ECLI:NL:GHARL:2025:729

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
200.344.372
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek tot ontslag bewindvoerder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, die op 6 juni 2024 het verzoek van de moeder om de bewindvoerder te ontslaan had afgewezen. De moeder, die tevens de mentor van de rechthebbende is, verzocht om ontslag van de bewindvoerder, omdat zij geen vertrouwen had in diens functioneren. De bewindvoerder, [naam1] B.V., was in januari 2018 benoemd, maar had pas in maart 2024 persoonlijk kennisgemaakt met de rechthebbende. De moeder stelde dat de bewindvoerder niet adequaat communiceerde en niet op de hoogte hield van de financiën van de rechthebbende. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 januari 2025 waren de moeder, haar broers en de bewindvoerder aanwezig. De rechthebbende en de vader waren uitgenodigd, maar verschenen niet. Het hof oordeelde dat er geen gewichtige redenen waren voor ontslag van de bewindvoerder. De klachten van de moeder over de bewindvoerder werden niet als voldoende gegrond beschouwd. Het hof bekrachtigde de beschikking van de kantonrechter en wees het verzoek van de moeder af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.344.372
(zaaknummer rechtbank Gelderland 11020020 BM VERZ 24-2177)
beschikking van 13 februari 2025
inzake
[verzoekster],
wonende in [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. B. Molenaar,
tegen
de besloten vennootschap
[naam1] B.V.gevestigd in [plaats1] ,
verder te noemen: de bewindvoerder.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de rechthebbende],
geboren [in] 1990,
wonende in [plaats1] ,
verder te noemen: de rechthebbende,
en
[de vader] ,wonende in [woonplaats1] , verder te noemen: de vader,
en
[broer1] ,wonende in [woonplaats2] , verder te noemen: [broer1] ,
en
[broer2] ,wonende in [woonplaats1] , verder te noemen: [broer2] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 6 juni 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlagen, ingekomen op 2 augustus 2024.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 9 januari 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
-de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- [naam2] , namens de bewindvoerder;
- [broer1] ;
- [broer2] .
De rechthebbende en de vader zijn uitgenodigd, maar niet verschenen. Door de moeder en de broers is verklaard dat het niet in het belang van de rechthebbende is om op de mondelinge behandeling te verschijnen, nu zij dit gelet op haar geestelijke en fysieke beperkingen niet aan kan. Door de beperkingen is zij ook niet in staat haar mening te geven.

3.De feiten

De kantonrechter in de rechtbank Arnhem heeft bij beschikking van 7 november 2008 over alle tegenwoordige en toekomstige goederen die toebehoren aan rechthebbende een bewind in de zin van artikel 1: 431 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ingesteld.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 29 maart 2024, heeft de moeder verzocht om de bewindvoerder te ontslaan en haar, dan wel een andere bewindvoerder te benoemen.
4.2
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het in 4.1 genoemde verzoek van de moeder afgewezen.
4.3
De moeder is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoekt het hof om die beschikking te vernietigen, de bewindvoerder te ontslaan en haar, dan wel een ander als bewindvoerder te benoemen.
4.4
De bewindvoerder heeft ter zitting verweer gevoerd en gevraagd om het verzoek van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:448 tweede lid BW wordt een bewindvoerder ontslag verleend hetzij op eigen verzoek hetzij wegens gewichtige redenen of omdat de bewindvoerder niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van een medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid, BW dan wel ambtshalve. In dit hoger beroep is de vraag aan de orde of er gewichtige redenen zijn om de bewindvoerder ontslag te verlenen.
5.2
Volgens de moeder, die ook de mentor is van de rechthebbende, is de gewichtige reden gelegen in het gebrek aan vertrouwen in de bewindvoerder. De bewindvoerder is in januari 2018 al benoemd, maar heeft pas in maart 2024 persoonlijk kennisgemaakt met de rechthebbende. Nu haar als moeder en mentor, ondanks haar uitdrukkelijke verzoek, niet de mogelijkheid is geboden om ter ondersteuning van de rechthebbende bij die kennismaking aanwezig te zijn, heeft de bewindvoerder geen juiste indruk gekregen van de mogelijkheden en de beperkingen van de rechthebbende, die niet kan praten.
Daarnaast is de bewindvoerder slecht te bereiken en reageert hij soms erg laat en pas na diverse herinneringen. Bovendien houdt de bewindvoerder de moeder ten onrechte niet op de hoogte van de financiën en van de aan de rechthebbende toekomende budgetten. De bewindvoerder handelt in strijd met het “Besluit kwaliteitseisen curatoren,
beschermingsbewindvoerders en mentoren”, aldus de moeder. Ten slotte vraagt de moeder zich af waarom er zoveel gespaard moet worden voor de rechthebbende.
5.3
De bewindvoerder heeft tijdens de mondelinge behandeling verweer gevoerd. Hij heeft in mei 2024 zijn kantoorgenoot opgevolgd als contactpersoon voor dit beschermingsbewind. Hij heeft nog niet persoonlijk met de rechthebbende kennisgemaakt, maar hij zal haar binnenkort bezoeken als de periodieke rekening en verantwoording moet worden afgelegd.
Hij herkent zich overigens niet in hetgeen door de moeder wordt aangevoerd over het functioneren van de bewindvoerder. Als het hof van oordeel is dat de bewindvoerder moet worden ontslagen, dan is het volgens hem in het belang van de rechthebbende dat niet de moeder, maar een andere professionele bewindvoerder wordt benoemd.
5.4
Het hof is van oordeel dat er geen sprake is van een gewichtige reden om [naam1] B.V. te ontslaan als bewindvoerder van de rechthebbende. Uit de tijdens de zitting van het hof door de moeder gegeven toelichting en door de broers gegeven verklaringen maakt het hof op dat zij geen vertrouwen hebben in de bewindvoerder, die voor de rechthebbende niet passende voorstellen heeft gedaan, zoals het volgen van autorijlessen of een bioscoopbezoek. De rechthebbende is volgens de moeder en de broers, gelet op haar beperkingen, niet in staat om auto te rijden of een bioscoopfilm te volgen. Het hof begrijpt dat die gang van zaken ongenoegen heeft gewekt bij de moeder en de broers, en hen mogelijk ook heeft gekwetst, maar ziet daarin geen grondslag voor de in de wet bedoelde gewichtige reden voor ontslag van de bewindvoerder. De bewindvoerder heeft daarnaast zijn werkwijze verder toegelicht en de door de moeder genoemde klachten voldoende weerlegd. Volgens de bewindvoerder worden kennismakingsgesprekken met een rechthebbende gevoerd bij de aanvang van het beschermingsbewind en vervolgens jaarlijks in verband met het afleggen van de zogenoemde rekening en verantwoording over financiële zaken. Het aanvangskennismakingsgesprek heeft volgens de bewindvoerder destijds plaatsgevonden met zijn collega, de toenmalige contactpersoon; voor het jaarlijkse gesprek zal hij als huidige contactpersoon, volgens zijn toezegging op de zitting, binnenkort een afspraak maken. Daarnaast heeft de bewindvoerder op de zitting verklaard dat van de aan de rechthebbende toekomende Wajong-uitkering de noodzakelijke uitgaven worden gedaan en dat daarnaast wordt gespaard. Het mag zo zijn dat de moeder, zoals zij op de zitting heeft verklaard, ten aanzien van genoemde bestedingen andere keuzes zou maken, maar niet gebleken is dat de door de bewindvoerder gemaakte keuzes niet correct dan wel niet in het belang van de rechthebbende zijn of dat de bewindvoerder de financiële zaken van de rechthebbende anderszins niet op juiste wijze beheert. Ook overigens is niet gebleken dat de bewindvoerder bij de uitoefening van zijn werkzaamheden fouten heeft gemaakt die een grondslag kunnen vormen voor een gewichtige reden voor ontslag.
Uit al het voorgaande volgt dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 6 juni 2024;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S. Kuijpers, P.B. Kamminga en H. Phaff, bijgestaan door G.E.M. Bours als griffier, en is op 13 februari 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.