ECLI:NL:GHARL:2025:7752

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 december 2025
Publicatiedatum
4 december 2025
Zaaknummer
21-001708-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Midden-Nederland inzake deelname aan een criminele organisatie en het in voorraad hebben van ketamine

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 december 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren voor zijn deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met de productie en handel in methamfetamine, ook wel bekend als 'crystal meth'. Daarnaast is de verdachte ook veroordeeld voor het in voorraad hebben van 81,55 gram ketamine. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte vanaf 27 maart 2020 tot en met 30 juni 2020 deel uitmaakte van een organisatie die tot doel had het plegen van misdrijven, waaronder de productie van methamfetamine. De verdachte heeft een actieve rol gespeeld in het productieproces, waarbij hij baseolie heeft bereid die uiteindelijk werd omgezet in methamfetamine. Het hof heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak, wat heeft geleid tot een vermindering van de straf. De verdachte is vrijgesproken van het voorhanden hebben van een busje pepperspray, omdat niet bewezen kon worden dat hij zich bewust was van de aanwezigheid daarvan in zijn woning. Het hof heeft ook twee geldbedragen verbeurd verklaard en de teruggave van verschillende in beslag genomen goederen gelast.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001708-22
Uitspraakdatum: 4 december 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 12 april 2022 met parketnummer 16-194307-20 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1969 in [geboorteplaats] ,
op dit moment verblijvende in P.I. [locatie] .

1.Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

2.Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 22 oktober 2024, 19 december 2024 en 7 november 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft op 19 december 2024 een tussenarrest gewezen.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overhandigd.
Verder heeft het hof kennisgenomen van wat verdachte en zijn raadsman, mr. N. Claassen, advocaat te Rotterdam, hebben aangevoerd.

3.Het vonnis

De rechtbank heeft verdachte ter zake van:
  • deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde lid, vierde lid van de Opiumwet (feit 1),
  • overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan (feit 2), en
  • medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II (feit 3)
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van het voorarrest, en een geldboete ter hoogte van € 40.000,00, te vervangen door 235 dagen hechtenis.
Daarnaast heeft de rechtbank twee geldbedragen ter hoogte van € 500,00 en € 8.050,00 verbeurdverklaard en de teruggave aan verdachte gelast van twee waterscooters, twee trailers en een motorfiets.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt en zal daarom opnieuw recht doen.

4.Tenlastelegging

Ter terechtzitting in eerste aanleg is de tenlastelegging gewijzigd. Aan verdachte is na deze wijziging tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 22 februari 2020 tot en met 28 juli 2020 te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 9] en/of [medeverdachte 10] en/of een of meerdere anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
- het opzettelijk bereiden en bewerken en verwerken en verkopen en afleveren en verstrekken en vervoeren en aanwezig hebben en vervaardigen van methamfetamine en/of cocaïne, zijnde (telkens) middelen als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I (zaaksdossier 3, 4, 5, 6, 7 en p. 4978 ev) en/of
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, zijnde een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op of omstreeks 28 juli 2020 te [plaats 5] , in elk geval in Nederland, opzettelijk, een geneesmiddel als bedoeld in artikel 1 sub b van de Geneesmiddelenwet, zonder registratie en/of waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten 81,55 gram ketamine, in voorraad heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 28 juli 2020 te [plaats 5] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een wapen van categorie II, onder 6, te weten een busje pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen), voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.Vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde

5.1
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de in zijn keuken aangetroffen pepperspray voorhanden heeft gehad, nu het goed op een voor alle bewoners toegankelijke plek is aangetroffen en verdachte als hoofdbewoner geacht wordt te weten welke goederen zich in zijn woning bevinden.
5.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 3 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van de pepperspray in zijn woning.
5.3
Oordeel van het hof
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging gekregen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan. Daartoe overweegt het hof dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte zich in meerdere of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van de pepperspray in zijn woning. Het enkele feit dat de pepperspray in een buffetkast in de keuken van de woning van verdachte is aangetroffen is daarvoor onvoldoende, nu ook de andere bewoners toegang hadden tot deze locatie en uit het dossier niet blijkt of de pepperspray direct in het zicht lag. De door verdachte afgelegde verklaring dat de pepperspray van zijn vrouw was en dat hij niet wist dat zij deze had, wordt dan ook niet door de inhoud van het dossier weerlegd. Verdachte zal daarom van het onder 3 tenlastegelegde worden vrijgesproken.

6.Bewijsoverweging ten aanzien van de feiten 1 en 2

6.1
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich, op gronden zoals vermeld in het requisitoir, op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
6.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich, op gronden zoals vermeld in de pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde heeft de raadsman het volgende aangevoerd.
Allereerst kan volgens de raadsman niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat verdachte de gebruiker is geweest van de EncroChataccounts [naam 1] en [naam 2] . Verdachte heeft immers ontkend van deze accounts gebruik te hebben gemaakt en de in het proces-verbaal van identificatie genoemde omstandigheden zijn onvoldoende onderscheidend om te concluderen dat verdachte wel de gebruiker is geweest. Het bericht van 7 mei 2020 waarin de gebruiker [naam 3] [naam 1] ‘ [naam 4] ’ noemt is daarvoor bovendien een contra-indicatie. De voornaam van verdachte is immers ‘ [verdachte] ’ en dat schrijft men ook fonetisch niet als ‘ [naam 4] ’. Het dossier bevat nog meer berichten van [naam 1] en [naam 2] die volgens de raadsman contra-indicaties opleveren, maar daarnaar heeft de politie geen onderzoek gedaan. Zo heeft de politie niet onderzocht of verdachte een vriendin heeft met de naam ‘ [naam 5] ’, of verdachte een neef heeft die oud genoeg is om zich te verloven en of verdachte ooit eigenaar is geweest van de waterscooters waarvan [naam 1] het eigendom claimt.
Subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde aangevoerd dat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte tijdens de gehele ten laste gelegde periode de gebruiker van de EncroChataccounts [naam 1] en [naam 2] is geweest. Daartoe heeft de raadsman naar voren gebracht dat het dossier aanwijzingen bevat dat de accounts door meerdere personen zijn gebruikt. Zo heeft de gebruiker van het EncroChataccount [naam 6] de naam ‘ [verdachte] ’ op 7 april 2020 bij het account [naam 1] verwijderd en op 10 mei 2020 weer bij het account [naam 1] toegevoegd. Dat meerdere mensen van de accounts gebruikmaakten kan daarnaast worden afgeleid uit de omstandigheid dat [naam 1] en [naam 2] gesprekken met elkaar hebben gevoerd. Het kan dan ook niet steeds één en dezelfde persoon zijn geweest, aldus de raadsman.
Meer subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat uit het dossier weliswaar blijkt dat sprake is geweest van een crimineel samenwerkingsverband, maar dat de gebruiker van de accounts [naam 1] en [naam 2] niet aan dat samenwerkingsverband heeft deelgenomen. Volgens de raadsman moet de gebruiker van de accounts [naam 1] en [naam 2] worden beschouwd als een zelfstandige en op eigen risico opererende producent van baseolie die verder niet bij het proces betrokken was. In dat kader heeft de raadsman naar voren gebracht dat [naam 1] slechts voor de door hem geleverde baseolie werd betaald wanneer het eindproduct gereed was, dat de baseolie van [naam 1] niet op de productielocatie in [plaats 3] werd gebruikt en dat het samenwerkingsverband niet alleen baseolie afnam bij [naam 1] , maar ook bij andere partijen (zoals ‘ [naam 7] ’). Tot slot blijkt uit de EncroChatberichten dat de medeverdachten ontevreden waren over de door [naam 1] geproduceerde baseolie. Ook hieruit kan volgens de raadsman worden afgeleid dat [naam 1] niet tot het samenwerkingsverband behoorde.
6.3
Oordeel van het hof
Gelet op redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen [1] zijn vervat, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 27 maart 2020 tot en met 30 juni 2020 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van Opiumwetmisdrijven (feit 1) en dat verdachte op 28 juli 2020 81,55 gram ketamine in voorraad heeft gehad (feit 2).
Het hof zal eerst in paragraaf 6.3.1 feit 1 bespreken. In paragraaf 6.3.1.1 wordt ingegaan op de identificatie van de door verdachte en zijn medeverdachten gebruikte EncroChataccounts. In paragraaf 6.3.1.2 wordt vervolgens het in de EncroChatberichten versluierde taalgebruik besproken. Daarna wordt in de paragrafen 6.3.1.3 en 6.3.1.4 de betrokkenheid van verdachte en zijn medeverdachten bij de in [plaats 2] en [plaats 1] aangetroffen productielocaties en opslagplaatsen uiteengezet. De bespreking van de juridische duiding van de feiten en omstandigheden komt aan de orde in paragraaf 6.3.1.5.
Tot slot komt in paragraaf 6.3.2 de bespreking van feit 2 aan bod.
6.3.1
Feit 1: de criminele organisatie
6.3.1.1 Identificatie gebruikers EncroChataccounts
De EncroChataccounts [naam 1] en [naam 2]
Berichten met persoonsgegevens
Uit een chatbericht van 7 april 2020 blijkt dat het account [naam 1] @encrochat.com bij gebruiker [naam 6] @encrochat.com staat opgeslagen als ‘ [naam 1] / [verdachte] ’. [2]
De voornaam van verdachte is ‘ [verdachte] ’. [3]
Op 5 mei 2020 vindt voorts het volgende gesprek plaats tussen de gebruiker van het account [naam 1] @encrochat.com en de gebruiker van het account [naam 8] @encrochat.com:
[naam 1] :
En wat voor. Dag. Is. Het.
[naam 8] :
Dinsdag
[naam 1] :
Je weet. Het. Niet. Meer
Hoe kan je het. Vergeten
[naam 8] :
Ja jongen van harte gefeliciteerd
Nee was hrt alweer vergeten
[naam 1] :
Ha ha ha
Doe er. Toch niks aan [4]
Het hof leidt uit bovenstaand gesprek af dat [naam 8] [naam 1] met zijn verjaardag feliciteert, nu [naam 1] antwoordt ‘dat hij er toch niks aan doet’.
Verdachte is geboren op [geboortedatum] 1969. [5]
Berichten met vervoersmiddelen
Uit de inhoud van de EncroChatberichten volgt dat de gebruiker van het account [naam 1] beschikte over een geelzwarte waterscooter. Op 20 mei 2020 bood [naam 1] immers aan verschillende tegencontacten een geelzwarte waterscooter te koop aan. [6] Zo stuurde [naam 1] een foto van een geelzwarte waterscooter naar het account [naam 9] @encrochat.com [7] , naar het account [naam 10] @encrochat.com [8] en naar het account [naam 11] @encrochat.com. [9] Op de foto die [naam 1] naar
[naam 11] stuurde is te zien dat de waterscooter het [kenteken 1] heeft. [10]
Op 28 juli 2020 is een geelzwarte waterscooter met [kenteken 1] aangetroffen in de loods van het bedrijf [bedrijf] . [11] De bedrijfsleider van dit bedrijf, [getuige] , heeft verklaard dat niet alleen [naam 13] de waterscooter bij de loods kwam ophalen om ermee te varen, maar dat ook verdachte dit wel eens deed. Volgens [getuige] kwam verdachte de waterscooter wel eens ophalen of brengen en zette hij hem ook wel eens in zijn eigen schuur. [12]
Op 20 mei 2020 stuurde [naam 1] naar het account [naam 9] @encrochat.com niet alleen een foto van een geelzwarte waterscooter, maar ook een foto van een witte Volkswagen Polo. [naam 1] vermeldde daarbij dat ‘deze ook te koop is’. Op de door [naam 1] gestuurde foto van de personenauto is het grootste gedeelte van het kenteken zichtbaar, te weten kentekencombinatie ‘ [kenteken 2] ’. Uit onderzoek van de politie in het systeem van de RDW is het kenteken [kenteken 2] naar voren gekomen, aangezien dit kenteken bij een witte Volkswagen Polo behoorde. De kentekenhouder van genoemd voertuig is mevrouw [naam 14] , geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats] . Mevrouw [naam 14] en verdachte hebben samen twee kinderen en stonden in 2020 beiden ingeschreven op het adres [adres 1] . [13]
Op 28 juli 2020 werd ook de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 3] aangetroffen op het terrein van het bedrijf [bedrijf] . [14] Bedrijfsleider [getuige] heeft verklaard dat hij de auto in 2020 voor een bedrag ter hoogte van € 12.000,00 van verdachte heeft gekocht. [15]
Historische telecomgegevens [naam 1]
Het account [naam 1] @encrochat.com maakte gebruik van IMEI-nummer [nummer 1] . [16] De politie heeft onderzocht welk cell-id het meest frequent door
IMEI-nummer [nummer 1] werd gebruikt. Dit betrof cell-id [nummer 2] , behorende bij de zendmast op het adres [adres 2] . Blijkens
Google Mapsligt deze zendmast op een afstand van 1,1 kilometer van de woning van verdachte gelegen aan [adres 1] . [17] Bovendien is deze cell-id naar voren gekomen bij de TEMS-meting (waarmee op een locatie wordt vastgesteld welke zendmast wordt gebruikt) die door de politie is uitgevoerd nabij de woning van verdachte. [18]
Het account [naam 2]
Op 28 mei 2020 stuurde [naam 1] naar [naam 15] @encrochat.com een bericht waarin een foto is afgebeeld met de naam ‘ [naam 2] ’ en schreef daarbij: “
Me nieuwe”. Dezelfde foto en tekst stuurde [naam 1] op 29 mei 2020 naar [naam 6] @encrochat.com. [19]
Op 29 mei 2020 heeft [naam 1] voor het laatst naar andere gebruikers dan [naam 2] chatberichten gestuurd. Vervolgens heeft [naam 1] vanaf 6 juni 2020 alleen nog maar contact met het account [naam 2] . Uit een gesprek tussen [naam 1] en [naam 2] op 7 juni 2020 volgt dat de nieuwe gebruiker van [naam 1] op verzoek van [naam 2] op niemand reageert. [naam 2] stuurt dan immers naar [naam 1] : “
Ook niet op reageren he als iemand mailt.” [20]
Historische telecomgegevens [naam 2]
Het account [naam 2] @encrochat.com maakte gebruik van IMEI-nummer [nummer 3] . De politie heeft onderzocht welk cell-id het meest frequent door dit
IMEI-nummer werd gebruikt. Dit betrof eveneens cell-id [nummer 2] , behorende bij de zendmast op het adres [adres 2] . [21]
Conclusies
Naar het oordeel van het hof volgt uit bovenstaande bewijsmiddelen, in hun onderlinge verband en samenhang bezien, dat:
  • verdachte tot en met 29 mei 2020 gebruikmaakte van het account [naam 1] @encrochat.com;
  • verdachte vanaf 28 mei 2020 gebruikmaakte van het account [naam 2] @encrochat.com;
  • een ander dan verdachte vanaf 6 juni 2020 gebruikmaakte van het account [naam 1] @encrochat.com.
Anders dan de raadsman heeft betoogd, maakt de omstandigheid dat de geelzwarte waterscooter met [kenteken 1] op naam van een ander (dan verdachte) staat, bovenstaande conclusies niet anders. Als [naam 1] op 21 mei 2020 met [naam 11] een gesprek voert over de waterscooter stuurt [naam 1] immers: “
Is niet alleen van mijn. [22] Hieruit leidt het hof af dat de gebruiker van het account [naam 1] niet als enige over de waterscooter kon beschikken. Uit de door getuige [getuige] afgelegde verklaring volgt voorts dat verdachte samen met een ander over de geelzwarte waterscooter met [kenteken 1] beschikte.
Ook het op 6 juni 2025 door [naam 1] aan [naam 2] verstuurde bericht dat zijn neefje morgen gaat verloven kan naar het oordeel van het hof – anders dan de raadsman heeft betoogd – niet worden gezien als een contra-indicatie voor de identificatie van verdachte als gebruiker van het account [naam 1] . Nog daargelaten dat het dossier geen informatie over (de leeftijd van) eventuele neven van verdachte bevat, is het desbetreffende bericht op 6 juni 2020 verstuurd. Reeds hierboven heeft het hof vastgesteld dat verdachte slechts tot en met 28 mei de gebruiker van het account [naam 1] was en dat het account op 6 juni 2020 door een ander was overgenomen.
De raadsman heeft verder met name verweer gevoerd over de mate waarin de politie onderzoek heeft verricht naar de inhoud van de door [naam 1] en [naam 2] verstuurde berichten. Dat het openbaar ministerie nog meer en ander onderzoek had kunnen verrichten, doet naar het oordeel van het hof echter niets af aan de onderzoeksbevindingen die er wel zijn. Integendeel, het hof is – op grond van de inhoud van de berichten, bezien in samenhang met de identificerende en andere bewijsmiddelen – ervan overtuigd dat verdachte in de genoemde periodes van de accounts [naam 1] en [naam 2] gebruik heeft gemaakt.
Voor zover de raadsman heeft willen stellen dat de door de politie onderzochte
IMEI-nummers onvoldoende identificerend zijn, nu de laatste nummers niet altijd identiek zijn, overweegt het hof dat het ambtshalve bekend is dat een IMEI-nummer uit 14 cijfers bestaat en dat het 15e cijfer, het controlegetal, kan wisselen.
Tot slot overweegt het hof dat het dossier geen aanknopingspunt bevat dat (ook) een ander dan verdachte in de periode tot en met 29 mei 2020 gebruikmaakte van het account [naam 1] of dat een ander dan verdachte gebruikmaakte van het account [naam 2] . De enkele omstandigheid dat [naam 6] de naam ‘ [verdachte] ’ op 7 april 2020 bij het account [naam 1] weghaalt en op 10 mei 2020 weer bij het account [naam 1] toevoegt, maakt die conclusie niet anders. Daarbij betrekt het hof ook dat de communicatie bij beide accounts telkens vlekkeloos verliep. Behoudens de wisseling van [naam 1] naar [naam 2] op 28 mei 2020 hoefden zowel [naam 1] als [naam 2] zich niet steeds als zodanig kenbaar te maken.
Ten behoeve van de leesbaarheid van het arrest zal het hof bij het weergeven van
berichten in plaats van voormelde EncroChataccounts steeds de naam van verdachte vermelden.
De EncroChataccounts van de medeverdachten
Het procesdossier bevat veel EncroChatberichten die volgens de politie door en aan verdachte en zijn medeverdachten zijn verstuurd. Door de verdediging is de identificatie van de medeverdachten niet betwist. Op grond van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de processen-verbaal van identificatie, in onderling verband en samenhang bezien, stelt het hof vast dat:
- medeverdachte [medeverdachte 6] gebruik heeft gemaakt van de accounts
[naam 9] @encrochat.com en [naam 16] @encrochat.com [23] ;
- medeverdachte [medeverdachte 5] gebruik heeft gemaakt van de accounts [naam 17] @encrochat.com en [naam 11] @encrochat.com [24] ;
- medeverdachte [medeverdachte 8] gebruik heeft gemaakt van het account [naam 18] @encrochat.com [25] ;
- medeverdachte [medeverdachte 1] gebruik heeft gemaakt van het account [naam 19] @encrochat.com [26] ;
- medeverdachte [medeverdachte 3] gebruik heeft gemaakt van het account [naam 20] @encrochat.com [27] ;
- medeverdachte [medeverdachte 10] gebruik heeft gemaakt van het account
[naam 21] @encrochat.com [28] ;
- medeverdachte [medeverdachte 9] gebruik heeft gemaakt van het account
[naam 22] @encrochat.com [29] ;
- medeverdachte [medeverdachte 2] gebruik heeft gemaakt van EncroChataccount
[naam 23] @encrochat.com [30] ;
- medeverdachte [medeverdachte 7] gebruik heeft gemaakt van EncroChataccount
[naam 24] @encrochat.com [31] ;
- medeverdachte [medeverdachte 4] gebruik heeft gemaakt van EncroChataccount [naam 25] @encrochat.com. [32]
Ten behoeve van de leesbaarheid van het arrest zal het hof bij het weergeven van berichten in plaats van voormelde EncroChataccounts steeds de namen van de medeverdachten vermelden.
De bijnamen van de geïdentificeerde gebruikers
Uit de zich in het dossier bevindende EncroChatberichten volgt dat verdachte en zijn medeverdachten de volgende bijnamen hebben.
Account
Gebruiker
Bijnamen in de chat
[naam 9] @encrochat.com
[naam 16] @encrochat.com
[medeverdachte 6]
[Bijnaam medeverdachte 6]
[Bijnaam medeverdachte 6]
[Bijnaam medeverdachte 6]
[naam 17] @encrochat.com
[naam 11] @encrochat.com
[medeverdachte 5]
[Bijnaam medeverdachte 5]
[Bijnaam medeverdachte 5]
[Bijnaam medeverdachte 5]
[Bijnaam medeverdachte 5]
[Bijnaam medeverdachte 5]
[naam 18] @encrochat.com
[medeverdachte 8]
[Bijnaam medeverdachte 8] / [Bijnaam medeverdachte 8]
[Bijnaam medeverdachte 8]
[Bijnaam medeverdachte 8]
[naam 19] @encrochat.com
[medeverdachte 1]
[Bijnaam medeverdachte 1]
[naam 20] @encrochat.com
[medeverdachte 3]
[Bijnaam medeverdachte 3]
[naam 1] @encrochat.com
[naam 2] @encrochat.com
[verdachte]
[Bijnaam verdachte]
[Bijnaam verdachte] / [Bijnaam verdachte]
[naam 21] @encrochat.com
[medeverdachte 10]
[Bijnaam medeverdachte 10]
[Bijnaam medeverdachte 10] / [Bijnaam medeverdachte 10]
[Bijnaam medeverdachte 10]
[naam 22] @encrochat.com
[medeverdachte 9]
[naam 23] @encrochat.com
[medeverdachte 2]
[Bijnaam medeverdachte 2]
[Bijnaam medeverdachte 2]
[naam 24] @encrochat.com
[medeverdachte 7]
[Bijnaam medeverdachte 7]
[naam 25] @encrochat.com
[medeverdachte 4]
[Bijnaam medeverdachte 4]
6.3.1.2 Het versluierde taalgebruik in de voor het bewijs gebruikte EncroChatberichten
Uit de voor het bewijs gebruikte EncroChatberichten leidt het hof af dat vaak door middel van versluierde taal werd gecommuniceerd. Voor de deelnemers aan de gesprekken is duidelijk waarover wordt gesproken, maar op basis van de letterlijke tekst van de gesprekken is dat voor een buitenstaander niet per se het geval. Om de betekenis en strekking van de in de bewijsmiddelen weergegeven woorden en gesprekken te duiden, heeft het hof de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd. Het hof heeft daarbij onder meer rekening gehouden met de continuïteit waarmee bepaalde woorden of uitdrukkingen voorkomen, de context waarin deze worden gebruikt, gebeurtenissen waarvan is vastgesteld dat deze hebben plaatsgevonden en met de in het onderzoek aangetroffen en/of in beslag genomen goederen.
Ten behoeve van de leesbaarheid van de in de bewijsmiddelen opgenomen EncroChatberichten en de hiernavolgende overwegingen, stelt het hof ten aanzien van een aantal veelgebruikte woorden het volgende vast.
Grondstoffen en verdovende middelen
In de EncroChatberichten wordt in versluierd taalgebruik over de grondstoffen van methamfetamine gesproken. Als wordt gesproken over ‘m’ of ‘mono’, dan wordt de chemicalie mono(methylamine) bedoeld. Dit is een chemicalie die wordt gebruikt voor de synthese van methamfetamine. [34]
Als de term ‘appi’ wordt gebruikt, dan gaat het over ‘apaa’ of ‘apaan’. Dit zijn precursoren voor ‘BMK’. [35] ‘BMK’ – ‘Benzylmethylketon’ – is een grondstof van methamfetamine. [36] De grondstof BMK wordt voorts ook wel aangeduid als ‘vacuum b’. [37]
In de EncroChatberichten wordt daarnaast veel in versluierd taalgebruik gesproken over het eindproduct methamfetamine. Het is algemeen bekend dat methamfetamine – ook wel ‘crystal meth’ – wit/doorzichtig van kleur is en vaak in kristalvorm wordt aangeboden. In plaats van de termen methamfetamine of crystal meth worden daarom vaak de woorden ‘ ice ’, ‘ijs’, ‘ijsjes’, ‘kristal’ en ‘pegels’ gebruikt. [38]
Geld
De woorden ‘pap’ en ‘envelop’ komen ook meerdere keren in de EncroChatgesprekken voor. ‘Pap’ (afkorting van ‘paper’) is straattaal voor geld. [39] Dat de verdachten en anderen met het woord ‘pap’, maar ook met het woord ‘envelop’, ook daadwerkelijk geld bedoelden, kan naar het oordeel van het hof worden afgeleid uit de inhoud en context van de EncroChatberichten, bezien in het licht van de overige, hierna nog te bespreken bewijsmiddelen in dit dossier.
6.3.1.3 De productielocatie in [plaats 2]
De locatie
Op 30 juni 2020 vonden doorzoekingen plaats op drie verschillende percelen in [plaats 2] , te weten [adres 3] , [adres 4] en [adres 5] . [40] Op de locatie [adres 3] te [plaats 2] werden in een loods en in zeecontainers goederen aangetroffen die gerelateerd zijn aan de vervaardiging en bewerking van methamfetamine. In de zogenoemde ‘wasruimte’ in de loods stonden de volgende chemicaliën opgeslagen:
  • 150 liter azijnzuuranhydride;
  • 25 liter zoutzuur;
  • 25 liter hexaan;
  • 64 liter BMK
een jerrycan met methamfetamine baseolie;
  • 750 gram kwikchloride;
  • 5 liter tolueen.
In de zeecontainers werden de volgende goederen aangetroffen:
  • jerrycans met methylamine/methanol, aceton, petroleumether, ethylacetaat, MethylEthylKeton (MEK) en zwavelzuur;
  • zakken met calciumchloride, calciumcarbonaat en natriumbisulfiet;
  • een thermoskan met 90 gram crèmekleurige kristallen, positief getest op de aanwezigheid van methamfetamine;
  • 1,5 liter methamfetamine baseolie;
  • een fles gevuld met BMK;
  • diverse gebruikte materialen zoals maatbekers, trechters, stampers, lepels, pannen;
  • gascilinder;
  • een gebruikte rvs drukreactieketel;
  • een kunststof mengvat;
  • een rvs reactieketel;
  • een rvs koelbuis.
In het bedrijfspand op de locatie [adres 5] te [plaats 2] waren voorts meerdere ruimtes ingericht en gebruikt voor de vervaardiging en bewerking van cocaïne, namelijk het terugwinnen van cocaïne uit een dragermateriaal. [43]
Het bedrijfspand op de locatie [adres 4] te [plaats 2] bleek tot slot in gebruik te zijn voor de opslag van chemicaliën en productiemiddelen ten behoeve van de productie van synthetische drugs. In het pand werd aangetroffen:
  • Jerrycans gevuld met aceton, totaal 525 liter;
  • Jerrycans gevuld met petroleumether, totaal 540 liter.
Betrokkenheid van verdachte en zijn medeverdachten
De werkzaamheden van verdachte als base-kok
Op grond van de zich in het dossier bevindende EncroChatberichten stelt het hof vast dat verdachte zich bezighield met de productie van baseolie, een essentiële precursor voor de productie van het eindproduct metamfetamine (ook wel: ‘crystal meth’). Daartoe overweegt het hof als volgt.
Op 27 maart 2020 stuurt [medeverdachte 6] naar [medeverdachte 1] dat ‘ [Bijnaam medeverdachte 10] ’ (
het hof begrijpt: [medeverdachte 10]) zo meteen ‘120 liter vacuüm b’ gaat ophalen en dat die vandaag naar ‘ [Bijnaam verdachte] ’ (
het hof begrijpt: verdachte) gaat. [45] Diezelfde dag, 27 maart 2020, vraagt [medeverdachte 10] aan verdachte of hij bij een hoeveelheid van 120 liter olie 240 methanol en 180 mono nodig heeft. Verdachte antwoordt bevestigend, waarop [medeverdachte 10] aangeeft dat hij eerst de olie komt brengen en dan de spullen. [46]
Vervolgens moet verdachte met de geleverde olie ‘een reactie doen’. Op 29 maart 2020 stuurt [medeverdachte 6] immers naar [medeverdachte 1] : “
Morgen gaan we 300 liter ophalen. [Bijnaam verdachte] gaat reactie maken. [47] Daarnaast vraagt de gebruiker van het account [naam 26] – door de politie geïdentificeerd als [naam 27] [48] – op 31 maart 2020 aan [medeverdachte 6] ‘hoe [Bijnaam verdachte] met de reactie gaat’. [49] [medeverdachte 6] antwoordt daarop dat ‘hij’ ( [Bijnaam verdachte] ) bezig is. [50] Ongeveer gelijktijdig stuurt verdachte naar [medeverdachte 6] dat hij morgen aan de olie gaat beginnen. [51] Een paar uur later vraagt [medeverdachte 6] aan [medeverdachte 1] of ‘ [Bijnaam medeverdachte 10] ’ de mono nog heeft opgehaald voor ‘ [Bijnaam verdachte] ’ (
het hof begrijpt: verdachte). [medeverdachte 1] antwoordt daarop dat dit het geval is en dat ‘hij’ ( [Bijnaam verdachte] ) alleen nog methanol mist. [52] Hierop laat [medeverdachte 6] op 1 april 2020 aan [naam 27] weten: “
[Bijnaam verdachte] gaat straks starten. Ik moet alleen nog even methanol regelen voor hem.” [53] De volgende dag, 2 april 2020, stuurt verdachte foto's van olie die hij ‘geloogd’ heeft naar [medeverdachte 6] , die [medeverdachte 6] op 3 april doorstuurt naar [medeverdachte 1] en [naam 27] . [medeverdachte 6] zegt daarbij tegen [medeverdachte 1] dat de olie goed is en dat er deze week dus ‘300 liter base’ kan worden geleverd. [54]
Bovenstaande werkwijze – waarbij grondstoffen naar verdachte werden gebracht zodat hij er baseolie van kon maken – was de standaard gang van zaken. Dit leidt het hof af uit de talloze EncroChatberichten waarin over grondstoffen en over de ‘olie’ of ‘base’ van ‘ [Bijnaam verdachte] ’ wordt gesproken. Zo stuurt [medeverdachte 10] op 13 april 2020 naar verdachte dat hij de volgende dag een bus met 500 caustic, 500 methanol en 200 mono komt brengen. [55] Op 14 april 2020 vraagt [naam 27] aan [medeverdachte 6] hoe het met ‘de olie van [Bijnaam verdachte] ’ is. [medeverdachte 6] antwoordt daarop dat [Bijnaam verdachte] zegt donderdag klaar te zijn met 250 liter. [56] Op 18 april 2020 stuurt [naam 27] voorts naar [medeverdachte 1] dat [Bijnaam verdachte] ‘de base’ zo moet doen als ‘de kok’ hem heeft geleerd. Diezelfde dag, 18 april 2020, laat [medeverdachte 6] aan [naam 27] weten dat ‘hij’ ( [Bijnaam verdachte] ) zegt er elke dag 50 klaar te hebben en dat ze die gelijk door laten brengen. [57] Ook op 4 mei 2020 vraagt [naam 27] aan [medeverdachte 6] hoeveel ‘base’ [Bijnaam verdachte] heeft gemaakt. [medeverdachte 6] antwoordt dan: “
[Bijnaam verdachte] zei ongeveer 410.” [58] Tot slot stuurt [naam 27] op 18 mei 2020 naar [medeverdachte 6] dat de kok heeft gezegd dat ‘de olie’ van ‘ [Bijnaam verdachte] ’ echt moeilijk is omdat deze ‘te vuil’ is. [59]
Voor zijn werkzaamheden werd verdachte door de organisatie betaald. Op 17 april 2020 stuurt [medeverdachte 6] naar verdachte in het kader van een gesprek over eventueel te maken kosten: “
Maat we doen dit samen.” “
Als het ons geld kost. Kost het jou ook geld. Het is de bedoeling dat jij en [Bijnaam medeverdachte 10] straks 50% hebben. En ik en [Bijnaam medeverdachte 5] ook. Toch. Dus meer kosten beteken minder winst. Maar veiligheid gaat voorop” [60] Op 29 april 2020 legt [medeverdachte 6] in een chatgesprek zijn visie op het verdienmodel uit aan [medeverdachte 1] . In dat kader benoemt hij ook hoe er wordt afgerekend met [Bijnaam verdachte] . “
In preciepe 73 gekomen. 36,5 [Bijnaam medeverdachte 1] . 36,5 [Bijnaam verdachte] .” ” [Bijnaam verdachte] lever de base olie. 50% krijg die terug” “Als fout gaat. Dan zijn verlies in olie. Zo is daar de afspraak.” “ [Bijnaam verdachte] heb risico over zijn olie.” [61]
Hieruit leidt het hof af dat verdachte niet direct betaald werd voor de door hem geleverde olie, maar dat hij deelde in de winst. Hiermee droeg verdachte ook risico; als het fout zou gaan dan zou hij zijn olie verliezen.
De koppeling met de locatie [plaats 2]
Op grond van de volgende feiten en omstandigheden stelt het hof vast dat verdachte de baseolie prepareerde op de op 30 juni 2020 op het perceel [adres 3] te [plaats 2] aangetroffen productielocatie.
Op 8 april 2020 stuurde verdachte meerdere foto’s van een ruimte met diverse emmers, containers en kristallen naar [medeverdachte 6] . [verbalisant] was op 30 juni 2020 als
pand-coördinator bij de doorzoeking van het perceel [adres 3] te [plaats 2] aanwezig en heeft de ruimte op de door verdachte gestuurde foto’s herkend als ‘de wasplaatsruimte’ van de productielocatie in [plaats 2] . De verbalisant herkende de ruimte aan de vloer en wandtegels, de roodbruine ijzeren stellage, de roldeur, de jerrycans met rode dop en de blauwe containers. [62]
[medeverdachte 10] stuurt voorts op 30 april 2020 het bericht naar [medeverdachte 1] dat iemand de olie om 7 uur ophaalt bij [Bijnaam verdachte] en dat [medeverdachte 10] [medeverdachte 1] zal mailen zodra de persoon wegrijdt uit [plaats 2] . [63]
Uit de opgevraagde historische telecomgegevens blijkt tot slot dat de bij de EncroChataccounts van verdachte en medeverdachten [medeverdachte 9] en [medeverdachte 10] behorende telefoontoestellen in 2020 meerdere keren masten in de buurt van de productielocatie te [plaats 2] hebben aangestraald. De telefoontoestellen met de IMEI-nummers die aan verdachte worden toegeschreven ( [naam 1] en [naam 2] ) straalden in de periode van 22 februari 2020 tot en met 6 juni 2020 33 keer de [straat 1] aan en 11 keer de [straat 1] in combinatie met de [straat 2] . Het telefoontoestel van [medeverdachte 10] ( [Bijnaam medeverdachte 6] ) straalde in de periode van 24 april 2020 tot en met 30 april 2020 drie keer de [straat 1] aan en 1 keer de [straat 1] in combinatie met de [straat 2] . Het telefoontoestel van [medeverdachte 9] ( [naam 22] ) straalde in de periode van 9 maart 2020 tot en met 12 juni 2020 123 keer de [straat 1] aan en 31 keer de [straat 1] in combinatie met de [straat 2] . [64] Uit het navolgende blijkt dat [medeverdachte 9] betrokken was bij de productie van baseolie te [plaats 2] .
‘De man van de plek’ [medeverdachte 9]
De in [plaats 2] aangetroffen productielocaties en opslagplaatsen werden gehuurd door medeverdachte [medeverdachte 9] . [65] Op grond van de volgende bewijsmiddelen stelt het hof vast dat [medeverdachte 9] in ieder geval vanaf 27 maart 2020 de in [plaats 2] gehuurde locaties aan onder andere verdachte voor het preparen van baseolie beschikbaar stelde en dat [medeverdachte 9] ook zelf bij dit productieproces betrokken was.
Op 27 maart 2020 stuurt [medeverdachte 9] naar verdachte: “
Ik ga vanavond alles binnen schoonmaken. Als er nu iemand komt hang ik. Heel de vloer en alle vaten zijn zo vies als bagger. En die lage zwarte bakken zit ook nog wat in.” Verdachte antwoordt daarop dat de tonnen en de zwarte bakken leeg kunnen, maar dat [medeverdachte 9] de rest even moet laten staan totdat verdachte er is. Daarnaast laat verdachte weten dat de olie morgenvroeg komt. [66]
Op 31 maart 2020 vraagt verdachte aan [medeverdachte 9] of ‘die mono’ kan worden gebracht. Verdachte geeft daarbij aan dat een onbekende chauffeur met een ‘witte Vito bus’ het zal brengen en dat [medeverdachte 9] hem gelijk ‘de zes kannen’ mag meegeven. [medeverdachte 9] vraagt daarop aan verdachte of de chauffeur wel te vertrouwen is en of hij (de chauffeur) meegaat (
het hof begrijpt: naar de locatie). Daarop antwoordt verdachte: “
Nee, beter niet toch. (…) Busje even legen en weer terug.”. [67] Vervolgens stuurt verdachte meerdere gesprekken tussen [medeverdachte 10] en verdachte door naar [medeverdachte 9] . In die gesprekken laat [medeverdachte 10] weten dat in totaal vijftien dozen uit de bus moeten, namelijk alle dozen met ‘amonium hydroxide’ erop en een doos waar 96% op staat. [medeverdachte 10] stuurt daarbij dat het om ‘280 mono’ gaat. De bruine dozen met ‘appi’ (
het hof begrijpt: apaa of apaan) moet [medeverdachte 9] laten staan. [68]
Later diezelfde dag, 31 maart 2020, hebben verdachte en [medeverdachte 9] opnieuw contact. Verdachte stuurt dan naar [medeverdachte 9] dat ze die avond ‘die ding’ moeten maken en zegt daarbij dat ze ‘maar 20 liter’ kunnen doen, omdat ze niet genoeg methanol hebben. Vervolgens verschuift verdachte de afspraak echter naar de volgende dag. Verdachte stuurt dan naar [medeverdachte 9] dat hij morgen de huur krijgt en dat ze morgen ook de pompen moeten nakijken. Daarbij vermeldt verdachte dat ze een kleine ‘diteleerketel’ (
het hof begrijpt: destilleerketel) krijgen. [69]
[medeverdachte 10] als hulp-base-kok
Reeds hierboven heeft het hof bij de uiteenzetting van de werkzaamheden van verdachte als base-kok vastgesteld dat [medeverdachte 10] de grondstoffen bij verdachte leverde. Uit de EncroChatberichten volgt echter dat [medeverdachte 10] verdachte op een gegeven moment ook hielp met het prepareren van de baseolie. Op 30 april 2020 stuurt [medeverdachte 10] immers naar [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1] dat hij met [Bijnaam verdachte] ‘het hok’ in gaat om alles af te werken en dat hij daarvoor goede bescherming heeft gekocht. [70] Op 1 en 2 mei 2020 bespreken verdachte en [medeverdachte 10] wanneer ze ‘die andere 300 liter’ gaan afmaken en hebben ze het over de effecten van het werk op hun lijf. Verdachte vraagt dan aan [medeverdachte 10] of hij pijn heeft aan zijn handen, waarop [medeverdachte 10] antwoordt dat zijn gezicht pijn doet en dat hij niet te veel boven ‘de caustic’ had moeten hangen, want ‘daar komt die waus van’. [71] [medeverdachte 10] stuurt vervolgens meerdere foto’s van zijn gezicht waarop verschillende wondjes te zien zijn. [72] Vervolgens vraagt verdachte aan [medeverdachte 10] of hij nog geruis in zijn oren heeft, waarop [medeverdachte 10] antwoordt: “
Ja, dat komt van dat geluid van het afdampen.” [73]
De afvaltransporten van de locatie in [plaats 2]
Uit het dossier volgt dat verdachte en meerdere medeverdachten betrokken waren bij afvaltransporten uit de productielocatie in [plaats 2] . Daartoe overweegt het hof het volgende.
Op 16 april 2020 bespreekt verdachte met [medeverdachte 9] dat het afval de volgende dag zal worden opgehaald. [74] Ongeveer gelijktijdig stuurt [medeverdachte 4] berichten van [medeverdachte 7] door naar [medeverdachte 6] . [medeverdachte 7] geeft in deze berichten in eerste instantie aan dat om 18.30 uur wordt afgesproken, maar stuurt later dat het 19.00 uur wordt. [75] De volgende dag, 17 april 2020, vraagt [medeverdachte 4] aan [medeverdachte 6] op welk adres de chauffeur moet zijn. [medeverdachte 6] laat daarop aan [medeverdachte 4] weten dat het adres [adres 6] te [plaats 2] is. [76] Blijkens
Google Mapsligt het adres [adres 6] te [plaats 2] op een afstand van 240 meter van het perceel [adres 3] te [plaats 2] . [77] Om 19.08 uur laat [medeverdachte 7] via [medeverdachte 4] aan [medeverdachte 6] weten dat de chauffeur er is. [78] [medeverdachte 6] geeft dan aan dat hij ‘die jongen erheen stuurt’. [79] Vervolgens stuurt verdachte om 19.28 uur naar [medeverdachte 9] dat ‘hij’ (de chauffeur) is gearriveerd, waarop [medeverdachte 9] antwoordt dat hij erheen gaat. [80]
In mei 2020 wordt wederom afval opgehaald in [plaats 2] . Op 12 mei 2020 om 17.47 uur vraagt verdachte aan [medeverdachte 9] wat het adres voor het afval is. [medeverdachte 9] stuurt daarop het adres ‘ [adres 7] ’ naar verdachte door. Ook dit adres ligt bij het perceel [adres 3] te [plaats 2] om de hoek. Om 19.32 uur laat [medeverdachte 7] aan [medeverdachte 9] weten dat de chauffeur op het adres staat met een witte bakwagen. Een uur later vraagt [medeverdachte 1] aan verdachte of het gelukt is, waarop verdachte antwoordt dat dit het geval is. [81] Vervolgens stuurt [medeverdachte 7] naar [medeverdachte 1] dat hij had begrepen dat morgen nog een keer moet worden gereden en vraagt hij [medeverdachte 1] hoe laat ze dit gaan doen. De volgende dag, 13 mei 2020, laat [medeverdachte 7] rond 18.00 uur aan [medeverdachte 9] weten dat de chauffeur er is. [medeverdachte 9] meldt om 19.08 uur dat de chauffeur weer weg is, waarop [medeverdachte 7] stuurt: “
Morgen laatste x 18uur a 18:30.” Op 14 mei 2020 rond 20.00 uur laat [medeverdachte 7] aan [medeverdachte 1] weten dat er in totaal ‘6k liter’ is meegenomen en dat hij morgen ‘pap’ (
het hof begrijpt: geld) komt ophalen. [82] Een paar minuten later stuurt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 6] dat ‘die van het afval voor [Bijnaam verdachte] ’ de volgende dag wil langskomen om af te rekenen en dat het om 6.000 liter ging. [83]
Verantwoording aan [medeverdachte 6]
Uit de hierboven opgenomen bewijsmiddelen blijkt dat verdachte en zijn medeverdachten steeds informatie over de productielocatie in [plaats 2] terugkoppelen aan [medeverdachte 6] .
Zo houdt verdachte [medeverdachte 6] op de hoogte van de stand van zaken van zijn productieproces, wordt door [naam 27] aan [medeverdachte 6] teruggekoppeld dat de door verdachte geprepareerde baseolie te vuil is en wordt door [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 6] doorgegeven dat het afval is opgehaald en om hoeveel liter het ging. Dat [medeverdachte 6] degene is die de feitelijke zeggenschap over het productieproces in [plaats 2] heeft, blijkt verder uit het volgende.
Op 17 april 2020 bespreken verdachte en [medeverdachte 1] hoe ze de hoeveelheid afval van het productieproces van verdachte kunnen verminderen. [medeverdachte 1] zegt dan tegen verdachte dat hij straks wel even met ‘die [Bijnaam medeverdachte 6] ’ (
het hof begrijpt: [medeverdachte 6]) gaat overleggen. Verdachte vraagt toch aan [medeverdachte 1] wat híj ervan vindt, maar daarop antwoordt [medeverdachte 1] : “
De baas moet beslissen.” [84]
Diezelfde dag, 17 april 2020, stuurt [medeverdachte 6] naar verdachte dat hij ‘ [Bijnaam medeverdachte 1] ’ (
het hof begrijpt: [medeverdachte 1]) iets voor het probleem gaat laten maken. Verdachte vraagt dan wat hij in de tussentijd moet doen, waarop [medeverdachte 6] antwoordt dat hij de olie moet afmaken. Daarbij stuurt [medeverdachte 6] : “
Maat we zouden gisteren al klaar zijn. Het is vrijdag nu. Ik sta zo voor lul maat. Maak de olie af maat.” [85]
Uit een gesprek tussen [medeverdachte 10] en verdachte op 8 april 2020 blijkt voorts dat [medeverdachte 6] verdachte instructies geeft over de hoeveelheid chemicaliën die hij bij het prepareren van de baseolie moet gebruiken. In dit gesprek stuurt verdachte immers naar [medeverdachte 10] : “
Die [Bijnaam medeverdachte 6] zegt probeer is 10 methanol. Dan krijg je dit.” [86] Het hof leidt uit de inhoud van de EncroChatberichten af dat dat door de gewijzigde hoeveelheid methanol kennelijk bijna een explosie was ontstaan. In hetzelfde gesprek stuurt verdachte namelijk naar [medeverdachte 10] dat ‘het bijna helemaal fout ging’, dat ‘het te heet was geworden’ en dat ‘het vat in elkaar is gezakt’. [87] Een dag later, 9 april 2020, stuurt verdachte naar [medeverdachte 10] dat hij zijn buik heeft verbrand, omdat ‘het gelijk ging roken’ en hij ‘in de monorook op het deksel is gaan liggen’. [88] Ook aan [medeverdachte 6] laat verdachte weten wat er is gebeurd. Verdachte stuurt naar [medeverdachte 6] dat hij met het tegenhouden van het deksel zijn buik heeft verbrand en dat er een ontploffing zou zijn ontstaan als hij dat niet had gedaan. Daarbij legt verdachte aan [medeverdachte 6] uit dat het vat te heet was geworden omdat hij 10 liter methanol had gebruikt. [medeverdachte 6] stuurt vervolgens: “
Ja, was gewoon dom van ons maat. [89] Diezelfde dag, 9 april 2020, spreekt verdachte zijn onvrede over dit gesprek met [medeverdachte 6] uit tegen [medeverdachte 10] . Verdachte stuurt dan namelijk dat hij nergens ziet dat ‘die [Bijnaam medeverdachte 6] ’ is geschrokken en dat ‘hij’ (die [Bijnaam medeverdachte 6] ) het alleen maar heeft over gas geven en geld verdienen. [90]
Uit de EncroChatberichten volgt dat [medeverdachte 6] zich ook op 27 april 2020 met het productieproces van verdachte bemoeide. Zo stuurde [medeverdachte 6] op 27 april 2020 naar verdachte dat hij eens moet proberen om een vat in een bak met water te zetten, zodat de reactie koelt. [91] Daarnaast laat [medeverdachte 6] op 27 april 2020 aan verdachte weten dat hij zelf mag zeggen of hij liever met ‘kwik’ of ‘ketel’ werkt, omdat het qua kosten voor [medeverdachte 6] niet uitmaakt. [92]
Tot slot blijkt uit een gesprek tussen [medeverdachte 10] en verdachte dat aan [medeverdachte 6] toestemming wordt gevraagd om bepaalde uitgaven te doen. Op 28 april 2020 stuurt [medeverdachte 10] immers naar verdachte dat ‘ [Bijnaam medeverdachte 6] ’ akkoord was om ‘die 3k van die man’ uit de pot te halen. [93]
6.3.1.4 De productielocatie in [plaats 1]
De locatie
Op 6 juni 2020 trof de politie op het perceel [adres 8] te [plaats 1] een productielocatie van methamfetamine aan. [94] Bij benadering werd op het terrein aangetroffen:
  • 75,84 kilogram methamfetamine kristallen/poeder;
  • 1.200 kilogram vermoedelijk I-methamfetamine;
  • 775 liter methamfetamine olie;
  • 40 liter BMK(benzylmetheylketon);
  • 750 kg caustic soda;
  • 605 liter zoutzuur;
  • 40 liter methylamine;
  • 3010 liter tolueen;
  • 975 kilogram wijnsteenzuur;
  • 3.000 liter chemisch synthetische drugs afval;
  • vijf waterstofgascilinders;
  • enkele gasflessen;
  • een gemodificeerde RVS-reactieketel.
Betrokkenheid van verdachte en zijn medeverdachten
De productie van het eindproduct methamfetamine
Uit de volgende bewijsmiddelen leidt het hof af dat van de door verdachte in [plaats 2] geprepareerde baseolie vervolgens crystal meth werd gemaakt op de locatie waar [medeverdachte 1] opereerde.
Zoals reeds overwogen in paragraaf 6.3.1.3 stuurt [medeverdachte 6] op 2 april 2020 een foto van door verdachte geloogde olie naar [medeverdachte 1] en [naam 27] , waarna [medeverdachte 6] op 3 april 2020 aan [medeverdachte 1] laat weten dat de olie goed is en dat er die week ‘dus 300 liter base’ kan worden geleverd. Diezelfde dag, 3 april 2020, vraagt [naam 27] aan [medeverdachte 6] of ze de vragen van ‘ [Bijnaam medeverdachte 1] ’ (
het hof begrijpt: [medeverdachte 1]) over ‘de ijs’ kan beantwoorden of dat ze beter niet te veel kan zeggen. [naam 27] geeft daarbij aan dat [medeverdachte 1] bijvoorbeeld vraagt wanneer ‘de ijs’ klaar zou zijn en om hoeveel stuks het gaat. [medeverdachte 6] antwoordt dat het geen probleem is als [naam 27] de vragen van [medeverdachte 1] beantwoordt. Volgens [medeverdachte 6] is het namelijk wel begrijpelijk dat [medeverdachte 1] deze vragen stelt, aangezien ‘hij daar de hele dag loopt’. [96]
Twee dagen later, op 5 april 2020, vraagt [medeverdachte 6] aan [naam 27] of ‘de ijs’ morgen of dinsdag klaar is. [97] Ongeveer gelijktijdig vraagt [medeverdachte 1] aan [naam 27] of ze weet op welke dag ‘de pegels’ klaar zijn. Daarbij geeft [medeverdachte 1] aan dat hij dit vraagt zodat hij alvast transport kan regelen. [98] [naam 27] antwoordt dan dat ze het aan de kok gaat vragen, maar dat ze denkt dat het dinsdag wordt. [99] Nog diezelfde dag laat [naam 27] aan [medeverdachte 6] weten dat de kok ze uit de vriezer gaat halen en dat de eerste stuks de volgende dag rond 18.00 uur klaar zullen zijn. Daarnaast geeft [naam 27] aan [medeverdachte 6] door dat ‘de kok’ vraagt of ‘de ijs doos’ kan worden gebracht en dat ze dit aan ‘ [Bijnaam medeverdachte 1] ’ gaat vragen. [100] Enkele minuten later stuurt [naam 27] naar [medeverdachte 1] dat ‘de erste stul’ (
het hof begrijpt: de eerste stuks) morgen rond 18.00 uur klaar zijn en dat de kok ‘de ijs doos’ nodig heeft om ze in te pakken. [101] Tegelijkertijd stuurt [medeverdachte 6] een foto van een groot, pilaarvormig kristal in een zwarte bak naar [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] . [102] Hierop vraagt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 6] of er nu alleen nog maar gesmolten hoeft te worden. [medeverdachte 6] antwoordt dat er ook nog moet worden gewassen en gedroogd. [103] Daarop stuurt [medeverdachte 1] : “
Dus we kunnen eindelijk gaan tellen straks.” [104]
De volgende dag, 6 april 2020, bespreken [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] het rendement van de
baseolie. [medeverdachte 1] benoemt dan ‘dat er 62 liter van [Bijnaam verdachte] is gekomen welke goed was voor kristallisatie’. [105] Niet veel later laat [naam 27] aan [medeverdachte 6] weten dat er 52 klaar zijn. [106] Vervolgens stuurt [medeverdachte 1] op 7 april 2020 naar [medeverdachte 6] : “
Pegels waren trouwens mooi he.”, waarop [medeverdachte 6] antwoordt: “
Jawel. Zag er goed uit.” [107]
Op grond van de vele gesprekken tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 6] en [naam 27] over ‘ijs’ en ‘pegels’ stelt het hof vast dat zij zich ook na 6 april 2020 veelvuldig bezighielden met de productie van het eindproduct crystal meth. Zo vraagt [medeverdachte 1] op 22 april 2020 aan [naam 27] wanneer de eerste pegels weer komen. [108] Een paar uur later geeft [naam 27] aan [medeverdachte 1] door: “
Als kok zo door gaat maandag of dinsdag zijn de pegels klaar.” [109]
Op 23 april 2020 laat [naam 27] voorts aan [medeverdachte 6] weten dat de eerste pegels zondag klaar zijn en dat ze op maandag kunnen worden opgehaald. De maandag daarop, 27 april 2020, stuurt [naam 27] naar [medeverdachte 1] dat de kok vraagt hoe laat de chauffeur ‘deze ijs’ komt ophalen. [110]
Ook op 16 mei 2020 vraagt [medeverdachte 1] aan [naam 27] of ‘kok’ al weet wanneer de pegels klaar zijn. [naam 27] antwoordt dan dat een deel op maandag klaar is. [111]
Tot slot wordt bijvoorbeeld op 28 mei 2020 door [medeverdachte 1] aan [naam 27] gevraagd of de pegels klaar zijn. [112] Hierop antwoordt [naam 27] dat de kok het maandag uit de vriezer haalt en het dinsdag aan de chauffeur geeft. [113]
De koppeling met de locatie [plaats 1]
Uit de volgende bewijsmiddelen leidt het hof af dat [medeverdachte 1] opereerde op de productielocatie die op 6 juni 2020 op het perceel [adres 8] in [plaats 1] is aangetroffen.
Op 6 juni 2020 werden in verband met het in [plaats 1] aangetroffen drugslaboratorium drie verdachten aangehouden: de Nederlandse [naam 28] , de Mexicaanse [naam 29] en de Mexicaanse [naam 30] . [114] In meerdere EncroChatgesprekken wordt door verdachte en zijn medeverdachten met elkaar of met derden over deze inval en over deze aanhoudingen gesproken. Zo stuurt [medeverdachte 6] op 6 juni 2020 een nieuwsbericht over de inval in [plaats 1] naar de gebruiker [naam 31] door en vermeldt daarbij:
“Er is een inval op onze locatie.” [115]
Daarnaast vindt op 6 juni 2020 het volgende gesprek plaats tussen [medeverdachte 6] en verdachte:
[medeverdachte 6] :
Maat gaat niet door
Verdachte:
Meen je niet
[medeverdachte 6] :
Ja maat
Verdachte:
Onze plek
Niemand gepakt
[medeverdachte 6] :
Jawel
Verdachte:
Wees maar blij dat het wat trager ging
Van ons gepakt. Die mex toch niet
[medeverdachte 6] :
Jawel
Maar we kunne. Gewoon dokr maat
Verdachte:
Welk hok is nu weg dan
Maar. Wat is er. Nu precies aan de hand
[medeverdachte 6] :
Waar ze de olie afdraaiden voor ons
Verdachte:
Mexicanen
[medeverdachte 6] ;
Yep
Verdachte:
Pff
Die jongen die bij mijn was
Of die niet
Maar met wat heb die ollie te maken dan
Die ollie is er toch nog
[medeverdachte 6] :
In preciepe niks
Maar zonder locatie ken je niet afmaken he
Maat je mag het tegen niemand zeggen he
Dat van oms was
Verdachte:
Ik zeg niks. [116]
Ongeveer tegelijkertijd vindt het volgende gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en de gebruiker van het account [naam 32] , welke vanaf 6 juni 2020 door [naam 27] werd gebruikt [117] :
[naam 27] :
[Bijnaam medeverdachte 1] weetje de gegevens van de boer
Naam en geborte datum
[medeverdachte 1] :
Geboorte datum weet ik niet
[naam 28]
Kan ke daar iets mee ?
[naam 27] :
Oke ik ga an de adv. Doorsturen
Om te kijken
Ja ik ben ook bezig om andere gegevens tenkrijgen
[medeverdachte 1] :
Hij heeft normaal zelf ook advocaat maar weet niet of hij die gaat gebruiken voor dit
Voorderest al ietsbgehoord?
[naam 27] :
Nee nieks adv is bezig om hun te krigen.
[medeverdachte 1] :
Ok
Hadden ze vanmorgen bericht gestuurd
?
[naam 27] :
Ja om 4uur in de nacht
Kok zei tegen mijn dat een betje kiss pijn had en dat 20pc met 900 gram klaar waren
Nieks meer [118]
Uit de opgevraagde historische telecomgegevens blijkt voorts dat de telefoontoestellen van medeverdachte [medeverdachte 1] in 2020 veelvuldig masten in de omgeving van de productielocatie [adres 8] in [plaats 1] hebben aangestraald. Het telefoonnummer [nummer 4] in combinatie met [nummer 5] – die door [medeverdachte 1] werd gebruikt [119] – straalde in de periode 2 januari 2020 tot en met 25 maart 2020 op vijftig verschillende datums zendmasten in de omgeving van de productielocatie aan. [120] In de periode van 26 maart 2020 tot en met 3 juni 2020 maakte deze telefoon op 24 verschillende datums gebruik van zendmasten in de omgeving van de productielocatie. [121] Het telefoontoestel behorende bij het EncroChataccount van [medeverdachte 1] ( [naam 19] ) maakte in de periode van 2 januari 2020 tot en met 25 maart 2020 ook meerdere keren gebruik van zendmasten in de omgeving van de productielocatie, te weten 21 keer. [122] In de periode van 26 maart 2020 tot en met 3 juni 2020 straalde de EncroChattelefoon van [medeverdachte 1] op drie verschillende datums zendmasten rondom de productielocatie [plaats 1] aan. [123]
Ook de telefoontoestellen van medeverdachten [medeverdachte 8] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] straalden zendmasten in de buurt van de productielocatie in [plaats 1] aan. Het telefoontoestel behorende bij het EncroChataccount van [medeverdachte 8] ( [naam 18] ) straalde in de periode van 2 januari 2020 tot en met 25 maart 2020 op tien verschillende datums zendmasten in de omgeving van de productielocatie aan. [124] Daarnaast maakte dit telefoontoestel op 15 april 2020 gebruik van een zendmast in de omgeving van de productielocatie. [125] Ook de ‘reguliere’ telefoon van [medeverdachte 8] met telefoonnummer [nummer 6] [126] straalde zendmasten in de omgeving van de productielocatie te [plaats 1] aan, te weten op 13 januari, 3 februari en 10 februari 2020. [127] Het telefoontoestel behorende bij het EncroChataccount van [medeverdachte 2] ( [naam 23] ) gebruikte voorts op 12 en 19 maart 2020 een zendmast in de omgeving van de productielocatie. [128] Verder maakte het telefoontoestel behorende bij het EncroChataccount van [medeverdachte 6] ( [naam 9] ) op 22 maart 2020 gebruik van een zendmast in de omgeving van de productielocatie en het telefoontoestel behorende bij het EncroChataccount van [medeverdachte 5] ( [naam 17] ) op 1 april 2020. [129]
Tot slot komt het hof op grond van de bevindingen ten aanzien van de op het perceel [adres 8] te [plaats 1] aangetroffen caravan tot de conclusie dat [medeverdachte 1] op deze productielocatie opereerde. Daartoe overweegt het hof het volgende.
Op 28 maart 2020 stuurt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 6] : “
Maat we kunnen voor nu daar een caravan neerzetten zodat ze kunne slape. [130] Kennelijk gaat [medeverdachte 6] daarmee akkoord, want de volgende dag stuurt hij naar [naam 27] dat ze een caravan gaan kopen. Volgens [medeverdachte 6] is dit beter, omdat het stinkt waar ‘ze’ (
het hof begrijpt: de koks) slapen. [131] Diezelfde dag, 29 maart 2020, laat [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 6] weten dat ‘ [Bijnaam medeverdachte 8] ’ (
het hof begrijpt: [medeverdachte 8]) een afspraak heeft voor een caravan. Vervolgens vraagt [medeverdachte 5] op 2 april 2020 aan [medeverdachte 8] of het nog met de caravan is gelukt. [medeverdachte 8] antwoordt daarop dat de caravan er staat en stuurt vervolgens een foto van de caravan naar [medeverdachte 5] . [132] Naar het oordeel van het hof kan het niet anders dan dat de caravan op de door [medeverdachte 8] gestuurde foto de op de productielocatie in [plaats 1] aangetroffen caravan betreft. Daarbij betrekt het hof dat:
  • de witte kleur van de caravan bij beide caravans wordt doorbroken met een blauwe streep over de gehele zijkant van de caravan;
  • de positie en de vorm van het zijraam bij beide caravans hetzelfde zijn;
  • het merkbord “Knaus” op dezelfde positie zit;
  • de caravans dezelfde gele sticker naast de deur hebben;
  • in de binnenkant van de deur drie sluitingen op dezelfde plek zitten;
  • in de binnenkant van de deur een luchtrooster op dezelfde plek zit;
  • beide caravans een rij met stickers op de disselbak hebben.
De coördinatie van de productielocatie in [plaats 1]
Uit de hierboven opgenomen bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 1] zich bezighield met de productie van methamfetamine op de locatie in [plaats 1] en dat hij – samen met [medeverdachte 8] – voor de koks van die locatie een caravan heeft geregeld. Het hof stelt vast dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 8] als het ware als de coördinatoren van de productielocatie in [plaats 1] kunnen worden gezien. Uit de inhoud van de EncroChatberichten blijkt namelijk dat zowel [medeverdachte 1] als [medeverdachte 8] zich verder bezighielden met de aanvoer van goederen voor deze locatie. Zo vraagt [medeverdachte 1] op 27 maart 2020 aan de gebruiker van het EncroChataccount [naam 37] of de ketels al eerder kunnen worden opgehaald. [134] Daarnaast laat [medeverdachte 1] op 26 april 2020 aan [naam 37] weten welke goederen er allemaal nog staan, namelijk: “
Smeltbakken h2 flessen ook die kleine die ene ketel nog glazen trechter vac. Pomp.” [135] [naam 27] stuurt voorts op 7 mei 2020 naar [medeverdachte 6] dat ‘ [Bijnaam medeverdachte 8] ’ (
het hof begrijpt: [medeverdachte 8]) al een deel van de kuipen heeft gebracht.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 8] waren daarnaast verantwoordelijk voor het eten, het drinken en de medicijnen van de koks in [plaats 1] . Op 31 maart 2020 stuurt [medeverdachte 8] immers naar [naam 27] dat hij er de volgende dag zelf zal zijn en dat hij dan ook goede medicijnen zal meenemen. [136] [naam 27] had namelijk gevraagd om migrainepillen voor ‘de kok’. [137]
[medeverdachte 1] laat voorts op 31 maart 2020 aan [naam 27] weten dat hij net wat eten heeft gebracht. [138] Daarnaast stuurt [medeverdachte 6] op 5 april 2020 naar [medeverdachte 1] : “
Kok heeft me net gezegd. Als je kan 2 eten x dag brengen omdat nu hij heeft geen brood en ham en kaas. En vergeet noet aub de drink water. Vandaag niet te brengen en 2 warme eten.”
Uit het dossier volgt tot slot dat [medeverdachte 1] zich ook bemoeide met het productieproces zelf. Dit leidt het hof af uit het feit dat [medeverdachte 1] op 6 april 2020 naar [medeverdachte 6] stuurt dat de kok heeft gezegd dat hij niks kan met ‘de vuile b’ die er staat en dat [medeverdachte 1] daarop tegen de kok heeft gezegd dat hij (de kok) nog een paar testen moet doen. [139] Bovendien stuurt [medeverdachte 1] op 6 april 2020 naar [medeverdachte 6] : “
Wist je trouwens dat de reactie met kwik ook in eem gesloten ketel kan met toevoeging van h2 ? Dat wil ik een x testen.” [140]
Het transporteren van de methamfetamine
Uit het dossier volgt dat [medeverdachte 8] en [medeverdachte 1] zich verder bezighielden met het transporteren van de methamfetamine. Zoals reeds overwogen vraagt [medeverdachte 1] op 5 april 2020 aan [naam 27] of ze weet op welke dag ‘de pegels’ klaar zijn, zodat hij alvast transport kan regelen. [141] Diezelfde dag, 5 april 2020, vraagt [medeverdachte 6] aan zowel [medeverdachte 1] als [medeverdachte 8] of er al bakjes zijn gebracht. [medeverdachte 1] zegt dan dat hij dat gister aan ene ‘ [Bijnaam medeverdachte 6] ’ heeft gevraagd en dat [Bijnaam medeverdachte 6] nog 200 plastic bami-bakjes heeft staan. [142] [medeverdachte 8] laat aan [medeverdachte 6] weten dat ‘hij’ (
het hof begrijpt: ‘ [Bijnaam medeverdachte 6] ’) ze heeft en dat hij ( [Bijnaam medeverdachte 6] ) ze vanavond nog probeert te brengen. [143] Een paar uur later stuurt [medeverdachte 6] een foto van ‘de eerste oogst’ – een foto van een grote bak met kristallen – naar [medeverdachte 8] . [144] [medeverdachte 8] stuurt deze foto op zijn beurt naar [medeverdachte 1] . [145] Vervolgens bespreken [medeverdachte 6] , [medeverdachte 8] en [medeverdachte 1] wie ermee ‘gaat rijden’. [medeverdachte 8] geeft dan aan dat hij daar nog even over gaat nadenken. [146] Op 6 april 2020 laat [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 8] weten dat ‘ [naam 33] ’ (
het hof begrijpt: de gebruiker van het account [naam 33] [147] ) zal rijden. [148] Daarop stuurt [medeverdachte 8] dat hij hem ( [naam 33] ) zal opvangen op de rijksweg. [149] Even later laat [medeverdachte 8] aan [medeverdachte 6] weten dat ‘ [naam 33] ’ morgen rijdt en dat de stukken daarna naar ‘ [Bijnaam medeverdachte 2] ’ (
het hof begrijpt: [medeverdachte 2]) gaan. [150] De volgende dag stuurt [medeverdachte 2] foto’s van kristallen naar [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 8] . Zij geven allemaal aan er zeer tevreden mee te zijn. [151]
De verkoop van de methamfetamine
Uit de inhoud van de volgende EncroChatberichten leidt het hof af dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] vervolgens verantwoordelijk waren voor de verkoop van het eindproduct.
Als de gebruiker van het account [naam 34] op 31 maart 2020 aan [medeverdachte 2] vraagt of er nog ‘kristal’ is, antwoordt [medeverdachte 2] :
“Pff hou maar op ja 1 deze dagen die zwager was langs geweest of ik voortaan verkoop wil doen dan krijg ik alles van hun locatie.” [152] Het hof stelt op grond van het voorgaande gesprek af dat [medeverdachte 3] [medeverdachte 8] heeft gevraagd voortaan metamfetamine te verkopen, aangezien [medeverdachte 8] het heeft over ‘die zwager’ en [medeverdachte 3] de zwager van [medeverdachte 6] is. [153]
Op 6 april 2020 vraagt de gebruiker van het account [naam 34] wederom aan [medeverdachte 2] of er ‘kristal’ is. [medeverdachte 2] antwoordt dan: “
Ja wordt gek thuis maat dus was ff eruit gegaan en ik denk vandaag weer ik krijg nu voortaan die helle verkoop heb die [Bijnaam medeverdachte 6] en [Bijnaam medeverdachte 5] gesproken.” Iets later die dag stuurt [medeverdachte 2] naar [naam 34] dat hij morgen om 07.00 uur ‘de [Bijnaam medeverdachte 3] ’ aanpakt en dat hij het laat weten als hij het in handen heeft. [154]
Diezelfde dag, 6 april 2020, vraagt [medeverdachte 6] aan [medeverdachte 3] of ‘ [Bijnaam medeverdachte 2] ’ (
het hof begrijpt: [medeverdachte 2]) een ‘stash’ heeft. [medeverdachte 3] antwoordt dat dit het geval is, waarop [medeverdachte 6] stuurt: “
Jullie pqkken ze voor 6750€ en delen het. Laat [Bijnaam medeverdachte 2] ze aanbieden.”[medeverdachte 3] geeft daarop aan dat hij dit met [medeverdachte 2] gaat regelen. [155]
Op 23 april 2020 stuurt [medeverdachte 3] tot slot naar de gebruiker van het account [naam 35] : “
Maat voeg mijn maat ook even toe als je wil. [naam 23] . Ik doe samen met hem de verkoop als je mij volgende keer niet te pakken krijg ofzo kan je hrt ook met hem bespreken.” [156]
De boekhouding
Het hof stelt vast dat [medeverdachte 3] niet alleen verantwoordelijk was voor de verkoop van de methamfetamine, maar dat hij ook de boekhouding bijhield. Op 2 april 2020 vraagt [medeverdachte 6] immers aan [medeverdachte 3] hoe het met de boekhouding is. [medeverdachte 3] stuurt daarop een uitgebreide balans waarin onder meer kosten voor ‘huur [Bijnaam medeverdachte 8] ’, ‘ [Bijnaam medeverdachte 1] filter’, ‘chauffeur [Bijnaam medeverdachte 6] ’, ‘ [Bijnaam medeverdachte 1] katvanger’, ‘vaten [naam 1] ’ en ‘olie 261 liter’ staan opgenomen. [157] [medeverdachte 3] wordt voorts op 26 mei 2020 door [medeverdachte 1] begroet met: “
Goedemiddag meneer de boekhouder.” [158] Daarnaast laat [medeverdachte 3] op 1 juni 2020 aan [medeverdachte 2] weten dat er morgen nieuwe stukken kunnen komen, maar dat hij eerst de boekhouding in orde moet hebben. [159] Tot slot stuurt [medeverdachte 3] op 4 juni 2020 naar [medeverdachte 6] : “
Allemaal leuk die grote bedragen maar ben de halve dag bezig met tellen.” [160]
De geldstashes
Uit het dossier volgt dat [medeverdachte 8] verder de geldstashes beheerde. Zo vraagt [medeverdachte 6] op 15 mei 2020 aan [medeverdachte 8] of al het geld is ‘gestasht’ en of ze een kluis moeten kopen. Daarnaast geeft [medeverdachte 6] aan ‘dat er veel geld aankomt’. [medeverdachte 8] stuurt dan dat hij drie plekken heeft als het moet. [medeverdachte 6] heeft het echter niet over wat er nu ligt, maar dat er straks misschien wel 1 miljoen (
het hof begrijpt: euro) ligt en dat hij het dan moet verdelen. [161]
Op 26 mei 2020 stuurt [medeverdachte 6] voorts naar [medeverdachte 3] dat ze ervoor moeten zorgen dat het geld snel in de pot komt. [medeverdachte 3] antwoordt dan dat het bij ‘ [Bijnaam medeverdachte 8] ’ (
het hof begrijpt: [medeverdachte 8]) boven ligt. [162]
Tot slot blijkt uit het dossier dat [medeverdachte 8] namens [medeverdachte 6] betalingen verrichtte. Op 9 mei 2020 stuurt [medeverdachte 6] immers naar [medeverdachte 8] : “
Die 15 die verkocht zijn he (…) Geef daar even 20k van aan die jongen.” [163]
De afvaltransporten van de locatie [plaats 1]
Op 7 april 2020 stuurt [medeverdachte 6] naar [medeverdachte 10] dat hij ‘het kan laten ophalen voor 1,75’. Ook stuurt [medeverdachte 6] aan [medeverdachte 10] een bericht van [medeverdachte 7] door die zegt: “
Word wel 1,75 is dat ok”. [164] Diezelfde dag laat [medeverdachte 6] aan [medeverdachte 4] weten dat hij ‘het op twee plekken kan doen’ en dat het bij de ene plek om 1.500 liter gaat en bij de andere plek om 3.000 liter. [165] Vervolgens stuurt [medeverdachte 4] op 9 april 2020 een gesprek tussen hem en [medeverdachte 7] door naar [medeverdachte 6] . In dit gesprek geeft [medeverdachte 7] aan dat ze morgen het afval gaan doen en dat hij daar een bakwagen voor gaat regelen. [medeverdachte 1] laat hierop via [medeverdachte 6] aan [medeverdachte 4] weten dat het adres ‘voor morgen’ [adres 9] te [plaats 1] is. [166] Blijkens
Google Mapsligt dit adres op een afstand van 4,9 kilometer van het perceel [adres 8] te [plaats 1] . [167] De volgende ochtend, 10 april 2020, stuurt [medeverdachte 7] naar [medeverdachte 4] dat ‘de dikke Hollandse man’ er om 18.30 uur zal zijn met een witte bakwagen met laadklep. Daarnaast vraagt [medeverdachte 7] aan [medeverdachte 4] hoe laat en waar hij ‘de envelop’ (
het hof begrijpt: het geld) kan ophalen. Om 15.37 uur stuurt [medeverdachte 6] naar [medeverdachte 3] dat ‘ [naam 36] ’ straks wat geld moet hebben, namelijk 4.500 x 1,75. [168] Vervolgens laat [medeverdachte 4] om 16.30 uur aan [medeverdachte 1] weten dat zijn maat er al is voor het afval. [169] Weer een paar uur later stuurt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 6] dat de man niet alle afval heeft kunnen meenemen, dat de man daarom een andere keer terugkomt en dat de bakwagen van de man te zwaar geladen was. [medeverdachte 6] reageert dan dat ze voortaan alleen moeten laden wat mag, omdat ze er niks aan hebben als het fout gaat. [170]
Verantwoording aan [medeverdachte 6]
Uit de hierboven opgenomen bewijsmiddelen blijkt dat [medeverdachte 6] ook de feitelijke zeggenschap had over de productielocatie in [plaats 1] . Zo koppelen [medeverdachte 1] en [naam 27] het steeds terug aan [medeverdachte 6] als weer een hoeveelheid metamfetamine gereed is en ook over bijvoorbeeld het afval, de transporten en de verkoop van de metamfetamine wordt steeds teruggekoppeld aan [medeverdachte 6] . Dat [medeverdachte 6] de feitelijke zeggenschap over deze productielocatie had, blijkt verder uit het volgende.
Allereerst volgt uit het dossier dat [medeverdachte 6] degene was die besliste over de inkoop van de grondstoffen. Zo stuurt [medeverdachte 6] op 30 maart 2020 naar [medeverdachte 1] dat hij ‘300 b heeft gekocht’ [171] en op 7 april 2020 stuurt [medeverdachte 6] naar [naam 27] dat hij ‘nog 200 liter vacuum b wil bijkopen’, want dan kan ‘ [Bijnaam verdachte] ’ (
het hof begrijpt: verdachte) 450 liter maken. [172]
Uit de EncroChatberichten volgt daarnaast dat [medeverdachte 6] de bij de productielocatie betrokken personen erop aanspreekt als ze iets niet goed doen. Op 27 maart 2020 klaagt [medeverdachte 1] bijvoorbeeld bij [medeverdachte 6] over de werkzaamheden van [medeverdachte 8] . [medeverdachte 1] vraagt aan [medeverdachte 6] hoeveel ‘ethanol’ (
het hof begrijpt: methanol) er was gebracht, omdat het volgens ‘ [Bijnaam medeverdachte 8] ’ (
het hof begrijpt: [medeverdachte 8]) al op is. [173] Als [medeverdachte 6] vraagt wie de methanol heeft aangepakt, antwoordt [medeverdachte 1] dat hij ‘ [Bijnaam medeverdachte 8] ’ (
het hof begrijpt: [medeverdachte 8]) heeft gevraagd om te blijven totdat alles klaar zou staan, maar dat hij ( [Bijnaam medeverdachte 8] ) is weggegaan. [174] Vervolgens roept [medeverdachte 6] [medeverdachte 8] ter verantwoording. [medeverdachte 6] stuurt dan immers naar [medeverdachte 8] : “
Waarom zeg je dat methanol op is. Er is 300 liter gebracht. Jullie moeten beter je dingen gaan doen hoor. Is een zooitje zo. Als jullie denken dat alles uit zijn eigen gaat hebben jullie het mis. [175]
Dat [medeverdachte 6] voor de bij de productielocatie betrokken personen het aanspreekpunt is, volgt tot slot uit inhoud van de berichten die [medeverdachte 6] hierna naar [medeverdachte 8] stuurt: “
Is gewoon een troepje zo. En iedereen geef elkaar de schuld. En dan komen ze weer bij mij terecht. [176]
Betrokkenheid van [medeverdachte 5]
Uit het dossier volgt dat ook medeverdachte [medeverdachte 5] bij de productielocatie in [plaats 1] betrokken was. Zo volgt uit een EncroChatgesprek tussen [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1] op 30 maart 2020 dat [medeverdachte 5] samen met [medeverdachte 8] de caravan voor de locatie [plaats 1] is gaan ophalen. Op 30 maart 2020 stuurt [medeverdachte 6] immers naar [medeverdachte 1] : “
Ik heb naar [Bijnaam medeverdachte 5] en [Bijnaam medeverdachte 8] geatuurd. Caravan zonder kenteken. Morgen moeten ze ophalen. [177] bemoeide zich daarnaast met het aantal vriezers op de productielocatie, zo blijkt uit het feit dat [medeverdachte 6] op 1 april 2020 naar [medeverdachte 1] stuurt dat ‘ [Bijnaam medeverdachte 5] ’ (
het hof begrijpt: [medeverdachte 5]) heeft gezegd dat [medeverdachte 1] meer vriezers moet hebben. [178] Uit het door [medeverdachte 6] op 29 april 2020 aan [medeverdachte 1] doorgestuurde bericht waarin [medeverdachte 5] aangeeft dat hij iemand heeft geregeld die ‘de ijsjes’ onder de radar wil kopen [179] , leidt het hof voorts af dat [medeverdachte 5] zich heeft beziggehouden met het vinden van kopers voor de in [plaats 1] geproduceerde methamfetamine.
Hoewel [medeverdachte 5] enkele hand-en-spandiensten voor de productielocatie in [plaats 1] heeft verricht, was hij echter voornamelijk ‘de rechterhand’ van [medeverdachte 6] . Uit een gesprek tussen [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] op 30 april 2020 volgt immers dat [medeverdachte 6] zich tot [medeverdachte 5] wendt voor advies. [medeverdachte 6] vraagt op 30 april 2020 aan [medeverdachte 5] wat ze met ‘de 600 olie van [naam 7] ’ en ‘de 300 olie van [Bijnaam verdachte] ’ zullen doen, want ‘als het fout gaat komen ze 180k tekort’. Daarop antwoordt [medeverdachte 5] dat het wel een gok is, maar dat ze het moeten doen, aangezien [medeverdachte 6] altijd zegt: ‘
Zonder risico geen winst’. [180]
Daarnaast blijkt uit het dossier dat [medeverdachte 1] en [naam 27] niet alleen over de stand van zaken van het productieproces in [plaats 1] terugkoppelen aan [medeverdachte 6] , maar ook aan [medeverdachte 5] . Op 2 april 2020 stuurt [medeverdachte 8] immers een foto van een emmer met kristalachtig wit poeder naar [medeverdachte 5] [181] en op 26 april 2020 laat [naam 27] aan [medeverdachte 5] weten dat er 62 bakjes klaar zijn. [182]
Tot slot volgt uit het dossier dat ook de bij de productielocatie in [plaats 1] betrokken personen zich voor advies tot [medeverdachte 5] wenden. Wanneer [medeverdachte 1] zich afvraagt of het wel een goed idee is om op Koningsdag verdovende middelen vanaf de productielocatie in [plaats 1] te transporteren, spreekt hij deze twijfel uit naar [medeverdachte 8] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 6] . [medeverdachte 8] neemt hierop contact op met [medeverdachte 5] voor advies. [medeverdachte 5] zegt dan dat hij denkt dat het in de ochtend wel kan, maar hij waarschuwt [medeverdachte 8] om goed op te letten als hij erheen rijdt. [183]
6.3.1.5 Conclusies van het hof ten aanzien van feit 1
Juridisch kader
Deelname aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van Opiumwetmisdrijven is strafbaar gesteld in artikel 11b van de Opiumwet. Dit betreft een zogenoemde
lex specialisvan artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. Een organisatie in de zin van voormelde artikelen is een samenwerkingsverband tussen twee of meer personen met een zekere duurzaamheid en structuur. Dit kan blijken uit een onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie. De samenstelling van het samenwerkingsverband hoeft niet steeds hetzelfde te zijn en niet is vereist dat de verdachte samenwerkte of bekend was met alle andere personen die van de organisatie deel uitmaken.
Het oogmerk van deze organisatie moet gericht zijn op het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet. Voor een bewezenverklaring is voldoende dat het plegen van misdrijven door de organisatie wordt beoogd.
Om van deelneming te kunnen spreken is vereist dat de verdachte tot het samenwerkingsverband behoorde en dat hij een aandeel had in – of ondersteuning gaf aan – gedragingen die strekten tot of rechtstreeks verband hielden met de verwezenlijking van het
oogmerk van de organisatie. Die gedragingen kunnen bestaan uit het (mede)plegen van de misdrijven, maar ook het verrichten van hand- en spandiensten (die op zichzelf niet strafbaar zijn) kan daaronder vallen.
In het bestanddeel deelneming aan een organisatie ligt tevens het opzet van verdachte besloten. Verdachte moet dus opzettelijk hebben deelgenomen aan een organisatie die het plegen van Opiumwetmisdrijven tot oogmerk had. Dat betekent dat hij in zijn algemeenheid moet hebben geweten dat de organisatie het plegen van misdrijven beoogde. Niet vereist is dat het opzet van verdachte zelf was gericht op het plegen van misdrijven of dat hij heeft deelgenomen aan (reeds binnen de organisatie gepleegde) misdrijven.
Het oogmerk van de organisatie
Naar het oordeel van het hof kan op grond van de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, worden vastgesteld dat tussen diverse verdachten sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband dat tot oogmerk had het plegen van misdrijven, in die zin dat de organisatie zich bezighield met de productie van methamfetamine (‘crystal meth’). Methamfetamine is een zeer verslavende harddrug die buitengewoon winstgevend is voor de personen die het produceren en erin handelen. Uit de bewijsmiddelen volgt dan ook dat met de werkwijze van de betrokkenen grote geldbedragen waren gemoeid. Het oogmerk - geldelijk gewin door middel van het plegen van misdrijven zoals omschreven in de Opiumwet - is daarmee een gegeven.
Uit de duur en inhoud van de contacten die de verdachten met elkaar en met anderen over de productielocaties hadden, leidt het hof af dat sprake was van een duurzaam samenwerkingsverband. Zo werd het gehele productieproces van het aanleveren van de grondstoffen voor de methamfetamine tot en met de verkoop van het eindproduct gemonitord. Over het productieproces vond voorts constant via EncroChat afstemming plaats tussen de leden van het samenwerkingsverband. Daarbij was sprake van een duidelijke hiërarchie en taakverdeling. De organisatie bestond uit een duidelijke top-down structuur met een leider, investeerders, coördinatoren en uitvoerders. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [medeverdachte 6] het binnen het samenwerkingsverband voor het zeggen had en dat [medeverdachte 5] als het ware ‘de rechterhand’ van [medeverdachte 6] was. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 10] , [medeverdachte 9] en verdachte hadden coördinerende en/of uitvoerende en/of faciliterende rollen binnen de organisatie. De professionele organisatiestructuur week daarmee niet veel af van de bedrijfsvoering van een legaal bedrijf.
Deelneming aan de criminele organisatie
Uit de bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van het hof dat verdachte samen met [medeverdachte 6] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 10] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 7] en één of meer anderen opzettelijk heeft deelgenomen aan de hiervoor omschreven criminele organisatie die zich bezighield met de productie van en handel in methamfetamine. Dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte met alle hiervoor genoemde personen contact heeft gehad doet daar niets aan af, nu voor een bewezenverklaring niet is vereist dat verdachte met alle deelnemers aan de organisatie heeft samengewerkt.
Zowel verdachte als zijn medeverdachten hebben een aandeel gehad in de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Uit de bewijsmiddelen volgt dat het aandeel van verdachte eruit bestond dat hij in ieder geval vanaf 27 maart 2020 op de locatie in [plaats 2] baseolie prepareerde die uiteindelijk op de locatie in [plaats 1] werd omgezet naar het eindproduct crystal meth. Hiervoor onderhield verdachte veelvuldig contact met [medeverdachte 9] , [medeverdachte 10] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] . Verdachte volgde daarbij ook instructies van [medeverdachte 6] over het productieproces op en koppelde het aan [medeverdachte 6] terug als er iets was misgegaan. Zo liet verdachte het ook aan [medeverdachte 6] weten toen hij bij het produceren van de baseolie gewond was geraakt. Verdachte was echter niet alleen base-olie-kok, maar stuurde bijvoorbeeld ook [medeverdachte 9] aan en hield zich samen met [medeverdachte 9] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 7] bezig met de afvaltransporten vanuit de locatie [plaats 2] . Gelet op dit aandeel van verdachte is het hof – anders dan de raadsman – van oordeel dat verdachte niet slechts als een zelfstandige en op eigen risico opererende producent van baseolie kan worden beschouwd. Dat het samenwerkingsverband niet altijd even tevreden was over de door verdachte geproduceerde baseolie, dat de baseolie van verdachte niet op de productielocatie in [plaats 3] werd gebruikt en dat het samenwerkingsverband niet alleen baseolie van verdachte gebruikte, maken die conclusie niet anders. Ook de enkele omstandigheid dat verdachte pas werd betaald als het eindproduct was verkocht, doet aan voorgaande conclusie niets af. Integendeel: naar het oordeel van het hof levert dit juist een aanwijzing op dat verdachte aan de organisatie deelnam. Verdachte leverde immers niet zelfstandig baseolie af bij derden, maar prepareerde aan de hand van namens [medeverdachte 6] geleverde grondstoffen baseolie op de locatie in [plaats 2] , die vervolgens op de locatie in [plaats 1] door andere leden van het samenwerkingsverband werd omgezet in methamfetamine. Bij die constructie is het vanzelfsprekend dat verdachte pas werd betaald als de methamfetamine was verkocht. Als verdachte een zelfstandig opererende base-olie-kok was geweest, dan had het juist in de lijn der verwachting gelegen dat verdachte werd betaald op het moment dat de baseolie in [plaats 1] was geleverd. Verdachte werd echter ook betrokken bij het verdere productieproces op de locatie in [plaats 1] , zo blijkt uit het feit dat verdachte op 6 juni 2020 – de dag van de inval op de productielocatie in [plaats 1] – naar [medeverdachte 6] stuurt dat ‘onze plek’ weg is. Van een zelfstandige producent van baseolie is dan ook geen sprake.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk had de productie van en handel in
methamfetamine.
Partiële vrijspraak
Evenals de rechtbank ziet het hof onvoldoende bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij een criminele organisatie, voor zover die gericht was op de productie, handel en/of invoer van cocaïne. Van dat gedeelte van de tenlastelegging zal verdachte dan ook gedeeltelijk worden vrijgesproken. Dat geldt ook voor een deel van de onder feit 1 ten laste gelegde periode, nu het hof niet bewezen acht dat verdachte van 22 februari 2020 tot en met 26 maart 2020 en van 1 juli 2020 tot en met 28 juli 2020 aan de criminele organisatie heeft deelgenomen.
6.3.2
Feit 2: het in voorraad hebben van ketamine
Op 28 juli 2020 is verdachte aangehouden in zijn woning op het adres [adres 1] te
[plaats 5] . [184] In deze woning is in de meterkast een plastic gripzakje met 81,55 gram ketamine aangetroffen. [185] Op 30 juli 2020 is in de door verdachte gehuurde loods aan de [adres 10] te [plaats 6] ruim 32 kilogram ketamine aangetroffen. [186] Gelet op deze feiten en omstandigheden is naar het oordeel van het hof geen andere conclusie mogelijk dan dat verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van de in zijn woning aangetroffen ketamine. Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.

7.Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 27 maart 2020 tot en met 30 juni 2020 te [plaats 1] en
/of[plaats 2]
en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit [medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte 2] en
/of[medeverdachte 3] en
/of [medeverdachte 4] en/of[medeverdachte 5] en
/of[medeverdachte 6] en
/of[medeverdachte 7] en
/of[medeverdachte 8] en
/of[medeverdachte 9] en
/of[medeverdachte 10] en
/of een of meerdereanderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
- het opzettelijk bereiden en bewerken en verwerken en verkopen en afleveren en verstrekken en vervoeren en aanwezig hebben en vervaardigen van methamfetamine
en/of cocaïne, zijnde (telkens) middelen als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I (zaaksdossier 3, 4, 5, 6, 7 en p. 4978 ev) en/of
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, zijnde een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op
of omstreeks28 juli 2020 te [plaats 5] ,
in elk geval in Nederland,opzettelijk, een geneesmiddel als bedoeld in artikel 1 sub b van de Geneesmiddelenwet, zonder registratie
en/of waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten 81,55 gram ketamine, in voorraad heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

8.Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde en vierde lid, van de Opiumwet.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan.

9.Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

10.Oplegging van straf en/of maatregel

10.1
Standpunt van de advocaat-generaal
Volgens de advocaat-generaal is de door de rechtbank opgelegde straf passend en geboden. Vanwege de overschrijding van de redelijke termijn heeft de advocaat-generaal echter gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren en zes maanden, met aftrek van het voorarrest, en een geldboete ten bedrage van € 40.000,00, te vervangen door 235 dagen hechtenis.
10.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij een veroordeling te volstaan met oplegging van een gevangenisstraf waarvan de duur gelijk is aan het door verdachte ondergane voorarrest.
In ieder geval dient de door de advocaat-generaal gevorderde straf volgens de raadsman substantieel te worden gematigd. Daarbij heeft de raadsman gewezen op de overschrijding van de redelijke termijn, de gevolgen van detentie voor (het gezin van) verdachte en de relatief beperkte rol van de gebruiker van de EncroChataccounts [naam 2] en [naam 1] binnen de criminele organisatie. Oplegging van een geldboete is volgens de raadsman tot slot niet opportuun, omdat verdachte geen financiële middelen (meer) heeft en bovendien ook al een ontnemingsvordering aanhangig is.
10.3
Oordeel van het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en het hof heeft gelet op de persoon van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft gedurende een periode van drie maanden deelgenomen aan een organisatie die zich bezighield met de productie van en handel in methamfetamine op verschillende locaties in Nederland. Uit het onderzoek blijkt dat sprake was van grootschalige en daadwerkelijk gerealiseerde productie. Dit is een ernstig strafbaar feit. De productie van synthetische drugs en de ongecontroleerde opslag van chemicaliën ten behoeve van deze productie brengen grote veiligheidsrisico’s met zich, zoals gevaar voor brand, ontploffing en het vrijkomen van giftige stoffen. Uit de inhoud van de EncroChatberichten blijkt dat het gevaar voor ontploffing zich ook bijna heeft verwezenlijkt. Verdachte geeft immers in meerdere gesprekken aan dat hij zijn buik heeft verbrand omdat hij op het deksel van een vat moest gaan liggen om een ontploffing te voorkomen.
De productie van harddrugs wordt voorts zowel direct als indirect in verband gebracht met vele vormen van overlast en (zware) criminaliteit. Zo is het een feit van algemene bekendheid dat de productie van en de handel in synthetische drugs in handen is van grote, georganiseerde criminele verbanden die daarmee grote winsten maken en hun productie beschermen met (bedreiging met) geweld. Daarnaast levert de productie van methamfetamine grote gevaren op voor de volksgezondheid. Methamfetamine is een zeer schadelijk middel en heeft een sterk verslavende werking. Met zijn handelen heeft verdachte dan ook de gezondheid van gebruikers in gevaar gebracht.
Tot slot veroorzaakt het dumpen van drugsafval forse milieuschade. Ook het afval van de productielocaties in [plaats 2] en [plaats 1] werd gedumpt. Verdachte is voorbijgegaan aan alle schadelijke gevolgen die de productie van harddrugs met zich brengt en heeft kennelijk slechts gehandeld uit eigen financieel gewin. Het hof rekent dit verdachte aan.
Daarnaast heeft verdachte 81,55 gram ketamine in voorraad gehad. De stof ketamine wordt buiten de reguliere medische wereld als recreatieve drug gebruikt. Het is schadelijk voor de gezondheid en kan bij langdurig frequent gebruik ernstige gevolgen voor de gebruikers hebben. Verdachte is kennelijk aan deze gevolgen voorbijgegaan.
Het hof heeft bij de keuze voor de strafmodaliteit en bepaling van de strafmaat tot uitgangspunt genomen de straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd.
Voorts heeft het hof gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 oktober 2025. Hieruit volgt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor, onder meer, Opiumwetdelicten. Daarnaast volgt hieruit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Verder heeft het hof rekening gehouden met de zich in het dossier bevindende rapporten.
In het meest recente reclasseringsrapport van 23 oktober 2025, opgesteld door [reclasseringswerker] , staat beschreven dat verdachte zich steeds op zijn zwijgrecht heeft beroepen, zodat geen delictanalyse heeft kunnen plaatsvinden.
De reclassering heeft daarom geen relatie kunnen leggen tussen mogelijke criminogene risicofactoren en het delictgedrag. Wel ziet de reclassering een delictpatroon ten aanzien van drugsdelicten. Er zijn daarnaast aanwijzingen voor een pro criminele houding en een pro crimineel netwerk en de reclassering sluit niet uit dat het delict is gepleegd vanuit financiële motieven. Volgens de reclassering zijn interventies of toezicht echter niet nodig, aangezien verdachte op dit moment werk en onderdak heeft en ook verder geen hulpvragen heeft.
Verdachte zit inmiddels op de Beperkt Beveiligde Afdeling en werkt sinds drie maanden als lasser bij [detacheringsbureau] . Zijn werkgever is zo tevreden over verdachte dat hij verdachte ook na afloop van zijn detentie graag in dienst wil houden. Verdachte zal voorts na zijn detentie bij zijn moeder gaan wonen totdat hij een eigen woning heeft gevonden. Gelet op al het voorgaande adviseert de reclassering verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Naar het oordeel van het hof kan, in het bijzonder vanwege de ernst van het onder 1 bewezenverklaarde en de recidive, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van langere duur met zich meebrengt. Gelet op de rol van verdachte binnen de criminele organisatie en de duur van de onder feit 1 bewezenverklaarde periode komt het hof tot een gevangenisstraf van minder [Bijnaam medeverdachte 6] duur dan de rechtbank heeft opgelegd. Anders dan de rechtbank en de
advocaat-generaal ziet het hof voorts geen aanleiding om naast een gevangenisstraf ook een geldboete op te leggen.
Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren en zes maanden in beginsel passend. Het hof is evenwel van oordeel dat deze straf dient te worden gematigd vanwege het feit dat de behandeling van de zaak niet heeft plaatsgevonden binnen de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden. Het hoger beroep is immers ingesteld op 25 april 2022 en het arrest dateert van 4 december 2025. Nu verdachte sinds de aanvang van de redelijke termijn meer dan zestien maanden in voorlopige hechtenis heeft gezeten, is sprake van een schending van de redelijke termijn met 2 jaren, 3 maanden en 10 dagen. Het hof zal de overschrijding van de redelijke termijn in het voordeel van verdachte verdisconteren in de strafmaat en hem een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van het voorarrest, opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel van de 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

11.Beslag

Verbeurdverklaring
Uit het dossier volgt dat verdachte contant geld verdiende met zijn werkzaamheden voor de criminele organisatie. [187] Van de bankrekening van verdachte is in de periode van 1 januari 2018 tot en met 12 augustus 2020 voorts geen contant geld opgenomen. [188] Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte de in beslag genomen contante geldbedragen ter hoogte van € 500,00 en € 8.050,00 geheel of grotendeels uit de baten van het onder 1 bewezenverklaarde heeft verkregen. Het hof zal de geldbedragen, die verdachte toebehoren, daarom verbeurd verklaren.
Teruggave
Het hof zal de teruggave aan verdachte gelasten van de in beslag genomen waterscooters, trailers en motorfiets, omdat het strafvorderlijk belang zich daartegen niet verzet.
De voorwerpen zijn immers voorafgaand aan de ten laste gelegde periode aangeschaft, waardoor een direct verband met het bewezenverklaarde ontbreekt. Daarbij merkt het hof op dat – naast het klassieke beslag in de zin van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering – op voornoemde voorwerpen tevens conservatoir beslag in de zin van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering is gelegd. Een feitelijke teruggave van de goederen aan verdachte is daarom niet aan de orde.

12.Toegepaste artikelen

De straf en/of maatregel is gebaseerd op artikel 11b van de Opiumwet, de artikelen 24, 33, 33a, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 38 van de Geneesmiddelenwet en de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden op het moment van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag ter hoogte van € 500,00 (G614046);
- een geldbedrag ter hoogte van € 8.050,00 (G614046).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een geelzwarte waterscooter van het merk SEA-DOO met [kenteken 1] (G614611);
- een roodzwarte waterscooter van het merk SEA-DOO met [kenteken 4] (G614069); - een motorfiets van het merk Yamaha met kenteken [kenteken 5] (G614070);
- een trailer (G618414);
- een trailer (G618460).
Dit arrest is gewezen door mr. O.O. van der Lee, mr. S. Taalman en mr. D.J. Stahlie, in aanwezigheid van de griffier mr. P.T. Vissers, en is uitgesproken op de openbare zitting van het hof van 4 december 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of
2.Proces-verbaal van identificatie [naam 1] , pagina 649.
3.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Informatiestaat SKDB-persoon betreffende verdachte d.d. 4 november 2025 (A).
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 671 en 672.
5.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Informatiestaat SKDB-persoon betreffende verdachte d.d. 4 november 2025 (A).
6.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 6665.
7.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 649.
8.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 6674.
9.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 6666 en 6667.
10.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 6668.
11.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 6677.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , pagina’s 2674 en 2675.
13.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 649 en 650.
14.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 6677.
15.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 6677; proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , pagina 2676.
16.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4043.
17.Zie https://www.google.com/maps.
18.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4044.
19.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 652 en 653.
20.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 654 tot en met 656.
21.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 2044.
22.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 6667.
23.Proces-verbaal identificatie [naam 9] / [naam 16] , pagina’s 810 tot en met 814; proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 815 tot en met 816; proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 818 en 819.
24.Proces-verbaal identificatie [naam 17] / [naam 11] , pagina’s 729 tot en met 735;
25.Proces-verbaal identificatie [naam 18] , pagina’s 1029 tot en met 1032.
26.Proces-verbaal identificatie [naam 19] , pagina’s 462 tot en met 467; proces-verbaal van bevindingen, pagina 470.
27.Proces-verbaal identificatie [naam 20] , pagina’s 602 tot en met 604.
28.Proces-verbaal identificatie [naam 21] , pagina’s 1383 tot en met 1385; proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 1390 tot en met 1397.
29.Proces-verbaal identificatie [naam 22] , pagina’s 1221 tot en met 1223; proces-verbaal van bevindingen, pagina 1224.
30.Proces-verbaal identificatie [naam 23] , inclusief bijlagen, pagina’s 542 tot en met 548;
31.Proces-verbaal identificatie [naam 24] , pagina’s 946 tot en met 952.
32.Proces-verbaal identificatie [naam 25] , pagina’s 405 tot en met 409.
33.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 38 en 39.
34.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 40.
35.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 40.
36.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 246.
37.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 245.
38.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 40.
39.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 40; zie bijvoorbeeld ook de webpagina’s https://straatwoordenboek.nl/letter/p/paper en https://wwv.straattaalwoorden.nl/woorden/paper/.
40.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 4049 tot en met 4054.
41.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4050.
42.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4051.
43.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4051.
44.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4052.
45.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand Encrochatberichten t.a.v. productielocatie methamfetamine [plaats 1] , nummer 33 tot en met 40 (A).
46.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 5134.
47.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand Encrochatberichten t.a.v. productielocatie methamfetamine [plaats 1] , nummer 1723 (A).
48.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 2915 tot en met 2923.
49.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand Encrochatberichten t.a.v. productielocatie methamfetamine [plaats 1] , nummer 2705 (A).
50.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand Encrochatberichten t.a.v. productielocatie methamfetamine [plaats 1] , nummer 2720 (A).
51.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand Encrochatberichten t.a.v. productielocatie methamfetamine [plaats 1] , nummer 2772 (A).
52.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand Encrochatberichten t.a.v. productielocatie methamfetamine [plaats 1] , nummers 2797 tot en met 2807 (A).
53.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand Encrochatberichten t.a.v. productielocatie methamfetamine [plaats 1] , nummer 3069 (A).
54.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 2941 en 2944.
55.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 666.
56.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand Encrochatberichten t.a.v. productielocatie methamfetamine [plaats 1] , nummers 6795 tot en met 6797 (A).
57.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand Encrochatberichten t.a.v. productielocatie methamfetamine [plaats 1] , nummers 7128 en 7129 (A).
58.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand Encrochatberichten t.a.v. productielocatie methamfetamine [plaats 1] , nummers 11317 en 11318 (A).
59.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand Encrochatberichten t.a.v. productielocatie methamfetamine [plaats 1] , nummer 13697 (A).
60.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 5353.
61.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 2976.
62.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 3974 tot en met 3976.
63.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 2979.
64.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 4041 tot en met 4048; proces-verbaal van bevindingen, pagina 219.
65.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 9] , pagina’s 1249 en 1250;
66.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 5056.
67.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 5060.
68.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 5062.
69.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 5063.
70.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 667.
71.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4089.
72.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 4091 en 4092.
73.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4093.
74.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 3093 en 3094.
75.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 3093.
76.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 3095.
77.Zie https://www.google.com/maps.
78.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 3095 en 3096.
79.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 3096.
80.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 3097.
81.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 3971.
82.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 3972.
83.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 3973.
84.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 5349 en 5350.
85.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 5352.
86.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 3985.
87.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 3985.
88.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 3987.
89.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 3990 en 3991.
90.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 3992.
91.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4846.
92.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4847.
93.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4862.
94.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 3395 tot en met 3398.
95.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 3397.
96.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand Encrochatberichten t.a.v. productielocatie methamfetamine [plaats 1] , nummers 3771 tot en met 3796 (A).
97.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand Encrochatberichten t.a.v. productielocatie methamfetamine [plaats 1] , nummer 4305 (A).
98.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand Encrochatberichten t.a.v. productielocatie methamfetamine [plaats 1] , nummer 4318 (A).
99.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand Encrochatberichten t.a.v. productielocatie methamfetamine [plaats 1] , nummers 4322 en 4323 (A).
100.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand Encrochatberichten t.a.v. productielocatie methamfetamine [plaats 1] , nummers 4413-4428 (A).
101.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand Encrochatberichten t.a.v. productielocatie methamfetamine [plaats 1] , nummers 4431-4438 (A).
102.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 2947.
103.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand EncroChatberichten t.a.v. productielocatie
104.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand EncroChatberichten t.a.v. productielocatie
105.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand EncroChatberichten t.a.v. productielocatie
106.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand EncroChatberichten t.a.v. productielocatie
107.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand EncroChatberichten t.a.v. productielocatie
108.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand EncroChatberichten t.a.v. productielocatie
109.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand EncroChatberichten t.a.v. productielocatie
110.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand EncroChatberichten t.a.v. productielocatie
111.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand EncroChatberichten t.a.v. productielocatie
112.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand EncroChatberichten t.a.v. productielocatie
113.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand EncroChatberichten t.a.v. productielocatie
114.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 125.
115.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 5357 en 5359.
116.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand EncroChatberichten t.a.v. productielocatie
117.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 2915 tot en met 2923.
118.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 3144.
119.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 3338.
120.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 3258.
121.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 3229 tot en met 3257.
122.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 3258.
123.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 3229 tot en met 3257.
124.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 3258.
125.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 3243.
126.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 808; proces-verbaal van bevindingen, pagina 1026.
127.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 3258.
128.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 3259 en 3260.
129.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 3236 en 3259.
130.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand EncroChatberichten t.a.v. productielocatie
131.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand EncroChatberichten t.a.v. productielocatie
132.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 3273.
133.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 3274 en 3275.
134.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 3040.
135.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 3045.
136.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand Encrochatberichten t.a.v. productielocatie methamfetamine [plaats 1] , nummer 2793 (A).
137.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand Encrochatberichten t.a.v. productielocatie methamfetamine [plaats 1] , nummer 2790 (A).
138.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand Encrochatberichten t.a.v. productielocatie methamfetamine [plaats 1] , nummer 2645 (A).
139.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand Encrochatberichten t.a.v. productielocatie methamfetamine [plaats 1] , nummer 751 (A).
140.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand Encrochatberichten t.a.v. productielocatie methamfetamine [plaats 1] , nummers 4831 en 4834 (A).
141.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand Encrochatberichten t.a.v. productielocatie methamfetamine [plaats 1] , nummer 4318 (A).
142.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand Encrochatberichten t.a.v. productielocatie methamfetamine [plaats 1] , nummers 4439 tot en met 4469 (A).
143.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand Encrochatberichten t.a.v. productielocatie methamfetamine [plaats 1] , nummers 4483 tot en met 4488 (A).
144.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 3361.
145.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 3362.
146.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 3363 tot en met 3365.
147.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand Encrochatberichten t.a.v. productielocatie methamfetamine [plaats 1] , nummer 734 (A).
148.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 3367.
149.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 3368.
150.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 3369.
151.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 3373 tot en met 3375.
152.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 3167.
153.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 102.
154.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 3168.
155.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 3152.
156.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 5025.
157.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 2402.
158.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 2403.
159.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 2403.
160.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 2403.
161.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 2418.
162.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 2416.
163.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 3603.
164.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 3081.
165.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 3081 en 3082.
166.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 3083.
167.Zie https://www.google.com/maps.
168.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 3084.
169.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 3085.
170.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 3088.
171.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand Encrochatberichten t.a.v. productielocatie methamfetamine [plaats 1] , nummers 2104 (A).
172.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand Encrochatberichten t.a.v. productielocatie methamfetamine [plaats 1] , nummers 5445 tot en met 5447 (A)
173.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand Encrochatberichten t.a.v. productielocatie methamfetamine [plaats 1] , nummers 370 en 419 (A)
174.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand Encrochatberichten t.a.v. productielocatie methamfetamine [plaats 1] , nummers 377 tot en met 394.
175.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand Encrochatberichten t.a.v. productielocatie methamfetamine [plaats 1] , nummers 435 tot en met 438.
176.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand Encrochatberichten t.a.v. productielocatie methamfetamine [plaats 1] , nummer 473.
177.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand Encrochatberichten t.a.v. productielocatie methamfetamine [plaats 1] , nummers 2363 tot en met 2368 (A).
178.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand Encrochatberichten t.a.v. productielocatie methamfetamine [plaats 1] , nummer 3223 (A).
179.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 2972 en 2975.
180.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand Encrochatberichten t.a.v. productielocatie methamfetamine [plaats 1] , nummers 10413 tot en met 10431 (A).
181.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand Encrochatberichten t.a.v. productielocatie methamfetamine [plaats 1] , nummer 3570 (A).
182.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excelbestand Encrochatberichten t.a.v. productielocatie methamfetamine [plaats 1] , nummer 9458 (A).
183.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 3163.
184.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 680.
185.Kennisgevingen van inbeslagneming, 6568; proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 4680; Een geschrift, te weten een rapport van het RIVM van Dr. [naam 12] van 25 september 2020, pagina 4684.
186.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 104; proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 6612 tot en met 6617; proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina’s 4685 tot en met 4693, pagina’s 5362 en 5363.
187.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2403.
188.Proces-verbaal van bevindingen, p. 705 en 706.