In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 28 mei 2025. De rechtbank had de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde verlengd met twee jaar. De terbeschikkinggestelde had beroep ingesteld tegen deze beslissing, waarbij haar raadsman verzocht om niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, omdat de vordering tot verlenging te laat zou zijn ingediend. Het openbaar ministerie stelde echter dat, ondanks de termijnoverschrijding van één dag, de vordering ontvankelijk was vanwege bijzondere omstandigheden die de verlenging eisten. Het hof oordeelde dat de bescherming van de maatschappij tegen het recidivegevaar van de terbeschikkinggestelde zwaarder weegt dan haar persoonlijke belang bij niet-ontvankelijkheid. Het hof bevestigde de beslissing van de rechtbank, met aanvulling van gronden, en verlengde de terbeschikkingstelling met twee jaar. De zaak benadrukt de afweging tussen de rechten van de terbeschikkinggestelde en de veiligheid van de maatschappij, vooral gezien het aanwezige recidivegevaar en de fase van behandeling waarin de terbeschikkinggestelde zich bevindt.