ECLI:NL:GHARL:2025:757

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
21-002161-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens ontucht met minderjarige, inclusief seksueel binnendringen, met bewijsvoering en schadevergoeding

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor het plegen van ontucht met een minderjarige, waarbij hij gedurende een periode van vijf jaar seksuele handelingen heeft verricht, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, dat toen nog geen twaalf jaar oud was. De zaak kwam aan het licht na een aangifte door het slachtoffer in 2019, waarna het hof de verklaringen van het slachtoffer en getuigen heeft beoordeeld. Het hof oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer betrouwbaar waren en dat er voldoende steunbewijs was voor de tenlastelegging. De verdachte heeft de feiten ontkend, maar het hof achtte de verklaringen van het slachtoffer en de getuigen overtuigend. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden en de vordering tot schadevergoeding van het slachtoffer is gedeeltelijk toegewezen, met een totaalbedrag van € 28.700,00, bestaande uit materiële en immateriële schade. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafoplegging.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002161-23
Uitspraak d.d.: 14 februari 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 19 april 2023 met parketnummer 16-322131-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956,
ingeschreven op het adres: [postcode] [plaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 31 januari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
- vernietiging van het vonnis;
- veroordeling van de verdachte wegens het primair ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf van 36 maanden, en
- toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van wat namens verdachte door zijn raadsvrouw,
mr. A.T. van Vulpen, en de advocate van de benadeelde partij, mr. A.Y. Bleeker, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De verdachte is bij vonnis van de rechtbank wegens – kort gezegd – ontucht veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden. Daarnaast is de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij in de periode gelegen tussen 1 juni 2011 tot en met 7 juni 2016 te [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] , althans in Nederland, meermalen met een kind, te weten [benadeelde] , geboren op [geboortedatum] 2004, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] , te weten uit het meermalen althans éénmaal (telkens)
- brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) en/of tong in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [benadeelde] en/of (daarbij) met zijn, verdachtes, vinger heen en weer gaande bewegingen maken in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [benadeelde] en/of
- aanraken/betasten van en/of wrijven over de borsten en/of vagina, althans schaamstreek en/of clitoris van die [benadeelde] en/of
- het knijpen in de borsten en/of billen van die [benadeelde] en/of
- likken van/op de vagina en/of tussen de schaamlippen en/of de clitoris van die [benadeelde] en/of
- het duwen/drukken met zijn, verdachtes geslachtsdeel tegen/op de vagina van die [benadeelde] en/of
- het drukken van de hand van die [benadeelde] , tegen zijn, verdachtes geslachtsdeel en/of
- het laten vastpakken en/of vasthouden van zijn, verdachtes, geslachtsdeel door die [benadeelde] en/of
- spreiden/uit elkaar halen van de benen van die [benadeelde] en/of (vervolgens) met zijn, verdachtes hoofd richting de vagina van die [benadeelde] gaan,
terwijl hij het feit heeft begaan tegen een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn eigengezin en/of tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige;
subsidiair
hij in de periode gelegen tussen 1 juni 2011 tot en met 8 juni 2016 te [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] , althans in Nederland, meermalen althans éénmaal (telkens) door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [benadeelde] , geboren op [geboortedatum] 2004, die toen de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), te weten uit het meermalen althans éénmaal (telkens)
- aanraken/betasten van en/of wrijven over de borsten en/of vagina, althans schaamstreek en/of clitoris van die [benadeelde] en/of
- het knijpen in de borsten en/of billen van die [benadeelde] en/of
- likken van/op de vagina en/of tussen de schaamlippen en/of de clitoris van die [benadeelde] en/of
- het duwen/drukken met zijn, verdachtes geslachtsdeel tegen/op de vagina van die [benadeelde] en/of
- het drukken van de hand van die [benadeelde] , tegen zijn, verdachtes geslachtsdeel en/of
- het laten vastpakken en/of vasthouden van zijn, verdachtes, geslachtsdeel door die [benadeelde] en/of
- spreiden/uit elkaar halen van de benen van die [benadeelde] en/of (vervolgens) met zijn, verdachtes hoofd richting de vagina van die [benadeelde] gaan,
welk het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) heeft/hebben bestaan uit het
- fysieke en/of psychische overwicht op die [benadeelde] (gezien zijn positie als familielid en/of het leeftijdsverschil) en/of
- meenemen van die [benadeelde] in een auto en/of (vervolgens) die auto parkeren op een parkeerplaats buiten de bebouwde kom, althans op een afgelegen plek en/of het meenemen van die [benadeelde] naar een afgelegen/rustige plek in het bos en/of
- het laten plaatsnemen van die [benadeelde] in een (bubbel)bad en/of (vervolgens) het sluiten van de gordijnen en/of deur van de badkamer, althans de ruimte waar dat bad stond en/of
- het toevoegen van de woorden aan die [benadeelde] “je mag het niet vertellen” en/of “het is ons geheim”, althans woorden van dergelijke aard en/of strekking en/of
- ( aldus) doen ontstaan van een bedreigende situatie voor die [benadeelde] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft volledige vrijspraak bepleit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat steunbewijs voor de verklaring van aangeefster ontbreekt.
Het oordeel van het hof
Betrouwbaarheid
Vooropgesteld wordt dat in alle strafzaken aangiftes kritisch en zorgvuldig moeten worden bezien. Behoedzaamheid geldt aanvullend in zedenzaken, waarin meestal naast de verklaringen van een slachtoffer en verdachte(n) geen verklaringen van direct betrokkenen voorhanden zijn. Verklaringen dienen onder meer te worden beoordeeld op consistentie, accuraatheid en volledigheid. Het enkele feit dat in verklaringen op punten tegenstrijdigheden voorkomen, maakt deze verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Dit feit kan immers te wijten zijn aan de feilbaarheid van het menselijk geheugen of het gevolg zijn van emoties die zijn ontstaan door het delict of tijdsverloop. Het gaat om de totale indruk die de verklaringen maken en de wijze waarop zij zijn afgelegd.
Aangeefster [benadeelde] heeft zowel ten overstaan van de politie op 27 september 2019 (aangifte) als bij de raadsheer-commissaris op 5 januari 2024 verklaard dat verdachte in de tenlastegelegde periode (onder meer) meermalen haar borsten en vagina heeft betast, zijn vingers in haar vagina heeft gebracht en haar vagina heeft gelikt. Verder heeft hij één keer geprobeerd zijn geslachtsdeel in haar vagina te duwen, maar dat lukte niet. Ook heeft hij gevraagd of zij hem wilde pijpen. Dat wilde aangeefster niet. Verdachte stopte toen omdat er mensen aan kwamen lopen. De seksuele handelingen vonden plaats in het ouderlijk huis, op de camping, in het bos in [plaats] en in bossen tussen [plaats] en [plaats] .
Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat de verklaringen die aangeefster bij de politie en later ook bij de raadsheer-commissaris heeft afgelegd betrouwbaar zijn. De verklaringen die zij heeft afgelegd omtrent de tenlastegelegde ontuchtige handelingen zijn in de kern consistent, authentiek en voldoende gedetailleerd.
Aan de oprechtheid en betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster draagt bij dat aangeefster zich niet enkel negatief heeft uitgelaten over verdachte. Zo heeft zij ten overstaan van de raadsheer-commissaris verklaard: ‘Het was een goeie vent, hij gaf me toen alles wat mijn hartje begeerde. Hij was er voor me en verder niemand. Misschien dat ik daarom niet durfde te weigeren. Hij heeft me opgevangen, maar misschien niet op de beste manier’.
Ook geeft aangeefster in haar verklaringen duidelijk aan wat er wel is gebeurd, maar ook wat er niet is gebeurd. Zij benoemt bij de raadsheer-commissaris nadrukkelijk dat zij verdachte niet heeft gepijpt en dat zij boos is dat de ex-vrouw van verdachte, getuige [getuige 1] , heeft verklaard dat dit wel is gebeurd. Ook heeft zij besloten dat zij geen contact meer wil met getuige [getuige 1] , omdat zij ‘slecht praat’ over verdachte en onjuiste dingen vertelt over wat er gebeurd zou zijn.
Daarnaast draagt aan de betrouwbaarheid van de verklaringen bij de wijze waarop aangeefster ertoe is gekomen om over de tenlastegelegde handelingen te verklaren. Aangeefster heeft verklaard dat zij er op haar twaalfde door de seksuele voorlichting op school achter was gekomen dat wat verdachte bij haar deed niet normaal was en dat zij toen ook bij verdachte heeft aangegeven dat zij het niet meer wilde. Eind 2018 heeft aangeefster als eerste haar vriendin [getuige 2] , getuige [getuige 2] , verteld dat zij is misbruikt door verdachte. Getuige [getuige 2] heeft hierover verklaard dat aangeefster begon te huilen toen getuige haar vertelde dat zij was mishandeld en verkracht door haar ex-vriend. Toen [getuige 2] vroeg waarom aangeefster huilde vertelde zij huilend dat haar oom haar misbruikt had. Aangeefster was bang om het aan haar moeder te vertellen, maar omdat haar vriendin haar zei dat ze dit moest delen met haar ouders heeft aangeefster het begin maart 2019 ook aan haar moeder verteld. Haar moeder, getuige [getuige 3] , heeft hierover verklaard dat aangeefster op de vraag of iemand haar heeft aangeraakt ‘ja’ knikte, dat aangeefster ‘ja’ knikte op de vraag of het [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte) was en dat aangeefster hard moest huilen.
Het hof acht de verklaringen van aangeefster en de wijze waarop zij uiteindelijk tot het afleggen van een getuigenverklaring bij de politie komt oprecht en navolgbaar. De verklaringen van aangeefster acht het hof dan ook bruikbaar voor het bewijs en het hof zal haar verklaringen als uitgangspunt nemen bij de beoordeling van de tenlastegelegde ontucht.
Steunbewijs
Voor een bewezenverklaring is verder vereist dat er sprake is van ander bewijs dat de verklaringen van aangeefster ondersteunt, en of aldus wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontucht met aangeefster [benadeelde] . Het hof is van oordeel dat de verklaringen van aangeefster over feiten en omstandigheden die met de ontuchtige handelingen contextueel verband houden, in voldoende mate in andere bronnen in het dossier bevestiging vinden. Er is kortom voldoende steunbewijs voor de verklaringen van aangeefster. Het hof zal dit steunbewijs hierna bespreken.
Steunbewijs ziet het hof allereerst in de verklaring van getuige [getuige 4] . Zij heeft verklaard over wat zij zelf heeft waargenomen in de zomervakantie van 2013 op de camping in [plaats] . Toen zij die bewuste dag de deur van de blokhut (met daarin het sanitair) van verdachte opende, zag zij daar verdachte samen met aangeefster. Zij zag dat aangeefster op de wc zat en dat verdachte op een afstand van ongeveer 30 centimeter voor haar stond met zijn kruis ter hoogte van haar gezicht. Hij stond op een logische afstand tot de wc voor als hij daar zou gaan plassen, maar dat kon in dit geval niet, omdat aangeefster daar zat. Zij zag dat verdachte snel zijn broek dicht maakte en zich omdraaide. De getuige [getuige 4] is vervolgens zelf gelijk naar buiten gelopen. Zij had meteen het idee dat het niet klopte en was er door van slag. [getuige 4] heeft verklaard dat zij wel met [naam 1] en haar ex-man over het voorval heeft gesproken, maar uiteindelijk niets tegen anderen heeft gezegd, omdat zij ‘het niet hard kon maken’. Bij de raadsheer-commissaris heeft zij volhard in haar verklaring.
Deze verklaring biedt concrete steun voor de gedragingen die aan verdachte ten laste zijn gelegd, nu uit de verklaring van aangeefster volgt dat de seksuele handelingen ook in de blokhut plaatsvonden. Dat aangeefster wanneer zij in september 2019 aangifte doet, over een lange periode waarin verdachte haar heeft misbruikt toen zij nog een stuk jonger was niet uit zichzelf over dit voorval heeft verklaard en zij daar tijdens het verhoor bij de raadsheer-commissaris op 5 januari 2024 desgevraagd geen herinnering aan heeft, doet onder die omstandigheden geen afbreuk aan de waarde van de verklaring van [getuige 4] als steunbewijs. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaring van getuige [getuige 4] te twijfelen.
Verder ondersteunen de verklaringen van verschillende getuigen de verklaring van aangeefster over de plaatsen waar de ontuchtige handelingen plaatsvonden, de gang van zaken en de context.
Aangeefster heeft hierover onder meer verklaard dat:
  • verdachte na de scheiding van haar ouders heel regelmatig op haar paste. Dit gebeurde (vooral) thuis bij aangeefster in [plaats] en op de camping [camping] in [plaats] . Voor de scheiding was er niets aan de hand;
  • verdachte haar cadeautjes gaf, zoals eten van de McDonalds of een (verrassings)ei bij het tankstation, maar dat zij altijd als zij iets kreeg daar een seksuele handeling voor terug moest doen.
De ouders van aangeefster, getuigen [getuige 5] en [getuige 3] , haar zus, getuige
[getuige 6] en getuige [getuige 4] hebben bevestigd dat verdachte in de tenlastegelegde periode heel regelmatig op aangeefster heeft gepast. Dit ondersteunt de onderdelen van de verklaring van aangeefster dat in de periode dat het misbruik plaatsvond verdachte op haar paste. De vader van aangeefster heeft daarbij ook verklaard dat verdachte en aangeefster weleens samen weggingen en dan wel lang wegbleven. Dit past bij de verklaring van aangeefster dat verdachte haar (in zijn auto) meenam naar de McDonalds en daarna naar het bos waar dan seksuele handelingen plaatsvonden. De getuigen [getuige 5] , [getuige 4] en [getuige 6] bevestigen ook dat aangeefster in die periode cadeautjes, zoals McDonalds, van verdachte kreeg.
Illustratief in dit verband zijn verder nog de verklaring van de vader van aangeefster die heeft verklaard dat zijn dochter het oogappeltje van verdachte was en hij voor haar een tweede papa was, en daarnaast de verklaring van getuige [getuige 4] die heeft verklaard dat verdachte en aangeefster toen zij 8-9-10 jaar was ‘vrij close’ waren.
De verklaring van verdachte dat hij absoluut niet op aangeefster heeft gepast, dat zij één keer samen naar de McDonalds zijn geweest en dat zij verder nooit iets samen deden, acht het hof dan ook ronduit ongeloofwaardig.
Ten slotte zijn de verklaringen van de vriendin van aangeefster, getuige [getuige 2] , en de moeder van aangeefster, getuige [getuige 3] , van belang. Zij bevestigen de gang van zaken rondom de door aangeefster geschetste ‘disclosure’ en hebben waargenomen dat aangeefster op dat moment geëmotioneerd was. Ook volgt uit de verklaring van de moeder van aangeefster dat aangeefster zo’n zes of zeven jaar geleden (het hof begrijpt: in 2014/2015 toen aangeefster tien of elf jaar oud was) heel timide, verdrietig eigenlijk, heeft verteld dat ze eigenlijk niet meer naar de camping wilde of naar haar ex-man.
Op grond van het voorgaande komt het hof tot de conclusie dat er voldoende bewijs is dat de geloofwaardige verklaring van aangeefster [benadeelde] ondersteunt. Evenals de rechtbank oordeelt het hof dat aan het bewijsminimum is voldaan.
Aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige
Het hof acht ook de strafverzwarende omstandigheden, te weten: dat aangeefster ten tijde van
het ten laste gelegde feit aan de zorg of waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd, wettig en overtuigend bewezen.
Zoals het hof hiervoor heeft overwogen was aangeefster in de tenlastegelegde periode met grote regelmaat aan de zorg van verdachte en zijn toenmalige partner toevertrouwd.
Slotsom
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hierna vermeld, heeft begaan. De verweren van de verdediging worden verworpen.
Voorwaardelijk verzoek
Het hof gebruikt de verklaringen die zien op het al dan niet zichtbaar zijn van een moedervlek in de lies van verdachte niet voor het bewijs. Dit brengt mee dat het voorwaardelijke verzoek van de raadsvrouw om het horen van [naam 2] als getuige niet hoeft te worden besproken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij in de periode gelegen tussen 1 juni 2011 tot en met 7 juni 2016 te [plaats] en [plaats] en [plaats] meermalen met een kind, te weten [benadeelde] , geboren op [geboortedatum] 2004, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] , te weten uit het meermalen althans éénmaal
- brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [benadeelde] en (daarbij) met zijn, verdachtes, vinger heen en weer gaande bewegingen maken in de vagina van die [benadeelde] en
- aanraken/betasten van en wrijven over de borsten en vagina en clitoris van die [benadeelde] en
- het knijpen in de billen van die [benadeelde] en
- likken van de vagina van die [benadeelde] en
- het duwen/drukken met zijn, verdachtes geslachtsdeel tegen/op de vagina van die [benadeelde] en
- het drukken van de hand van die [benadeelde] , tegen zijn, verdachtes geslachtsdeel en
- het laten vastpakken en/of vasthouden van zijn, verdachtes, geslachtsdeel door die [benadeelde] ,
terwijl hij het feit heeft begaan tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat bij de strafoplegging rekening gehouden dient te worden met het tijdsverloop in de onderhavige zaak, alsmede met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden, zoals de rechtbank heeft gedaan en door de advocaat-generaal is gevorderd, is voor deze zaak te fors.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van vijf jaren schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met zijn minderjarige achternichtje door seksuele handelingen te verrichten, waaronder het seksueel binnendringen van haar lichaam. Dit is een ernstig strafbaar feit, te meer nu verdachte daarbij misbruik heeft gemaakt van het in hem gestelde vertrouwen als ‘oom’ van aangeefster, op de momenten dat de zorg voor haar aan hem was toevertrouwd en in een omgeving waar aangeefster zich veilig behoorde te voelen, namelijk in haar huis en op de camping.
Verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van aangeefster. Hij heeft zich hierbij laten leiden door zijn eigen (lust)gevoelens en heeft geen rekening gehouden met de gevoelens van aangeefster. De ervaring leert dat (jeugdige) slachtoffers van zedendelicten in een later stadium psychisch nadelige gevolgen kunnen ondervinden van wat hen is overkomen. Ook zorgt het voor onrust en gevoelens van onveiligheid in de directe omgeving, alsook in de samenleving. Dat geldt ook voor aangeefster die recent is verhuisd, omdat haar vroegere woonplaats haar steeds herinnert aan de ontucht. Het feit heeft tot op heden een grote impact op het leven van aangeefster. Het hof rekent dit verdachte zwaar aan, ook omdat verdachte op geen enkele wijze verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft willen nemen.
Het hof heeft bij de strafoplegging verder gelet op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 20 december 2024, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten, alsook op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die uit het dossier blijken en zoals die ter terechtzitting in hoger beroep door het hof zijn besproken.
Gelet op het voorgaande, alsmede de ernst van het bewezenverklaarde feit kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Dat er sprake is van enig tijdsverloop, wordt door het hof onderkend maar maakt dit niet anders.
Het hof acht oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig maanden, passend en geboden. Het hof heeft bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder gelet op de jonge leeftijd van het slachtoffer, de langdurige periode waarin het misbruik heeft plaatsgevonden, de aard en ernst van de gepleegde seksuele handelingen en het feit dat het slachtoffer in die periode aan de zorg van verdachte was toevertrouwd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 34.065,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 19.350,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering. Ter zitting is de post ‘eigen risico’ niet langer gehandhaafd en is de vordering verminderd met € 365,-.
De vordering bedraagt:
  • materieel: kosten studievertraging € 18.700,-
  • immaterieel: € 15.000,-
De raadsvrouw van verdachte heeft ten aanzien van de gevorderde kosten wegens studievertraging aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard voor deze post, omdat deze post onvoldoende onderbouwd is. Zij betwist dat sprake is van een causaal verband tussen het stoppen met de opleiding en het ten laste gelegde feit. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding is onder verwijzing naar een arrest uit 2016 en een vonnis uit 2011 verzocht om de hoogte hiervan te matigen tot een bedrag van € 5.000,-.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Materiële schade
Namens de benadeelde partij is voldoende gemotiveerd gesteld dat het slachtoffer als gevolg van het bewezenverklaarde is gestopt met haar studie. Zij heeft haar stelling onderbouwd met onder meer stukken van de studieadviseur, huisarts en [zorginstelling] . Voorts heeft de benadeelde partij voor de hoogte van het gevorderde bedrag aansluiting gezocht bij de Letselschade Richtlijn Studievertraging. Dat de schade als gevolg van de studievertraging € 18.700,- bedraagt is dan ook voldoende gemotiveerd gesteld.
Uit het dossier blijkt dat het slachtoffer in 2019 is behandeld voor klachten die zijn veroorzaakt door het bewezenverklaarde, welke behandeling in september 2020 werd afgerond. Het ging toen goed met het slachtoffer. Maar nadat het slachtoffer in november 2021 bekend raakte met de strafzaak ging het minder goed en in 2022 ging het mis en moest ze stoppen met de opleiding. Anders dan de rechtbank ziet het hof in het tijdsverloop geen aanleiding om de studievertraging niet in zijn geheel aan verdacht toe te rekenen.
Immateriële schade
Het bewezenverklaarde houdt in dat verdachte gedurende een periode van vijf jaren ontucht, ook bestaande uit seksueel binnendringen, heeft gepleegd met aangeefster, die toen nog geen twaalf jaar oud was. De aard en de ernst van de normschending brengt mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De vordering leent zich – naar maatstaven van billijkheid – voor toewijzing tot een bedrag van € 10.000,-. De benadeelde partij zal voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom niet in de vordering worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 244 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 28.700,00 (achtentwintigduizend zevenhonderd euro) bestaande uit € 18.700,00 (achttienduizend zevenhonderd euro) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 28.700,00 (achtentwintigduizend zevenhonderd euro) bestaande uit € 18.700,00 (achttienduizend zevenhonderd euro) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 178 (honderdachtenzeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
23 januari 2023 en van de immateriële schade op 7 juni 2016.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. A.H. toe Laer en mr. L. Pieters, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Brink, griffier,
en op 14 februari 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.