Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: de moeder,
[naam1] B.V.gevestigd in [plaats1] ,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, die op 6 juni 2024 het verzoek van de moeder om de bewindvoerder te ontslaan had afgewezen. De moeder, die tevens de mentor van de rechthebbende is, verzocht om ontslag van de bewindvoerder, omdat zij geen vertrouwen had in diens functioneren. De bewindvoerder, [naam1] B.V., was in januari 2018 benoemd, maar had pas in maart 2024 persoonlijk kennisgemaakt met de rechthebbende. De moeder stelde dat de bewindvoerder niet adequaat communiceerde en niet op de hoogte hield van de financiën van de rechthebbende. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 januari 2025 waren de moeder, haar broers en de bewindvoerder aanwezig. De rechthebbende en de vader waren uitgenodigd, maar verschenen niet. Het hof oordeelde dat er geen gewichtige redenen waren voor ontslag van de bewindvoerder. De klachten van de moeder over de bewindvoerder werden niet als voldoende gegrond beschouwd. Het hof bekrachtigde de beschikking van de kantonrechter en wees het verzoek van de moeder af.