In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 november 2025, gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Gelderland, waarin een zorgregeling en kinderalimentatie zijn vastgesteld. De vader, vertegenwoordigd door mr. L. Proenings, en de moeder, vertegenwoordigd door mr. S. Meeuwsen, zijn de ouders van twee minderjarige kinderen. De rechtbank had eerder bepaald dat de kinderen in de even weken bij de vader verblijven en dat de vader een maandelijkse bijdrage van € 209,- per kind aan de moeder moet betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding. De vader is het niet eens met deze regeling en verzoekt het hof om de zorgregeling en de hoogte van de kinderalimentatie te herzien. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 oktober 2025 in Zwolle hebben de ouders met behulp van hun advocaten overeenstemming bereikt over de zorgregeling, die grotendeels gelijk blijft aan de eerdere regeling. Het hof heeft de ouders geprezen voor hun samenwerking en benadrukt het belang van stabiel contact tussen de kinderen en hun vader. De vader heeft ook grieven ingediend over de reiskosten die hij maakt voor de uitvoering van de zorgregeling en de draagkracht van de moeder. Het hof oordeelt dat de vader voldoende financiële ruimte heeft om de reiskosten te dekken en dat de moeder momenteel niet in staat is om een hoger inkomen te verwerven. De bestreden beschikking van de rechtbank wordt gedeeltelijk vernietigd en de zorgregeling wordt vastgesteld zoals overeengekomen door de ouders. De kinderalimentatie blijft echter ongewijzigd, en de vader moet de door de rechtbank vastgestelde bijdrage blijven betalen.