ECLI:NL:GHARL:2025:755

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
21-004713-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake inbraak en bedreiging met zware mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1982, was eerder veroordeeld voor diefstal met braak en bedreiging. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van voorarrest. De zaak betreft een inbraak in een woning waarbij DNA-materiaal van de verdachte werd aangetroffen op een geopend bierblikje. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van bedreiging met zware mishandeling, waarbij hij met een mes op een aangever afliep. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan beide feiten, maar sprak hem vrij van de bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank had eerder de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf toegewezen, maar het hof heeft deze vordering afgewezen, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep. Het hof heeft de onttrekking aan het verkeer van de bijl, die bij de inbraak was gebruikt, bevolen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004713-21
Uitspraak d.d.: 12 februari 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 20 oktober 2021 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, met parketnummers
16-209055-20 en 16-198203-20, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 16-098020-18, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres 1] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 29 januari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis van de rechtbank, bewezenverklaring van het ten laste gelegde en veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf van 155 dagen, met aftrek van voorarrest. Daarnaast vordert de advocaat-generaal afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. M.J. Schimmel, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 20 oktober 2021 verdachte voor diefstal met braak en bedreiging veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft daarnaast de vordering tot tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf van drie weken toegewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen nu het tot een (enigszins) andere bewezenverklaring komt en zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zaak met parketnummer 16-209055-20:
hij in of omstreeks de periode gelegen tussen 28 maart 2020 en 29 maart 2020 te [pleegplaats 1] , gemeente [gemeente] , althans in Nederland, in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] , een boormachine (merk: Hilti) en/of een blik(je) bier (merk: Grolsch), in elk geval enig(e) goed(eren), die/dat geheel of ten dele aan (een) ander(en) toebehoorde(n), te weten aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
zaak met parketnummer 16-198203-20:
hij op of omstreeks 2 augustus 2020 te [pleegplaats 2] [benadeelde 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een mes in zijn hand op die [benadeelde 3] af te lopen en/of met dat mes (meermalen) in de grond te steken en/of daarbij agressief naar [benadeelde 3] te kijken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een diefstal met braak uit een woning van een boormachine en een blikje bier (zaak met parketnummer 16-209055-20) en bedreiging met een mes (zaak met parketnummer 16-198203-20).
Verdachte ontkent beide feiten te hebben gepleegd. Verdachte verklaart in het geheel niet bij de woning waar is ingebroken te zijn geweest. Wat de bedreiging betreft, erkent verdachte in hoger beroep wel dat hij een mes heeft vastgehad, maar dat dit was omdat hij op dat moment aan het afwassen was. Hij heeft het mes direct laten vallen toen hij aangever zag, en heeft hem dan ook niet bedreigd.
De raadsman heeft op de zitting van het hof bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van beide feiten. Bij de inbraak heeft de raadsman aangevoerd dat er sprake is van DNA-materiaal van verdachte op verplaatsbare objecten en dat er onvoldoende bewijs is dat het verdachte is geweest die bij de woning is geweest. Met betrekking tot de bedreiging voert de raadsman aan dat er onvoldoende bewijs in het dossier is dat de aangifte ondersteunt, dan wel dat er geen sprake was van een strafbare bedreiging.
Aan de hand van de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen, [1] bevattende onder meer redengevende feiten en omstandigheden, zet het hof zijn overwegingen met betrekking tot de bewezenverklaring uiteen.
Zaak met parketnummer 16-209055-20:
Op 29 maart 2020 doet [benadeelde 2] , de eigenaar de woning aan de [adres 2] in [plaats] , aangifte van diefstal uit zijn woning, gepleegd tussen 28 maart 2020, 16:00 uur en 29 maart 2020, 09:55 uur. Aangever heeft de woning deugdelijk afgesloten verlaten. Bij terugkomst zag aangever dat er was ingebroken, er waren spullen verplaatst. Aangever doet mede aangifte namens [benadeelde 1] , de aannemer die op dat moment bij hem aan het werk is. [2] Er is een keukenraam ingeslagen of ingegooid. Buiten lag naast de woning een elektrische zaag. Een rode boormachine van het merk Hilti bleek te zijn weggenomen, deze was van [benadeelde 1] . [3] De boormachine zat in een doos.
Naar aanleiding van de melding komt de politie ter plaatse op 29 maart 2020. Ze zien dat de woning wordt verbouwd en dat er her en der gereedschap lag. In de tuin van de woning wordt achter een stapel stenen een tas aangetroffen met daarin een rol tape en een bijl. [4] Verdachte erkent bij de politie dat deze rol tape en bijl van hem zijn. [5]
In de woning wordt bovenop een stapel stenen een geopend bierblikje aangetroffen. [6] Het betrof een bierblikje van het merk Grolsch. [7] Aangever had op vrijdag (
het hof begrijpt: vrijdag 27 maart 2020) op verzoek van aannemer [benadeelde 1] bier gekocht en een volledig verpakt sixpack bier van het merk Grolsch in de koelkast in zijn woning gelegd. [benadeelde 1] was op 28 maart 2020 nog in de woning geweest, maar heeft het bier niet aangeraakt. [benadeelde 1] heeft dit sixpack niet geopend. Tussen het plaatsen van het sixpack in de koelkast tot het moment van constatering van de inbraak is er niemand anders in de woning geweest. Bij het constateren van de inbraak bleek het sixpack te zijn geopend en bleken één of meer bierblikjes uit de koelkast te zijn verdwenen. [8] Het bierblikje is niet door [benadeelde 1] of een ander die rechtmatig in de woning was geopend. [9]
Het bierblikje is veiliggesteld [10] en het lipje en de drinkrand zijn bemonsterd. [11]
Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 9 juli 2020, opgesteld door forensisch onderzoeker [naam] , blijkt dat in de bemonstering van het bierblikje een DNA-profiel is gevonden dat matcht met het DNA-profiel van verdachte, waarbij de matchkans kleiner dan één op één miljard is. [12]
Het hof beschouwt het in de woning aangetroffen DNA-spoor van verdachte op het bierblikje als daderspoor, aangezien dit spoor is aangetroffen op het blikje dat van aangever is en het blikje binnen in de woning wordt aangetroffen. Uit de verklaringen van aangever volgt dat hij het sixpack waartoe het geopende bierblikje behoorde kort voor de inbraak heeft gekocht, in de koelkast heeft geplaatst en dat hij of andere rechtmatige aanwezigen in de woning dit blikje niet hebben verplaatst. Daarmee staat genoegzaam vast dat het blikje door de inbreker is verplaatst en dat er door verdachte uit dat blikje is gedronken.
Verdachte heeft niet betwist dat hij de donor van dit spoor is, maar hij heeft een alternatief scenario geschetst voor de aanwezigheid van zijn DNA in de woning van aangever op het blikje. Anderen zouden een bierblikje met daarop zijn DNA hebben meegenomen naar de woning en deze daar hebben achtergelaten. Verdachte heeft echter niet concreet aangegeven welke personen dat zijn geweest en wanneer zij dit blikje hebben kunnen meenemen en achterlaten. Dit terwijl verdachte op de zitting in hoger beroep bovendien heeft verklaard dat hij zelf helemaal geen Grolsch bier drinkt. Waarom dan toch een door hem geopend en deels leeggedronken Grolsch bierblikje na de inbraak in de woning is aangetroffen, valt daarmee niet te rijmen.
De verklaring die verdachte heeft afgelegd, is daarom onvoldoende concreet en verifieerbaar, zodat het alternatieve scenario van verdachte niet, althans onvoldoende aannemelijk is geworden. De verklaring van verdachte zal het hof dan ook als ongeloofwaardig terzijde schuiven.
Gelet op de bewijsmiddelen en wat hiervoor is overwogen, is het hof van oordeel dat het verdachte is geweest die de inbraak heeft gepleegd. Het verweer dat het in de woning aangetroffen blikje met daarop zijn DNA-materiaal daar door de werkelijke inbreker is geplaatst, wordt verworpen. Het hof acht op grond van de gebruikte bewijsmiddelen het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Zaak met parketnummer 16-198203-20:
Aangever [benadeelde 3] doet aangifte van bedreiging, gepleegd op 2 augustus 2020 in [pleegplaats 2] . Aangever wordt wakker van een hoop herrie van de buren. Hij heeft vaker last van de buurman. Aangever gaat naar de buurman en ziet dat de deur van de kamer van de buurman half open staat. Aangever doet de deur open en ziet de buurman, een kleine man en een wat grotere man staan. De kleine man loopt op aangever af. Aangever ziet dat de kleine man een mes vast heeft. De punt van het mes wijst in de richting van aangever. De afstand tussen aangever en de kleine man bedraagt ongeveer twee meter. De kleine man hakt het mes meerdere keren in de grond, waarbij hij aangever agressief aankijkt. Aangever gaat snel terug naar zijn kamer en belt de politie. Aangever is door deze bedreiging zeer angstig geweest. [13]
De meldkamer van de politie kon via de camera’s vanuit het politiebureau meekijken naar de situatie bij de woning van de buurman en van [benadeelde 3] . De meldkamer ziet twee personen buiten op straat staan, waarvan één een mes in zijn handen heeft. Deze man met het mes wordt herkend door de verbalisanten als verdachte. De buurman van aangever ( [aangever] ) zegt tegen de politie dat toen hij aan verdachte vertelde dat zijn buurman ( [benadeelde 3] ) vaker last heeft van geluidsoverlast en dat hij alles hoort, verdachte helemaal gek werd en een vleesmes pakte, uit het raam klom en naar het raam van aangever probeerde te gaan. Ook was verdachte later naar buiten gegaan met het mes. Verdachte is aangehouden door de politie en aangever bevestigt dat dit de persoon is die hem heeft bedreigd. [14]
Getuige [getuige] was ook in de woning / kamer van [aangever] en verklaart dat de buurman van de jongen in wiens woning [verdachte] (
het hof begrijpt: verdachte) en hij waren binnenkwam. Die buurman had een beetje genoeg van het geluid dat [verdachte] aan het maken was. [verdachte] had een mes in zijn hand en toen werd er geschreeuwd. [15]
Het hof is van oordeel dat de verklaring van verdachte – inhoudende dat hij aan het afwassen was, daardoor een mes vast had en dat hij het mes toen hij aangever zag direct liet vallen – wordt weerlegd door de bewijsmiddelen. Daaruit volgt namelijk dat verdachte op aangever af loopt met de punt van het mes in de richting van aangever. In zoverre wordt de verklaring van aangever ondersteund door de bevindingen van de politiemeldkamer, de verklaring van getuige [getuige] en door de verklaring van verdachte zelf. Verdachte heeft zelf op de zitting in hoger beroep erkend een mes te hebben vastgehouden toen aangever binnenkwam. Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van deze bewijsmiddelen.
Voor een veroordeling ter zake van een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of zware mishandeling is volgens vaste rechtspraak (onder meer) vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied, dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat deze het leven zou verliezen. Verder moet het opzet van de verdachte zijn gericht op zowel het daadwerkelijk op de hoogte raken van de bedreiging door de bedreigde als op het ontstaan van de hiervoor bedoelde vrees bij de bedreigde. Voor een veroordeling is niet vereist dat komt vast te staan dat bij de bedreigde daadwerkelijk vrees is opgewekt. Voldoende is dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat zij in het algemeen geschikt is om de vrees teweeg te brengen.
Het hof is van oordeel dat het bewezenverklaarde handelen van verdachte – het met een mes in de hand op aangever af lopen en het met dat mes meermalen in de grond steken en daarbij agressief kijken naar aangever – een bedreiging met zware mishandeling oplevert. Dit nu deze gedragingen van dien aard zijn en een en ander onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij aangever in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen, meer specifiek dat hij door verdachte zou worden gestoken met het mes.
Anders dan de rechtbank acht het hof niet bewezen dat verdachte aangever heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. Uit de bewezenverklaarde gedragingen van verdachte blijkt niet zonder meer dat aangever moest vrezen dat hij het leven zou kunnen verliezen. Het hof spreekt verdachte dan ook partieel vrij van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Het hof acht op grond van de gebruikte bewijsmiddelen bedreiging met zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen. Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 16-209055-20 en in de zaak met parketnummer 16-198203-20 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
zaak met parketnummer 16-209055-20:
hij in de periode gelegen tussen 28 maart 2020 en 29 maart 2020 te [pleegplaats 1] , in en uit een woning gelegen aan de [adres 2] een boormachine (merk: Hilti) en een blikje bier (merk: Grolsch), die aan anderen toebehoorden, te weten aan [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
zaak met parketnummer 16-198203-20:
hij op 2 augustus 2020 te [pleegplaats 2] [benadeelde 3] heeft bedreigd met zware mishandeling, door met een mes in zijn hand op die [benadeelde 3] af te lopen en met dat mes meermalen in de grond te steken en daarbij agressief naar [benadeelde 3] te kijken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 16-209055-20 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het in de zaak met parketnummer 16-198203-20 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een inbraak in een woning die op dat moment werd verbouwd en een boormachine gestolen. Daarnaast heeft hij bier uit de koelkast gepakt en daar van gedronken. Verdachte heeft daarmee getoond geen respect te hebben voor het eigendom en privédomein van een ander. Inbraken vormen een forse inbreuk op de privacy van de slachtoffers en veroorzaken gevoelens van onrust en onveiligheid bij de slachtoffers en in de maatschappij, ook als het om onbewoonde woningen gaat zoals in deze zaak. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een bedreiging met een mes van een persoon die zich kwam beklagen over de geluidsoverlast die mede door verdachte werd veroorzaakt. Door deze bedreiging richting aangever heeft verdachte gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt bij aangever. Dat aangever zich door de gedragingen van verdachte ernstig bedreigd heeft gevoeld, is zeer invoelbaar.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank gekeken naar het strafblad van verdachte van 20 december 2024. Daaruit volgt dat verdachte eerder veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van diefstallen. Daarnaast volgt uit het strafblad ook dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van toepassing is en dat het taakstrafverbod van artikel 22b Sr geldt.
De redelijke termijn is in hoger beroep overschreden. Deze overschrijding komt doordat de rechtbank het dossier pas anderhalf jaar na het instellen van het hoger beroep heeft ingestuurd naar het hof. Het hof zal deze overschrijding van de redelijke termijn meenemen in de op te leggen straf.
Bij de strafoplegging betrekt het hof ook de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is psychisch kwetsbaar en kampt met verslavingsproblematiek. Verdachte heeft nadat hij op straat heeft geleefd sinds december 2024 een vaste verblijfplaats bij een begeleid wonen locatie van [instelling] . Uit een e-mailbericht van een medewerker van [instelling] van 28 januari 2025 aan de raadsman van verdachte volgt dat verdachte gebaat is bij een vaste woonplek waar hij ondersteuning ervaart bij zijn verslaving. [instelling] ziet het in het belang van verdachte dat hij deze woonplek kan behouden. Verdachte heeft aangegeven zich bij [instelling] zeer op zijn plek te voelen.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheid dat sprake is van (veelvuldige) recidive acht het hof de oplegging van een onvoorwaardelijke straf zoals de rechtbank heeft opgelegd passend en geboden. Het hof betrekt daarbij dat verdachte deze straf al bij wijze van voorarrest geheel heeft uitgezeten. Om te bewerkstelligen dat verdachte niet meer gedetineerd zal raken door deze zaak, zal het hof, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden, de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde drie weken gevangenisstraf afwijzen. Onder de gegeven omstandigheden acht het hof toewijzing van deze vordering niet opportuun. Dit biedt verdachte uitdrukkelijk de mogelijkheid om zijn woonplek bij [instelling] te behouden en de door hem – positief – ingeslagen weg voort te zetten. Deze woonplek en de daarmee samenhangende begeleiding is van belang om te voorkomen dat verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan een (soortgelijk) strafbaar feit.

Onttrekking aan het verkeer

Het in de zaak met parketnummer 16-209055-20 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven bijl, nu daarmee naar alle waarschijnlijkheid het keukenraam van de woning is ingetikt. De bijl zal aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en met behulp hiervan het feit is gepleegd.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 4 september 2018 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken, met parketnummer 16-098020-18. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Zoals het hof bij de motivering van de strafoplegging heeft overwogen, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 57, 63, 285 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-209055-20 en in de zaak met parketnummer 16-198203-20 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 16-209055-20 en in de zaak met parketnummer 16-198203-20 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: handgereedschap (bijl), goednummer PL0900-2020092615-2606842.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van 2 augustus 2020, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 4 september 2018, met parketnummer 16-098020-18, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van drie weken.
Aldus gewezen door
mr. J.A.M. Kwakman, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. A. Meester, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.M. Diender, griffier,
en op 12 februari 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het door politie Midden-Nederland in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal voorzien van proces-verbaalnummer PL0900-2020092615 en doorgenummerd pagina 1 tot en met 46 (hierna te noemen ‘Zaakdossier 16.209055.20’) of voorzien van proces-verbaalnummer PL0900-2020248198 en doorgenummerd pagina 1 tot en met 29 (hierna te noemen ‘Zaakdossier 16.198203.20'). Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Zaakdossier 16.209055.20, pagina 15.
3.Zaakdossier 16.209055.20, pagina 5 e.v. en pagina 8.
4.Zaakdossier 16.209055.20, pagina 9.
5.Zaakdossier 16.209055.20, pagina 39.
6.Zaakdossier 16.209055.20, pagina 9.
7.Zaakdossier 16.209055.20, pagina 15.
8.Zaakdossier 16.209055.20, pagina 15. Zaakdossier 16.209055.20, pagina 9.
9.Zaakdossier 16.209055.20, pagina 9.
10.Zaakdossier 16.209055.20, pagina 9. Zaakdossier 16.209055.20, pagina 13.
11.Zaakdossier 16.209055.20, pagina 17 en 18.
12.Zaakdossier 16.209055.20, pagina 22.
13.Zaakdossier 16.198203.20, pagina 1.
14.Zaakdossier 16.198203.20, pagina 15.
15.Zaakdossier 16.198203.20, pagina 20.