ECLI:NL:GHARL:2025:7159

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
13 november 2025
Zaaknummer
24/732
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en boete

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 november 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Inspecteur van de Belastingdienst tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting voor het tijdvak van 16 mei 2019 tot en met 15 mei 2020, waarbij de Inspecteur een bedrag van € 1.379 aan belasting en een gelijke boete heeft opgelegd aan de belanghebbende. De rechtbank Gelderland heeft het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en de boete verminderd tot € 344, omdat zij oordeelde dat de belanghebbende zich had vergist en geen opzet had om belasting te ontduiken. De Inspecteur heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij hij stelde dat de rechtbank de boete onterecht had gematigd.

Tijdens de zitting op 28 augustus 2025 is de zaak behandeld, waarbij zowel de belanghebbende als de vertegenwoordigers van de Inspecteur aanwezig waren. Het Hof heeft geoordeeld dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, maar dat de boete van € 344 passend is. Het Hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van de Inspecteur ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken in cassatie te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummer BK-ARN 24/732
uitspraakdatum:
11 november 2025
Uitspraak van de tweede enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Centrale administratieve processen, kantoor Apeldoorn(hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 21 februari 2024, nummer ARN 23/1843, in het geding tussen de Inspecteur
en
[belanghebbende] te [woonplaats](hierna: belanghebbende)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De Inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 16 mei 2019 tot en met 15 mei 2020 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [nummer1] ) motorrijtuigenbelasting opgelegd van € 1.379 en bij beschikking een boete van € 1.379.
1.2.
De Inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard en de naheffingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur met betrekking tot de boete vernietigd en de boete verminderd tot € 344.
1.4.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2025. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede mr. [naam1] en mr. [naam2] namens de Inspecteur. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat bij deze uitspraak is gevoegd.

2.Geschil

Niet in geschil is dat de naheffingsaanslag terecht en tot een juist bedrag is opgelegd. De Inspecteur heeft zich bij de Rechtbank op het standpunt gesteld dat de boete gematigd dient te worden tot 50% van de nageheven belasting. In hoger beroep heeft de Inspecteur zich op het standpunt gesteld dat de Rechtbank op onjuiste gronden de boete verder heeft gematigd tot 25% van de nageheven belasting.

3.Beoordeling van het geschil

3.1.
De Rechtbank heeft het aannemelijk geacht dat geen sprake is van belastingontwijking, maar dat belanghebbende zich heeft vergist. Belanghebbende beschikt over verschillende hobbyvoertuigen en is gaan rijden met een hobbyvoertuig waarvan hij dacht dat deze niet was geschorst, terwijl dat wel het geval was. Voor dat geval heeft de Rechtbank geoordeeld dat een boete die, omdat deze is vastgesteld op een percentage van de nageheven belasting, mede gebaseerd is op het (relatief hoge) gewicht van het voertuig waarmee gereden is, geen recht doet aan het vergrijp. Om deze reden is de boete door de Rechtbank verder gematigd tot 25% van de nageheven belasting.
3.2.
Het Hof is, zonder het gewicht van de auto bij dat oordeel te betrekken, van oordeel dat een boete van € 344 passend en geboden is.
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

4.Griffierecht en proceskosten

Niet gesteld of gebleken is dat belanghebbende voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten heeft gemaakt.

5.Beslissing

Het Hof:
  • bevestigt de uitspraak van de Rechtbank,
  • bepaalt dat van de Inspecteur op het moment dat deze uitspraak onherroepelijk is komen vast te staan een griffierecht zal worden geheven van € 559.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A.V. Boxem, lid van de tweede enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier.
De beslissing is op
11 november 2025in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(S. Darwinkel) (R.A.V. Boxem)
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert wordt een afschrift aangetekend per post verzonden.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.