In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van [verzoeker]. [Verzoeker] heeft in eerste aanleg bij de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, op 28 juni 2024 verzocht om het vaderschap van zijn overleden vader, [naam2], vast te stellen. De rechtbank heeft dit verzoek op 15 november 2024 afgewezen. [Verzoeker] is vervolgens in hoger beroep gegaan met vijf grieven en heeft het hof verzocht de beschikking van de rechtbank te vernietigen en het vaderschap van [naam2] over hem vast te stellen.
Het hof heeft vastgesteld dat [verzoeker] in 1964 is geboren uit [naam1], die nooit gehuwd of geregistreerd als partner is geweest. [Verzoeker] heeft verklaard dat [naam2], die in 2023 is overleden, zijn biologische vader is. Het hof heeft de relevante feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder DNA-onderzoek dat de hypothese ondersteunt dat [naam2] de biologische vader is van [verzoeker]. Het hof heeft geen aanleiding gezien om aan deze conclusie te twijfelen en heeft geoordeeld dat het verzoek van [verzoeker] om het vaderschap vast te stellen, toewijsbaar is.
De beslissing van het hof houdt in dat het vaderschap van [naam2] over [verzoeker] wordt vastgesteld, en dat [verzoeker] de geslachtsnaam ‘[naam7]’ zal behouden. De griffier van het hof is verzocht om de beschikking als latere vermelding aan de geboorteakte van [verzoeker] toe te voegen. Deze beschikking is uitgesproken in het openbaar, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren.