ECLI:NL:GHARL:2025:7308

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 november 2025
Publicatiedatum
20 november 2025
Zaaknummer
200.358.789/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging uithuisplaatsing en gedeeltelijk gezag door gecertificeerde instelling in het belang van de kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarige kinderen en de gedeeltelijke uitoefening van gezag door de gecertificeerde instelling (GI). De vader van de kinderen was in hoger beroep gegaan tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, die op 7 juli 2025 had besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 17 juli 2026. De vader verzocht het hof om deze beslissingen te vernietigen en de kinderen terug te plaatsen bij de ouders of grootouders. De GI had verzocht om de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een jaar, evenals om gedeeltelijk gezag voor medische behandelingen. Het hof oordeelde dat de zorgen over de kinderen onverminderd groot zijn en dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De ouders, die samen het gezag over de kinderen hebben, hebben niet voldoende meegewerkt aan de hulpverlening en de vader weigerde zelfs in gesprek te gaan met de jeugdbeschermers. Het hof bekrachtigde de beslissing van de rechtbank en oordeelde dat de GI gedeeltelijk belast kan worden met het gezag over de kinderen voor medische behandelingen, gezien de kwetsbaarheid van de kinderen en de noodzaak van zorg. De vader werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om de kinderen bij de grootouders te plaatsen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
zaaknummer gerechtshof 200.358.789
zaaknummers rechtbank Midden-Nederland 593712, 593729 en 593737
beschikking van 20 november 2025
over de ondertoezichtstelling, uithuisplaatsing en toestemming medische behandeling van:
  • [de minderjarige1]
  • [de minderjarige2]
  • [de minderjarige3]
in de zaak van
[verzoeker](de vader)
die woont in [woonplaats1]
advocaat: mr. R.W. de Gruijl
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Samen Veilig Midden-Nederland(de GI)
die is gevestigd in Utrecht
en
[belanghebbende1](de moeder)
die woont in [woonplaats1]
en
de gezinshuisouders
die wonen op een geheim adres.

1.De feiten

1.1.
De vader en de moeder zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2022
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2023
  • [de minderjarige3] , geboren [in] 2023.
1.2.
De ouders hebben samen het gezag over de kinderen.
1.3.
Bij beschikking van 18 april 2024 heeft de kinderrechter de kinderen voorlopig onder toezicht gesteld van de GI en een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen in een pleeggezin verleend, beide maatregelen voor de duur van drie maanden, dus tot 18 juli 2024.
1.4.
Op 17 juli 2024 heeft de kinderrechter de kinderen onder toezicht gesteld van de GI tot 17 juli 2025.
1.5.
De kinderrechter heeft ook op 17 juli 2024 machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen verleend in een voorziening voor pleegzorg tot 18 januari 2025. Deze machtiging is daarna twee keer verlengd, de laatste keer tot 17 juli 2025.
1.6.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 16 januari 2025 de GI gedeeltelijk belast met het gezag over de kinderen voor het geven van toestemming voor een medische behandeling tot 17 april 2025. Daarna is deze gedeeltelijke gezagsbelasting van de GI bij beschikking van 16 april 2025 verlengd tot 17 juli 2025.
1.7.
De ouders wonen [sinds] 2022 in Nederland. De moeder verblijft feitelijk al enige tijd in [land1] . [in] 2024 zijn de kinderen uithuisgeplaatst in een crisispleeggezin. [sinds] 2024 wonen de kinderen in een gezinshuis.

2.De procedure bij de rechtbank

2.1.
De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van een jaar.
2.2.
De GI heeft daarnaast verzocht te bepalen dat het gezag over de kinderen gedeeltelijk, namelijk voor zover dit ziet toestemming voor een medische behandeling, wordt toegekend aan de GI voor de duur van een jaar, met ingang van 16 juli 2025.
2.3.
De ouders hebben de rechtbank verzocht:
  • de verzoeken van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing af te wijzen
  • de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing met onmiddellijke ingang te beëindigen
  • de kinderen terug te plaatsen bij de ouders dan wel bij oma als tussenoplossing
  • de GI op te dragen een plan van terugplaatsing te realiseren binnen drie maanden
  • de GI te verbieden om zich in de toekomst te beroepen op ongegronde en onbewezen strafrechtelijke verdenkingen.
2.4.
De rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, heeft:
  • de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd tot 17 juli 2026
  • de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen in een gezinshuis verlengd tot 17 juli 2026
  • de GI belast met het gezag over de kinderen voor het geven van toestemming voor een medische behandeling tot 17 juli 2026
  • het meer of anders verzochte afgewezen.
Deze beslissingen zijn vastgelegd in een beschikking van 7 juli 2025.

3.De procedure bij het hof

3.1.
De vader is het niet eens met de beslissing van de rechtbank. Hij komt daarvan in hoger beroep. De vader verzoekt het hof die beslissing te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de verzoeken van de GI alsnog af te wijzen ofwel:
  • de gedeeltelijke gezagsoverdracht in duur te beperken tot maximaal drie maanden
  • het genomen perspectiefbesluit terug te draaien
  • de ondertoezichtstelling te beëindigen dan wel te verlengen voor maximaal drie maanden
  • de uithuisplaatsing te beëindigen dan wel te verlengen voor maximaal drie maanden
  • de kinderen te plaatsen bij de ouders dan wel de grootouders.
3.2.
De GI wil dat de beslissingen in stand blijven.
De informatie die het hof heeft ontvangen
3.3.
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het beroepschrift
  • het verweerschrift van de GI.
3.4.
De zitting bij het hof was op 28 oktober 2025. Aanwezig waren:
  • de advocaat van de vader
  • twee vertegenwoordigers van de GI.
3.5.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft mr. De Gruijl namens de vader het verzoek tot plaatsing van de kinderen bij de grootouders, ingetrokken. Dat betekent dat het hof dit verzoek niet meer hoeft te bespreken. Het hof zal de vader voor dit gedeelte niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek in hoger beroep.

4.Het oordeel van het hof

4.1.
Het hof beslist dat de beslissingen van de rechtbank in stand moeten blijven en legt hierna uit waarom.
Ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing
Wat staat er in de wet over een ondertoezichtstelling?
4.2.
De kinderrechter kan een kind onder toezicht stellen als het kind ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Dat is als er grote zorgen zijn over zijn ontwikkeling. Ook moet vast komen te staan dat de ouders niet of niet genoeg meewerken aan vrijwillige hulpverlening.
Ten slotte moet de kinderrechter ervan kunnen uitgaan dat de ouders de opvoeding en verzorging binnen een aanvaardbare termijn weer helemaal zelf op zich kunnen nemen. [1] Dat is de periode van onzekerheid die een kind kan overbruggen zonder ernstige schade op te lopen in zijn ontwikkeling.
4.3.
De kinderrechter kan de ondertoezichtstelling verlengen. Dat mag steeds voor maximaal een jaar. [2]
Wat staat er in de wet over een uithuisplaatsing?
4.4.
De rechtbank kan een machtiging geven de kinderen uit huis te plaatsen. De rechter kan die machtiging geven als dat noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen of voor onderzoek van de kinderen. [3] De rechter kan die machtiging ook verlengen als de GI of de raad dat verzoeken. [4]
Hoe oordeelt het hof?
4.5.
Net als de kinderrechter oordeelt het hof dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen verlengd moeten worden. De kinderen worden ernstig in hun ontwikkeling bedreigd en kunnen niet bij de ouders wonen. De beslissing van de kinderrechter zal daarom in stand blijven (worden bekrachtigd).
4.6.
Het hof onderschrijft de overwegingen van de rechtbank ten aanzien van zowel de ondertoezichtstelling als de machtiging tot uithuisplaatsing en voegt daar nog het volgende aan toe.
4.7.
De zorgen over de kinderen zijn onverminderd groot. De kinderen zitten weliswaar op hun plek in het gezinshuis, maar zij schreeuwen, doen elkaar pijn en zijn erg gefixeerd op eten. [de minderjarige1] weigert te eten en te drinken als de gezinshuismoeder niet aanwezig is. [de minderjarige2] en [de minderjarige3] zijn niet in staat naast elkaar te spelen zonder elkaar pijn te doen. De grote zorgen over de kinderen vragen erg veel van hun opvoeders. Daarom krijgt ieder kind twintig uur per week extra hulp en begeleiding in het gezinshuis. De kinderen zijn inmiddels gestart met EMDR-behandeling om alle gebeurtenissen die zij hebben meegemaakt te verwerken. Als het EMDR-traject is afgerond, is uitgebreid medisch onderzoek voor alle drie de kinderen noodzakelijk. Het hof vindt het in dit kader ook van belang dat de jeugdbeschermers tijdens de mondelinge behandeling hebben verklaard dat de zorgen over de kinderen zo groot zijn dat inmiddels aan de raad voor de kinderbescherming is verzocht te onderzoeken of het gezag van de ouders over de kinderen moet worden beëindigd.
4.8.
Daarnaast zijn er nog steeds zorgen over de opvoedsituatie bij de ouders. Tijdens de procedure in hoger beroep is gebleken dat het de vader nog steeds niet lukt in het belang van de kinderen met jeugdbeschermers samen te werken. De vader weigert nu zelfs in gesprek te gaan met de jeugdbeschermers. Dit beeld wordt bevestigd en versterkt doordat de vader tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep afwezig was zonder daarvoor een reden te geven. De moeder is voor de GI volledig uit beeld. Zij verblijft in [land1] . Zij reageert op geen enkel verslag over de kinderen dat de GI om de week stuurt en neemt aan geen enkel overleg deel. Ook de moeder was niet aanwezig bij de mondelinge behandeling bij het hof. Daarnaast is tijdens de voorlopige ondertoezichtstelling een Top tot Teen-onderzoek verricht van de kinderen en een skeletstatus van [de minderjarige1] afgenomen. Op grond van de uitkomsten van deze onderzoeken is een strafrechtelijk onderzoek opgestart naar kindermishandeling door de ouders. Dit onderzoek is nog niet afgerond en de uitkomst daarvan is nog onzeker, maar dit betekent wel dat de veiligheid van de kinderen bij de ouders op dit moment niet kan worden gegarandeerd, zeker omdat er geen enkel zicht is op de opvoedsituatie van de ouders.
Perspectiefbesluit
4.9.
Voor zover de vader het hof verzoekt de perspectiefbepaling van de kinderen te toetsen, overweegt het hof als volgt. De rechtbank heeft in de bestreden beschikking de visie van de GI dat het opgroeiperspectief van de kinderen niet meer bij de ouders ligt onderschreven. Dat betekent dat de rechtbank het eens is met het standpunt van de GI dat de kinderen niet meer bij de ouders kunnen wonen.
Dit standpunt van de GI wordt in de praktijk ‘perspectiefbesluit’ genoemd. De vader is het daar niet mee eens. Het hof overweegt dat er binnen de looptijd van de huidige machtigingen tot uithuisplaatsing geen perspectief is op thuisplaatsing van de kinderen, maar het hof zal het perspectiefbesluit als zodanig niet (inhoudelijk) toetsen. Een inhoudelijke toets van het perspectiefbesluit dient plaats te vinden in het kader van een procedure tot beëindiging van het gezag, waarvoor de GI inmiddels de eerste stappen heeft gezet.
Conclusie
4.10.
Gelet op alle voorgaande omstandigheden is het hof van oordeel dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Zij kunnen niet bij de ouders wonen. Daarom is verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing in het belang de verzorging en opvoeding van de kinderen noodzakelijk.
Toestemming medische behandeling
Wat staat er in de wet?
4.11.
De kinderrechter kan gedurende de uithuisplaatsing bepalen dat het gezag gedeeltelijk wordt uitgeoefend door de gecertificeerde instelling die het toezicht uitoefent. Dit kan de kinderrechter beslissen als dit noodzakelijk is in verband met de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Dit gedeeltelijke gezag kan onder meer zien op het geven van toestemming voor een medische behandeling. [5]
Wat legt de vader aan zijn verzoek ten grondslag?
4.12.
De vader voert in hoger beroep aan dat hij zal meewerken aan medische zorg als deze noodzakelijk is. De vader heeft wel bezwaar tegen overbehandeling zonder dat overleg plaatsvindt en zonder dat een diagnose is gesteld. Pas als de ouders weigeren mee te werken aan een medische behandeling kan de rechter bepalen dat de GI gedeeltelijk wordt belast met het gezag. Volgens de vader is niet gebleken dat de vader een medische behandeling heeft geweigerd. De GI start de ene na de andere behandeling en dat is volgens de vader te zwaar voor de kinderen en niet in hun belang. De vader weet wat in het belang is van de kinderen, maar de GI overlegt niet met hem. Als het hof de beslissing van de rechtbank bekrachtigt, verzoekt de vader dat het hof de termijn dat de GI wordt belast met het gezag zal verkorten tot drie maanden.
Hoe oordeelt het hof?
4.13.
Het hof stelt voorop dat het in deze procedure gaat om de medische behandeling van zeer kwetsbare kinderen. Zij hebben op jonge leeftijd erg veel meegemaakt en zij hebben daardoor veel begeleiding en behandeling nodig. Zoals hiervoor al is overwogen, hebben alle drie de kinderen zelfs twintig uur per week extra hulp en begeleiding nodig in het gezinshuis. De kinderen lopen op alle ontwikkelingsgebieden achter en zijn erg vaak ziek. Als hun traumabehandeling is afgerond, wil het ziekenhuis daarom onderzoeken of dit een fysieke oorzaak heeft of dat dit komt door alles wat zij hebben meegemaakt.
4.14.
Uit de stukken blijkt dat samenwerking tussen de GI en de vader niet van de grond komt en dat de vader contact met de GI uit de weg gaat. De vader weigert in gesprek te gaan met de jeugdbeschermers over de behandeling van de kinderen. In het laatste gesprek dat de vader, in het bijzijn van zijn advocaat, met de GI heeft gevoerd is hij boos weggelopen. Emailcontact verloopt moeizaam. De vader is niet altijd bereikbaar is voor de jeugdbeschermers, waardoor het geven van toestemming vertraging kan oplopen. De moeder reageert zelfs helemaal niet. De GI weet niet waar de ouders werkelijk verblijven. Het hof is van oordeel dat onder deze omstandigheden toestemming van de ouders voor een medische behandeling van deze kwetsbare kinderen niet kan worden afgewacht. Het hof zal daarom de beslissing van de rechtbank op dit punt, ook wat betreft de duur van deze maatregel, bekrachtigen.

5.De beslissing

Het hof:
5.1.
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek in hoger beroep, voor zover de vader verzoekt om de kinderen te plaatsen bij de grootouders;
5.2.
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 7 juli 2025;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, H. Phaff en I.J. Pieters, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier en is het openbaar uitgesproken op 20 november 2025.

Voetnoten

1.artikel 1:255 lid 1 onder a en b BW
2.artikel 1:260 lid 1 BW
3.artikel 1:265b lid 1 BW.
4.artikel 1:265c lid 2 BW.
5.artikel 1:260e lid 1 sub b BW