ECLI:NL:GHARL:2025:7330

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 november 2025
Publicatiedatum
20 november 2025
Zaaknummer
200.354.271/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot instelling van bewind en handhaving mentorschap voor verzoekster

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek tot het instellen van bewind over de goederen van de verzoekster, geboren in 2003. De verzoekster had eerder in eerste aanleg verweer gevoerd tegen het verzoek van De Rots Bewindvoering om een bewind in te stellen, en had zelf een verzoek ingediend om het mentorschap op te heffen. De kantonrechter had op 12 maart 2025 in twee beschikkingen het verzoek tot bewind toegewezen en De Rots Bewindvoering als bewindvoerder benoemd, terwijl het mentorschap was ingesteld vanwege de kwetsbaarheid van de verzoekster. In hoger beroep heeft de verzoekster aangevoerd dat zij in staat is haar financiën zelfstandig te beheren en dat het mentorschap niet langer noodzakelijk is. Het hof heeft de argumenten van de verzoekster overwogen en geconcludeerd dat zij voldoende in staat is om haar financiële zaken te regelen, en heeft het verzoek tot bewind afgewezen. Echter, het hof heeft het mentorschap in stand gelaten, omdat de verzoekster nog steeds begeleiding nodig heeft. De beslissing van de kantonrechter om het mentorschap voort te zetten is bekrachtigd, en het verzoek om de moeder van de verzoekster als opvolgend mentor te benoemen is afgewezen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van begeleiding voor de verzoekster, ondanks haar stappen richting zelfstandigheid.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.354.271
(zaaknummers rechtbank Gelderland 11412602 en 11558714)
beschikking van 20 november 2025
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. P.K. de Blieck-Willemsen.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[belanghebbende1],
correspondentieadres in [woonplaats1] ,
verder te noemen: de bewindvoerder of de mentor,
en
De Rots Bewindvoering,
kantoorhoudende te Ede,
verder te noemen: De Rots Bewindvoering,
en
[belanghebbende2],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: de moeder.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de twee afzonderlijke beschikkingen van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, team bewind, zittingsplaats Zutphen) allebei van 12 maart 2025, uitgesproken onder de hiervoor genoemde zaaknummers. Deze beschikkingen worden hierna ook de bestreden beschikkingen genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 6 mei 2025;
  • een journaalbericht namens [verzoekster] van 22 oktober 2025 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 28 oktober 2025 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • [verzoekster] , bijgestaan door haar advocaat,
  • de bewindvoerder.

3.De feiten

3.1
[verzoekster] is geboren [in] 2003.
3.2
[in] 2023 heeft de kantonrechter een mentorschap ten behoeve van [verzoekster] ingesteld en De Rots Bewindvoering tot mentor benoemd.

4.De omvang van het geschil

4.1
De Rots Bewindvoering heeft de kantonrechter in eerste aanleg verzocht een bewind in te stellen over de goederen die aan [verzoekster] (zullen) toebehoren en De Rots Bewindvoering tot bewindvoerder te benoemen.
4.2
[verzoekster] heeft verweer gevoerd. [verzoekster] heeft de kantonrechter verzocht het verzoek van de Rots Bewindvoering af te wijzen. Daarnaast heeft [verzoekster] een zelfstandig verzoek gedaan, namelijk om het mentorschap van [verzoekster] op te heffen.
4.3
Bij de bestreden beschikking met zaaknummer 11412602 heeft de kantonrechter:
  • met ingang van 16 maart 2025 een bewind ingesteld over de goederen die aan [verzoekster] (zullen) toebehoren wegens haar geestelijke of lichamelijke toestand; en
  • de bewindvoerder als zodanig benoemd.
4.4
Bij de bestreden beschikking met zaaknummer 11558714 heeft de kantonrechter:
  • De Rots Bewindvoering met ingang van 16 maart 2025 ontslagen als mentor van [verzoekster] ; en
  • de bewindvoerder benoemd tot opvolgend mentor.
4.5
[verzoekster] is met vier grieven in hoger beroep gekomen van beide bestreden beschikkingen. [verzoekster] verzoekt het hof om die beschikkingen te vernietigen en:
  • het verzoek van De Rots Bewindvoering tot instelling van een bewind alsnog af te wijzen en het zelfstandig verzoek van [verzoekster] tot opheffing van het mentorschap alsnog toe te wijzen; en als het hof [verzoekster] hierin niet volgt
  • de moeder te benoemen tot bewindvoerder en/of mentor.

5.De motivering van de beslissing

Opmerking vooraf
5.1
Toen het verzoek in hoger beroep werd ingediend, heeft het hof de vader en de broer van [verzoekster] aangemerkt als belanghebbenden. Het hof heeft deze beslissing gebaseerd op de wet [1] . Daarin staat dat in zaken over bewind en mentorschap, de partner en de kinderen van de persoon over wie het gaat moeten worden opgeroepen hun mening te geven. Als er geen partner en kinderen zijn dan moeten de ouders, broers en zussen van de persoon over wie het gaat worden opgeroepen.
5.2
Tijdens de mondelinge behandeling op 28 oktober 2025 heeft [verzoekster] verklaard dat zij al langere tijd geen contact heeft met haar vader en dat haar broer niet in staat is deze procedure te begrijpen. Het hof heeft daarop beslist dat de vader en de broer van [verzoekster] niet langer worden aangemerkt als belanghebbenden.
Bewind
5.3
Op grond van artikel 1:431 lid 1 BW kan de kantonrechter een bewind instellen over één of meer van de goederen die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren
voor een bepaalde of onbepaalde tijdsduur indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
voor een bepaalde tijdsduur indien de meerderjarige tijdelijk niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van verkwisting of het hebben van problematische schulden.
5.4
De Rots Bewindvoering heeft aan het verzoek tot onder bewindstelling als reden opgegeven dat het [verzoekster] niet lukt om haar financiën zelfstandig te beheren. De Rots Bewindvoering heeft meer in het bijzonder aangevoerd dat het [verzoekster] niet direct is gelukt de kosten van het mentorschap te betalen en daarvoor bijzondere bijstand aan te vragen. De kwetsbaarheid van [verzoekster] blijkt volgens De Rots Bewindvoering bovendien uit de omstandigheden dat [verzoekster] voor anderen telefoonabonnementen op haar naam en voor haar rekening heeft afgesloten en dat [verzoekster] € 600,- heeft uitgeleend aan een vriend(in) voor de aanschaf van een hond.
5.5
[verzoekster] is het niet eens met het instellen van een bewind. [verzoekster] voert aan dat zij fouten heeft gemaakt, maar dat zij hiervan juist heeft geleerd en dat zij haar gedrag heeft aangepast. Daarnaast heeft [verzoekster] stappen gezet richting verdere zelfstandigheid. [verzoekster] beheert haar financiën op zelfstandige en verantwoorde wijze. [verzoekster] heeft geen schulden, betaalt haar rekeningen op tijd en spaart structureel.
5.6
Het hof is van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat [verzoekster] in staat is om zelf haar financiële zaken te regelen, haar geld te beheren en financiële gevolgen van haar handelen te overzien. Dat betekent dat het hof het verzoek van De Rots Bewindvoering tot het instellen van een bewind alsnog zal afwijzen. Het hof zal deze beslissing hierna uitleggen.
5.7
De bewindvoerder heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat de samenwerking met [verzoekster] moeizaam verloopt en dat [verzoekster] niet alle gevolgen van haar financiële beslissingen overziet, maar dat [verzoekster] in de toekomst wel financieel zelfstandig kan worden als zij de aanwijzingen van de bewindvoerder opvolgt. Het hof overweegt dat de vrees voor kwetsbaarheid van [verzoekster] niet voldoende is om een bewind in te stellen. De verklaring van [verzoekster] dat zij heeft geleerd van wat er misging komt het hof geloofwaardig en overtuigend voor. In dat licht vindt het hof het belangrijk dat [verzoekster] tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard dat zij altijd bij haar moeder of haar begeleiders terecht kan als zij vragen heeft. Daarbij komt dat tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep voldoende is gebleken dat [verzoekster] inzicht heeft in haar inkomsten en uitgaven. [verzoekster] komt ook goed uit met haar weekgeld en zij heeft tijdens de mondelinge behandeling uitgelegd hoe zij dit weekgeld budgetteert. [verzoekster] heeft bovendien onweersproken verklaard dat zij haar rekeningen op tijd betaalt en dat zij geen schulden heeft. Sterker nog, [verzoekster] is in het verleden in staat gebleken om zelfstandig ruim € 5.000,- te sparen. Onder deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat een bewind over de goederen die aan [verzoekster] (zullen) toebehoren noodzakelijk is.
Mentorschap
5.8
Op grond van artikel 1:462 lid 2 BW kan de kantonrechter, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het mentorschap niet zinvol is gebleken, het mentorschap opheffen.
5.9
Het hof overweegt dat het mentorschap [in] 2023 is ingesteld, omdat [verzoekster] tijdelijk of duurzaam niet in staat was of bemoeilijkt werd haar belangen van niet-vermogensrechtelijke aard volledig zelf waar te nemen.
5.1
[verzoekster] voert in hoger beroep aan dat zij haar persoonlijke belangen zelf kan behartigen. [verzoekster] functioneert zelfstandig, onderhoudt actief contact met haar begeleiders en maakt zelf keuzes over persoonlijke verzorging, sociale contacten en gezondheid. [verzoekster] is in het verleden kwetsbaar geweest, maar het mentorschap is niet noodzakelijk. [verzoekster] heeft geleerd van situaties in het verleden, haar gedrag aangepast en stappen gezet richting verdere zelfstandigheid. [verzoekster] stelt verder dat niet is gebleken dat zij nog langer concrete risico’s loopt. Bovendien ervaart [verzoekster] geen enkel voordeel bij het mentorschap. Dit belemmert haar juist in haar autonomie en welzijn.
5.11
Het hof stelt voorop dat het op de weg van [verzoekster] lig te onderbouwen dat niet langer aan de gronden voor het mentorschap wordt voldaan. Het hof is van oordeel dat [verzoekster] hieraan niet heeft voldaan. [verzoekster] verdient een compliment dat zij nauw samenwerkt met haar begeleiders en dat zij hun adviezen ter harte neemt. Tegelijkertijd is gebleken dat [verzoekster] één van de zwaarste CIZ-indicaties heeft, wat betekent dat [verzoekster] in haar dagelijks leven (veel) begeleiding nodig heeft. De dagelijkse begeleiding kan [verzoekster] op veel leefgebieden helpen, maar een mentor biedt aanvullende ondersteuning. Het hof overweegt dat [verzoekster] in dit kader tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard dat zij inmiddels is verhuisd, maar niet helemaal tevreden is over huidige woonplek. De mentor kan, zoals zij bij de mondelinge behandeling heeft verklaard, [verzoekster] helpen een (nog) meer geschikte woonplek te vinden en haar helpen te verhuizen. Voor zover [verzoekster] stelt dat zij hierin wordt geholpen door de begeleiding is ook deze stelling onvoldoende onderbouwd. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het mentorschap in stand moet blijven.
5.12
[verzoekster] verzoekt tot slot mentorschap de bewindvoerder als mentor te ontslaan en de moeder van [verzoekster] tot opvolgend mentor te benoemen. Het hof overweegt dat niet is gebleken van gewichtige reden om de bewindvoerder te ontslaan, zodat het hof dit verzoek afwijst. Daarbij komt nog dat [verzoekster] geen bereidverklaring van de moeder heeft overgelegd.

6.De slotsom

Op grond van wat hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking over het bewind vernietigen, en beslissen zoals hierna staat geschreven. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter over het mentorschap in stand laten (bekrachtigen). Daarnaast zal het hof het verzoek in hoger beroep van [verzoekster] haar moeder als mentor te benoemen mentorschap afwijzen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, team bewind, zittingsplaats Zutphen onder zaaknummer 11412602) van 12 maart 2025 en opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van De Rots Bewindvoering tot het instellen van een bewind over de goederen die aan [verzoekster] (zullen) toebehoren alsnog af;
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, team bewind, zittingsplaats Zutphen onder zaaknummer 11558714) van 12 maart 2025;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, K.A.M. van Os-ten Have en I.J. Pieters, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 20 november 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Artikel 798 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering