ECLI:NL:GHARL:2025:7602

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 november 2025
Publicatiedatum
28 november 2025
Zaaknummer
21-000996-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Gelderland inzake ontuchtige handelingen door zorgverlener

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland van 16 februari 2024. De verdachte, geboren in 1962, werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een aan hem toevertrouwde cliënte. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, en had bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, maar wijzigde de strafoplegging en de motivering daarvan. Het hof oordeelde dat de verdachte zich gedurende een langere periode schuldig had gemaakt aan ontucht en dat hij misbruik had gemaakt van zijn positie als zorgverlener. De rechtbank had rekening gehouden met de kwetsbaarheid van het slachtoffer, maar het hof vond dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf vereiste. Het hof legde ook een beroepsverbod op voor de duur van vijf jaar. De vordering van de benadeelde partij werd niet meer behandeld, omdat deze al was voldaan. Het hof baseerde zijn beslissing op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000996-24
Uitspraakdatum: 28 november 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 16 februari 2024, met parketnummer 05-147619-22 in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1962 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor vermelde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 14 november 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voordracht aan het hof overhandigd. Het hof heeft verder kennisgenomen van wat de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. P.W.E. Hoezen, advocaat te Winterswijk, en de advocate van de benadeelde partij, mr. S. Striekwold, advocaat te Lent, hebben aangevoerd.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank Gelderland heeft bij vonnis van 16 februari 2024, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte wegens ontucht met een aan zijn hulp en zorg toevertrouwde cliënte, meermalen gepleegd, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, en met een proeftijd van twee jaar.
De rechtbank heeft daarnaast bijzondere voorwaarden aan de verdachte opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en het zich onder behandeling laten stellen bij Transfore of een soortgelijke instelling.
De rechtbank heeft aan de verdachte als bijkomende straf een beroepsverbod als hulp- of zorgverlener in de gezondheidszorg en maatschappelijke zorg, voor de duur van 5 jaar opgelegd. Dit beroepsverbod geldt uitsluitend voor werkzaamheden waarin vrouwelijke personen (mede) aan de zorg van de verdachte zijn toevertrouwd. Tot slot heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij toegewezen.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank Gelderland op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist zodat het vonnis, waarvan beroep, met overneming van de gronden behoort te worden bevestigd behalve voor wat betreft de opgelegde straf, de motivering daarvan en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij.

Oplegging van de straf

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De advocaat-generaal acht het niet langer noodzakelijk dat aan de voorwaardelijke straf nog bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, omdat verdachte inmiddels zijn weg naar de zorg heeft gevonden. Tot slot heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte een beroepsverbod wordt opgelegd als hulp -of zorgverlener, ongeacht of deze zorg wordt verleend aan mannelijke of vrouwelijke personen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht aan het hof om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen aan de verdachte, gelet op zijn kwetsbaarheid, die mede is ontstaan door deze strafzaak. De raadsvrouw bepleit dat kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf. Zij verwijst in dit verband naar haar appelschriftuur waarin een aantal uitspraken is opgenomen waar de rechter in vergelijkbare gevallen geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf heeft opgelegd. Voor wat betreft het beroepsverbod sluit de raadsvrouw zich aan bij de eis van de advocaat-generaal.
Oordeel van het hof
Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof neemt hiertoe de overweging van de rechtbank over en vult deze in cursief aan:
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich gedurende een langere periode frequent schuldig gemaakt aan ontucht. Hij is als begeleider een behandelrelatie met [slachtoffer] aangegaan. Na ongeveer een maand begon verdachte aan haar borsten en vagina te zitten en ging hij met zijn vingers in haar vagina.
Tijdens de behandelperiode heeft verdachte vervolgens vrijwel dagelijks seksuele handelingen bij [slachtoffer] verricht, onder andere bestaande uit penetratie. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij zich in het geheel geen rekenschap heeft gegeven van de kwetsbare toestand van [slachtoffer] , ook op seksueel gebied als slachtoffer van loverboypraktijken, waarvoor zij juist hulp bij hem zocht. Als hulp/zorgverlener heeft hij zich zeer onprofessioneel gedragen en misbruik gemaakt van zijn positie,
zelfs na er door de wijkagent en Iriszorg op te zijn gewezen dat het van groot belang was om professionele afstand tot [slachtoffer] te betrachten. Verdachte heeft door zijn handelwijze niet alleen misbruik gemaakt van het vertrouwen van [slachtoffer] , die zich aan zijn professionele zorg en hulp had toevertrouwd, maar tevens een ernstige inbreuk gemaakt op haar geestelijke en lichamelijke integriteit. Dit komt ook duidelijk naar voren in de slachtofferverklaring van [slachtoffer] ter zitting.
De relatie tussen hulp/zorgverlener en de aan zijn zorg toevertrouwde persoon schept voor de hulp/zorgverlener een bijzondere verantwoordelijkheid. Verdachte had zich daarvan rekenschap moeten geven en dienovereenkomstig moeten handelen.
In de rapporten die over verdachte zijn opgemaakt, komt naar voren dat verdachte werd overvraagd. Tijdens de zitting heeft verdachte weinig empathie met het slachtoffer laten zien, hij ziet vooral zichzelf als slachtoffer van de situatie.
De rechtbank houdt in het nadeel van verdachte rekening met de duur, frequentie en intensiteit van de ontucht, het gebeurde een langere periode vrijwel elke nacht en was vergaand. Daarnaast heeft verdachte zich onprofessioneel gedragen als zorgverlener en heeft hij een kwetsbaar jong meisje misbruikt. Tegelijkertijd geven de rapportages en de verklaringen van andere hulpverleners de indruk dat verdachte bij het bieden van hulp en zorg aan [slachtoffer] in feite werd overvraagd. Daarmee houdt de rechtbank ook wel enigszins in zijn voordeel rekening, hoewel het op de weg van verdachte had gelegen om, zodra hij dit merkte, niet alleen de hulp in te schakelen van een bevriende collega, maar om dit aan de orde te stellen bij de andere hulpverleners die bij [slachtoffer] waren betrokken. Het dossier geeft het beeld dat hij extra hulp voor [slachtoffer] eerder heeft afgehouden dan heeft verwelkomd.
Daartegenover staat dat verdachte een blanco strafblad heeft en dat hij op aandringen van de reclassering en zijn gezinsleden een behandeling op traumaverwerking is aangegaan en sindsdien niet meer in herhaling is gevallen.
Het hof ziet vanwege de duur en ernst, en de behandelrelatie geen andere mogelijkheid dan de oplegging van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Vanuit het oogpunt van generale preventie ontkomt de rechtbank hier niet aan. In het kader van speciale preventie zou dit, met de juiste begeleiding, anders kunnen zijn maar speciale preventie is niet het enige strafdoel. De rechtbank kan het de samenleving niet uitleggen dat iemand die als hulpverlener, geheel toerekeningsvatbaar, deze strafbare feiten heeft gepleegd op deze schaal, niet naar de gevangenis zou hoeven.
Het hof is, in navolging van de eis van de advocaat-generaal, van oordeel dat verdachte volledig moet worden ontzet uit de uitoefening van het beroep als hulp- of zorgverlener. Het hof acht het beperken van het beroepsverbod tot vrouwen niet passend, gelet op de ernst van het gepleegde strafbare feit en de kwetsbaarheid van de te verzorgen cliënten die verdachte onder zijn hoede zou kunnen krijgen.
Verdachte heeft hulp gezocht en is sinds medio 2022 in behandeling bij Transfore.Nu verdachte hulp heeft gezocht en gevonden, ziet het hof geen aanleiding om deze behandeling als bijzondere voorwaarde op te leggen.

Overweging ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij

Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij ( [slachtoffer] ) niet langer aan de orde is. De advocate van de benadeelde partij heeft ter zitting in hoger beroep naar voren gebracht dat deze vordering direct na het vonnis is betaald aan de benadeelde partij. Het hof zal daarom geen beslissing meer nemen op deze vordering.

Wetsartikelen

De straf is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 28, 31, 57 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden op het moment van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging, voor zover dit betreft de door de rechtbank opgelegde bijzondere voorwaarde en de bijkomende straf, en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en doet in zoverre opnieuw recht:
Veroordeelt de verdachte tot eengevangenisstraf
voor de duur van24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ontzetde verdachte van het recht tot uitoefening van het beroep van hulp- of zorgverlener in de gezondheidszorg en maatschappelijke zorg of andersoortige functies of werkzaamheden waarin personen (mede) aan zijn zorg zijn toevertrouwd voor de duur van
5 (vijf) jaren.
Verstaat dat op de vordering van de benadeelde partij in hoger beroep niet beslist hoeft te worden.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door mr. R.M. Maanicus, mr. Th.C.M. Willemse en mr. I.C.E. Draisma, in aanwezigheid van de griffier mr. R. Harsveld en is uitgesproken op de openbare zitting van het hof van 28 november 2025.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 28 november 2025.
Tegenwoordig:
mr. G. Dam, voorzitter,
mr. T.C. Pastoor, advocaat-generaal,
mr. J.R.M. Roetgerink, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.