Het leek of zij de deur dicht wilde gaan doen. Ik zag dat vervolgens de onbekende man de gang in komt en snel op het bankje ging zitten. Ik zag dat [benadeelde] hierdoor geïrriteerd werd en naar buiten liep. Dit zag ik door haar houding en doordat ze riep: “aah, jezus, als jij dit doet, ff serieus". Om 04:37:33 zag ik dat de onbekende man ook naar buiten loopt. [benadeelde] is links naast de voordeur uit beeld verdwenen. Om 04:37:37 verdween ook de onbekende man links uit beeld. Einde video.
Video 153849 begint om 04:38:48.
Het beeld is weer hetzelfde als vorige video. Ik zag dat de onbekende man weer in de gang stond en [benadeelde] buiten de voordeur. Het lijkt of de onbekende man haar hier iets wil geven. Ik zag dat hij iets in zijn linkerhand vast had en dit aan [benadeelde] wilde geven. Ik zag dat het leek op iets van papier of iets van gelijke strekking. Ik hoorde dat de onbekende man herhaaldelijk tegen [benadeelde] zei: “boven, boven”. [benadeelde] reageerde hierop met de woorden,“wil je weggaan alsjeblieft”. Ik zag dat de man naar buiten liep, richting [benadeelde] . [benadeelde] liep hierop weg, links het beeld uit. Einde video.
Video 153902 begint om 04:45:03.
Het beeld is hetzelfde, ik zag dat de onbekende man zit op het bankje in de gang. [benadeelde] stond buiten beeld. Ik hoorde dat de onbekende man weer beleef herhalen dat hij naar boven wilde. Ik zag dat [benadeelde] weer in beeld komt en ze kwam vanaf buiten de gang weer in. Ze loopt voorbij de onbekende man en kijkt naar boven bij de trap. Ik hoorde dat ze tegen de onbekende man zei dat daar boven niets is en zag dat ze weer naar buiten liep door de voordeur. Ik zag dat ze links naast de voordeur ging staan. Einde video.
Video 153918 begint om 05:00:49.
In het beeld zag ik weer de gang en een stukje van de portiek. Ik zag links in beeld [benadeelde] staan en in het spiegelbeeld van de ronde spiegel zag ik de onbekende man voor de kapstok staan. Ik hoorde dat [benadeelde] zei: "Slaap lekker, maar jij wil niet weggaan want als ik de deur dichtdoe dan word je heel boos”. Ik hoorde dat de onbekende man hierop wel reageerde maar wat hij precies zei is voor mij onverstaanbaar. Om 05:01:11 zag ik dat de man probeerde de voordeur dicht te doen en ik zag dat [benadeelde] dit wilde voorkomen. Ik hoorde dat zij “nee" zei en de deur weer opendeed. Ik zag dat [benadeelde] hierna in de deuropening gaat staan en zag dat de onbekende man weer op het bankje gaat zitten in de gang. Einde video.
Video 153955 begint om 05:20:29.
Het beeld is nog steeds hetzelfde. Ik zag dat zowel [benadeelde] als de onbekende man buiten de portiek stonden. Ik zag dat de onbekende man langs [benadeelde] opliep de gang in. Ik zag dat hij met een grote lach op zijn gezicht aan het einde van de gang bij de trap ging staan. Hij keek naar [benadeelde] en vroeg haar waar de WC was. Ik zag dat [benadeelde] wees naar een witte deur links in beeld. Ik zag dat de man de deur opendeed en daar naar binnen liep, Vervolgens zag ik dat [benadeelde] de voordeur dicht deed waardoor de gang niet meer zichtbaar was. Einde video.
Video 154003 begint om 05:22:59.
Op het beeld zag ik weer de gang en een stukje van de portiek. Ik zag links in beeld [benadeelde] met haar rug naar de ringdeurbel staan. Ik zag in het spiegelbeeld van de ronde spiegel dat de onbekende man met zijn rug tegen de kapstok stond. Ik zag dat ze met de hoofden richting elkaar stonden en in het spiegelbeeld van de ronde spiegel zag ik dat de onbekende man een hand op de schouder van [benadeelde] had. Ik hoorde smakkende geluiden, wat leek alsof [benadeelde] en de onbekende man aan het zoenen waren. Ik hoorde dat [benadeelde] om 05:23:10 tegen de onbekende man zei: “doe even rustig". Ze zei dit op een rustige manier. Ik zag dat toen [benadeelde] dit zei, de onbekende man zijn arm om de nek van [benadeelde] had en zag dat hij haar naar de grond wilde duwen. Ik zag dat [benadeelde] tegenwerkte maar het lukte de onbekende man toch om haar op de grond te krijgen. Ik zag dat [benadeelde] en de onbekende man naast het bankje in de gang op de grond terecht kwamen. Ik hoorde dat [benadeelde] tegen de onbekende man riep: “Doe even rustig!“ Ik zag dat de onbekende man opstond en zonder iets te zeggen de voordeur dicht gooide. Hierdoor was de gang niet meer in beeld. Einde video. [6]
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij zichzelf herkent op de beelden van de Ring-deurbel van de woning van aangeefster. [7] Verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg desgevraagd verklaard dat hij niet aan aangeefster heeft gevraagd of zij seks wilde toen zijn boven waren. [8]

Bewijsoverwegingen

Het hof is met de rechtbank van oordeel dat aangeefster consistent is geweest in haar verklaringen. Deze verklaringen die specifiek en gedetailleerd zijn, worden op belangrijke punten ondersteund door andere bewijsmiddelen, zoals hierboven opgenomen.
Het hof heeft de camerabeelden gezien en ziet geen aanleiding om aan de weergave daarvan door de verbalisanten te twijfelen.
Voor wat betreft het brengen van de tong van verdachte in de mond van aangeefster overweegt het hof, anders dan de rechtbank, dat dit deel uitmaakt van een en hetzelfde wilsbesluit. Verdachte had voordien immers al aangegeven dat hij met aangeefster naar boven wilde.
Verdachte heeft meermaals aangevoerd dat het beeld wat in het dossier geschetst wordt niet overeenkomt met de werkelijkheid. Verdachte heeft – zakelijk weergegeven en samengevat – verklaard dat hij en aangeefster elkaar bij een uitgaansgelegenheid hebben ontmoet, gezamenlijk uit de stad zijn vertrokken en samen zijn opgelopen naar haar woning. Die keren dat hij op de camerabeelden van de route vanuit de stad naar haar huis achter haar liep, was dat, omdat hij een joint of een sigaret aan het roken was. Bij de woning van aangeefster hebben zij nog enige tijd buiten gezeten en gekletst. In de hal hebben zij met wederzijdse instemming gezoend en zijn zij ten val gekomen, omdat hij struikelde. Daarna zijn zij naar haar slaapkamer vertrokken, waarna er met wederzijdse toestemming seksueel contact heeft plaatsgevonden..
Het hof gaat voorbij aan dit scenario, omdat dit scenario op geen enkele manier aannemelijk is geworden. Het hof heeft de camerabeelden van de cafébezoeken en wandelroute naar huis van aangeefster gezien en ziet geen aanleiding om aan de weergave daarvan door de verbalisanten te twijfelen. Nergens is verdachte samen met aangeefster in of buiten een café te zien. Evenmin is verdachte te zien op de beelden van aangeefsters route naar huis, met uitzondering van het laatste stuk. Anders dan verdachte verklaart, blijkt uit deze beelden niet van gezamenlijk oplopen en evenmin van het roken van een sigaret of joint. Tussen de laatste beelden van de looproute en het eerste beeld van de Ring-deurbel bij aangeefsters voordeur zit slechts een hele korte tijd, zodat evenmin gebleken is van het enige tijd samen buiten de woning van aangeefster zitten en kletsen. Tot slot, blijkt uit de beschrijving van de beelden van de Ring-deurbel evenmin dat aangeefster verdachte uitnodigt om binnen te komen of met haar naar boven te gaan. Zij vraagt hem wel meermaals weg te gaan en ontkent richting verdachte dat er iets is boven in haar woning.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks7 juli 2024 te [plaats] , met een persoon, te weten [benadeelde] , een of meer seksuele handelingen die
bestonden uit ofmede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten het
brengen/duwen van zijn penis in haar vagina en
/ofhet brengen/duwen van zijn penis tussen haar billen en
/oftegen haar anus,
althans tegen haar billenen
/ofhet brengen/duwen van zijn tong in haar mond, terwijl hij, verdachte, wist dat bij die [benadeelde] daartoe de wil ontbrak en welke opzetverkrachting werd voorafgaan door
en vergezeld van en/of gevolgd door dwang,geweld
en/of bedreiging, door plotseling naast die [benadeelde] te gaan staan, op het moment dat zij de voordeur van haar woning tracht te openen en
/ofdie [benadeelde]
, met kracht,naar de grond te gooien en/of te duwen
en/of die [benadeelde] bij de keel te grijpen en/of de keel, met kracht, dicht te knijpen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op:
Opzetverkrachting voorafgegaan door geweld
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd het vonnis waarvan beroep ook te bevestigen ten aanzien van de oplegging van de straf.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat, indien het hof wel tot een veroordeling zou komen, het hof de door de rechtbank opgelegde straf aanzienlijk matigt.
Het oordeel van het hof
Bij het bepalen van de straf en/of maatregel houdt het hof rekening met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan gekwalificeerde opzetverkrachting. Hij is aangeefster gevolgd toen zij naar huis liep. Hij heeft urenlang de signalen en verzoeken van aangeefster om weg te gaan genegeerd. Hij heeft aangeefster in haar woning bij haar nek gepakt, zijn tong in haar mond geduwd en haar naar de grond gewerkt, vervolgens heeft hij haar vaginaal gepenetreerd en heeft hij zijn penis tussen haar billen en tegen haar anus gebracht.
Verdachte heeft met zijn handelen op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster. Door voorbij te gaan aan de fysieke en verbale signalen die aangeefster gaf om aan te geven dat zijn niet wilde, heeft verdachte de positie van aangeefster volkomen ondergeschikt gemaakt aan de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens. Hij heeft daarbij tevens de veiligheid van haar eigen huis onherstelbaar beschadigd. Verdachte heeft ter terechtzitting geen blijk gegeven van enig zelfinzicht.
Hierbij past naar het oordeel van het hof geen andere of lichtere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat tot uitgangspunt genomen de straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd, zoals neergelegd in de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten voor de straftoemeting. Op verkrachting stond onder de oude wet maximaal 12 jaar gevangenisstraf. Deze maximale straf komt overeen met de maximale straf die staat op gekwalificeerde opzetverkrachting. De LOVS oriëntatiepunten gaan voor artikel 242 (oud) Sr. bij verkrachting met geweld of met een daarmee vergelijkbare mate van dwang uit van 36 maanden. Het hof neemt derhalve 36 maanden gevangenisstraf als uitgangspunt. Nu verdachte aangeefster heeft achtervolgd, de verkrachting heeft plaatsgevonden in haar eigen woning en verdachte geen enkel inzicht in de verwerpelijkheid van zijn eigen handelen heeft getoond, acht het hof in de onderhavige zaak een gevangenisstraf van 42 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding van € 20.650,50 ingediend. De rechtbank heeft dit bedrag voor een deel toegewezen tot een bedrag van € 15.650,50.
De benadeelde partij heeft in hoger beroep aangegeven dat het oorspronkelijke bedrag nog steeds wordt gevorderd. Het hof moet daarom een beslissing nemen over de bij de rechtbank gevorderde schadevergoeding.
De advocaat van de benadeelde partij heeft ter terechtzitting aangevoerd dat in eerste aanleg de toekomstige kosten niet zijn toegewezen en dat het hof daar in hoger beroep niets aan hoeft te doen, nu deze kosten ook nu nog niet zijn gemaakt.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof op de vordering van de benadeelde partij beslist op dezelfde wijze als de rechtbank heeft gedaan.
De verdediging heeft in verband met haar standpunt in de strafzaak bepleit dat de benadeelde partij niet ontvankelijk wordt verklaard in de vordering. Verder stelt de verdediging dat de hoogte van de immateriële schade in een lagere categorie valt dan bepleit door de benadeelde partij en hooguit € 2.500,- tot 7.500,- zou bedragen.
Op de zitting is gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het primair bewezenverklaarde strafbare handelen van verdachte. Het hof zal evenals de rechtbank heeft gedaan de vergoeding van toekomstige schade niet toewijzen, nu de kosten nog niet zijn gemaakt en evenmin op eenvoudige wijze de toekomstige kosten geschat kunnen worden. De behandeling van dat deel van de vordering levert een onevenredige belasting van deze strafprocedure op. De benadeelde partij kan daarom in dit deel van de vordering nu niet worden ontvangen. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering indienen bij de burgerlijke rechter.
Het hof wijst evenals de rechtbank een bedrag van € 650,- voor materiële schade en een bedrag van € 15.000,-voor immateriële schade toe. Deze beide posten zijn voldoende onderbouwd en komen het hof redelijk voor. Het hof deelt niet de opvatting van de verdediging dat het bewezen verklaarde feit in de laagste schaal van de Rotterdamse schaal (oriëntatiebedragen voor immateriële schade) valt. Daarvoor zijn de wijze waarop verdachte zich naar het slachtoffer toe heeft gedragen en de gevolgen daarvan bij het slachtoffer te ernstig.
Beide bedragen zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, legt het hof de schadevergoedingsmaatregel op.
Wetsartikelen
De straf en/of maatregel is gebaseerd op de artikelen 36f en 243 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden op het moment van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
42 (tweeënveertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 15.650,00 (vijftienduizend zeshonderdvijftig euro) bestaande uit € 650,00 (zeshonderdvijftig euro) materiële schade en € 15.000,00 (vijftienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 15.650,00 (vijftienduizend zeshonderdvijftig euro) bestaande uit € 650,00 (zeshonderdvijftig euro) materiële schade en € 15.000,00 (vijftienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 113 (honderddertien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
9 augustus 2024 en van de immateriële schade op 7 juli 2024.
Dit arrest is gewezen door mr. G. Dam, mr. J.M. Rowel-van der Linde en mr. M. Zwartjes, in aanwezigheid van de griffier J.R.M. Roetgerink en is uitgesproken op de openbare zitting van het hof van 12 december 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, [district] , opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024314259, gesloten op 26 september 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aangifte, p. 33, 38-39; Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 266.
3.Proces-verbaal aangifte, p. 33-40.
4.Proces-verbaal van verhoor [getuige] , p. 83-84.
5.NFI rapport van 26 augustus 2024. p. 21
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 126-128.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 18 juli 2024, p. 273
8.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van de rechtbank van 4 maart 2025.