ECLI:NL:GHARL:2025:7111

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 september 2025
Publicatiedatum
12 november 2025
Zaaknummer
TBS P25/182
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot hervatting van de verpleging van overheidswege na terugkeer van terbeschikkinggestelde naar Nederland

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant van 10 april 2025, die de vordering tot hervatting van de verpleging van overheidswege had toegewezen. De terbeschikkinggestelde, geboren in 1992 en verblijvende in een penitentiaire inrichting, was in december 2015 naar [land] vertrokken onder de voorwaarde dat hij niet terugkeerde naar Nederland. Echter, in oktober 2024 werd hij aangehouden na zijn terugkeer naar Nederland, wat leidde tot de herleving van de terbeschikkingstelling. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de terbeschikkinggestelde nog een stoornis had die de hervatting van de verpleging rechtvaardigde. De deskundigenrapportages gaven aan dat er geen objectieve informatie beschikbaar was over zijn gedrag in de afgelopen tien jaar, waardoor het risico op recidive niet kon worden ingeschat. Het hof concludeerde dat het belang van de veiligheid van anderen niet eiste dat de verpleging werd hervat, en wees de vordering van het openbaar ministerie af. De terbeschikkingstelling eindigde daarmee van rechtswege.

Uitspraak

TBS P25/182
Beslissing van 18 september 2025
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedatum] 1992,
verblijvende in [P.I.] ,
verder te noemen: de terbeschikkinggestelde.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats
‘s-Hertogenbosch, van 10 april 2025. Deze beslissing houdt in de last tot hervatting van de verpleging van overheidswege.
Het hof heeft gelet op dezelfde stukken als de rechtbank en daarnaast op:
  • het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
  • de beslissing waarvan beroep;
  • de akte van 16 april 2025 waarbij de terbeschikkinggestelde beroep heeft ingesteld;
  • het e-mail bericht van mr. S. Marjanovic van 18 juli 2025, met als bijlage de Pro Justitia rapportages van psycholoog [naam] van 18 juni 2020 en psychiater [naam] van 20 juni 2025.
Het hof heeft ter zitting van 4 september 2025 gehoord de advocaat-generaal,
mr. M.C. Polfliet, en de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw,
mr. S. Marjanovic, advocaat te 's-Gravenhage.

Overwegingen

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde
De terbeschikkinggestelde is in december 2015, na beëindiging van de terbeschikkingstelling onder de voorwaarde dat hij niet terugkeert naar Nederland, vanuit Nederland teruggekeerd naar [land] . Daar heeft hij twee keer een psychiater bezocht. Hij heeft geen strafbare feiten meer gepleegd. Op het moment dat hij dacht dat zijn inreisverbod was verlopen en het was toegestaan visumvrij te reizen vanuit [land] is hij weer naar Nederland gekomen. Dit was in februari 2024. Zijn inreisverbod was echter nog niet verlopen. In oktober 2024 is hij daarom aangehouden. De terbeschikkinggestelde heeft aangegeven dat hij niet wist dat hij niet mocht terugkeren naar Nederland.
De raadsvrouw van de terbeschikkinggestelde heeft primair verzocht de vordering tot hervatting van de verpleging van overheidswege af te wijzen. Niet is gebleken dat de terbeschikkinggestelde sinds de beëindiging van de terbeschikkingstelling nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. Op basis van de beschikbare deskundigenrapportages kan bovendien niet worden vastgesteld dat nu nog sprake is van een stoornis en recidivegevaar. Gelet hierop is niet gebleken dat het belang van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verpleging van overheidswege eist. Voorts is een hervatting van de dwangverpleging in strijd met de eis van proportionaliteit.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de behandeling van de zaak aan te houden en te bepalen dat alle vier de Pro Justitia rapporteurs in deze zaak als deskundigen zullen worden gehoord.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft verzocht de beslissing van de rechtbank te vernietigen en de vordering tot hervatting van de verpleging van overheidswege af te wijzen. Op grond van de voorhanden zijnde rapportages kan gelet op het ontbreken van objectiveerbare informatie over de afgelopen tien jaar nu niet worden vastgesteld of en in hoeverre nog sprake is van een persoonlijkheidsstoornis. Ook kunnen de deskundigen geen inschatting maken van het recidiverisico. Dit maakt dat er onvoldoende grond is voor een hervatting van de verpleging van overheidswege.
Het oordeel van het hof
Vernietiging
Het hof zal de beslissing van de rechtbank vernietigen, omdat het tot een andere beslissing komt.
De oplegging en het verloop van de terbeschikkingstelling
De rechtbank ’s-Hertogenbosch heeft bij vonnis van 10 oktober 2011 de terbeschikkinggestelde veroordeeld wegens (kort gezegd) vijf afpersingen, twee diefstallen met geweld, een gecombineerde afpersing en diefstal met geweld, twee pogingen tot diefstal met geweld en acht bedreigingen en heeft aan hem onder meer een terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd.
Bij beschikking van 6 juli 2012 van de (toenmalige) minister voor Immigratie, Integratie en Asiel is de verblijfsvergunning van de terbeschikkinggestelde ingetrokken en is tegen hem een inreisverbod uitgevaardigd voor de duur van tien jaren.
Bij beslissing van dit hof van 7 maart 2013 is bevolen dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd nu door voornoemde beslissing van de minister de gestelde voorwaarden niet kunnen worden nageleefd en het belang van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen dit eist.
In de beslissing van 28 september 2015 heeft de rechtbank Oost-Brabant vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde in Nederland tot ongewenst vreemdeling is verklaard en dat deze omstandigheid met zich meebrengt dat een resocialisatie in Nederland is uitgesloten en dat vanuit de kliniek een terugkeerregeling naar [land] is vormgegeven. De rechtbank heeft geoordeeld dat aan de voorwaarden voor een verantwoorde resocialisatie van de terbeschikkinggestelde in [land] is voldaan en dat de veiligheid van de maatschappij voldoende is gezekerd. De rechtbank heeft toen de terbeschikkingstelling verlengd met een termijn van één jaar en de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege op grond van artikel 38lb van het Wetboek van Strafrecht (oud) beëindigd per moment dat de terbeschikkinggestelde daadwerkelijk het grondgebied van Nederland heeft verlaten, onder de voorwaarde dat de terbeschikkinggestelde niet zal terugkeren naar Nederland.
De terbeschikkinggestelde heeft vervolgens in december 2015 Nederland verlaten. Op 2 oktober 2024 is de hij echter weer aangehouden in Nederland en op 3 oktober 2024 is door het openbaar ministerie een vordering tot hervatting van de verpleging van overheidswege is ingediend.
Afwijzing vordering tot hervatting verpleging van overheidswege
Het hof stelt vast dat de terbeschikkinggestelde met zijn terugkeer naar Nederland de voorwaarde die de rechtbank aan de beëindiging van de terbeschikkingstelling heeft verbonden niet heeft nageleefd.
Op grond van artikel 6:6:10b, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is met de terugkeer van de terbeschikkinggestelde naar Nederland, de terbeschikkingstelling herleefd. De termijn van de terbeschikkingstelling is met de aanhouding van de terbeschikkinggestelde op 2 oktober 2024 weer beginnen te lopen.
De vraag die nu voor ligt is of de verpleging van overheidswege dient te worden hervat. Daarbij dient het hof de vraag te beantwoorden of er op dit moment nog sprake is van een stoornis en delictgevaar die de conclusie rechtvaardigen dat de verpleging van overheidswege in het belang van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, hervat moet worden.
Bij de beantwoording van die vraag neemt het hof het volgende in aanmerking.
Psychiater [naam] (PJ-rapportage 24 maart 2025) heeft geconcludeerd dat bij de terbeschikkinggestelde sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Onduidelijk is of ook andere persoonlijkheidstrekken (zoals borderline of narcistische trekken aanwezig zijn. Er zijn geen aanwijzingen voor drugsgebruik of psychotische problematiek. Vanwege het feit dat er over de afgelopen tien jaar geen objectiveerbare informatie beschikbaar is, onthoudt [naam] zich van een risicoprognose.
Psycholoog [naam] (PJ-rapportage 24 maart 2025) geeft aan dat het forensisch gedragskundig onderzoek een ernstig gemankeerd onderzoek is, omdat er onvoldoende geobjectiveerd zicht uit verschillende bronnen is gekomen op betrokkenes (psychische) functioneren in de afgelopen tien jaar. Het onderzoek is daarom te beperkt om tot diagnostische conclusies over de terbeschikkinggestelde en in het verlengde daarvan een voldoende geïndividualiseerde risicotaxatie te komen.
Ook psycholoog [naam] (PJ-rapportage 18 juni 2025) heeft overwogen dat het onderzoek een essentiële en belangrijke beperking kent, namelijk het ontbreken van objectiveerbare en betrouwbare informatie over het gedrag van de terbeschikkinggestelde de afgelopen 10 jaar. [naam] overweegt dat er onvoldoende grond is om nu te concluderen dat er sprake is van pathologie, afgezien van de stoornis in cannabisgebruik, in vroege remissie onder gereguleerde omstandigheden. In het verleden is er sprake geweest van een duidelijk antisociale ontwikkeling welke destijds heeft geresulteerd in een persoonlijkheidsstoornis, maar op basis van de beschikbare informatie is er onvoldoende grond om deze diagnose te handhaven. Het definitief verwerpen van deze classificatie is evenwel ook niet mogelijk gezien het ontbreken van voldoende betrouwbare informatie van de afgelopen tien jaar. Belangrijk is om te wijzen op een mogelijke denkfout, namelijk dat als een persoonlijkheidsstoornis die tien jaar geleden bestond niet adequaat is behandeld, deze nog steeds moet bestaan. Ook is het gezien het ontbreken van betrouwbare en objectieve informatie over de afgelopen tien jaar niet mogelijk een goede inschatting te maken van de kans op agressieve recidive.
Psychiater [naam] (PJ-rapport 20 juni 2025) overweegt dat niet kan worden vastgesteld of er sprake is van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken. Er zijn aanwijzingen dat die gedeeltelijk in remissie is. Op basis van de beschreven informatie en de indrukken tijdens het onderzoek kan de deskundige een persoonlijkheidsstoornis niet met zekerheid uitsluiten, maar ook niet bevestigen. Er zijn geen tekenen van een autisme stoornis, van een obsessieve stoornis, een narcistische persoonlijkheidsstoornis of van een waanstoornis dan wel paranoïdie naar een bepaald persoon gericht. Er zijn bij het onderzoek geen tekenen van psychose. Er is sprake van een stoornis in cannabisgebruik, al vanaf jonge leeftijd. Hij is nu abstinent. De kans op herhaling van instrumenteel geweld en criminaliteit kan onderzoeker niet bepalen door beperkingen in het onderzoek. Hij heeft nu controle over zijn gedrag en wordt door de deskundige in staat geacht om ervoor te kiezen geen crimineel gedrag meer te plegen. De inschatting is dat er geen risicomanagement vanuit de terbeschikkingstelling meer voor nodig is.
Op grond van het voorgaande oordeelt het hof dat onvoldoende kan worden vastgesteld dat bij de terbeschikkinggestelde thans nog sprake is van een stoornis en dat het belang van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de (hervatting van de) verpleging van overheidswege eist. Het hof zal daarom met vernietiging van de beslissing waarvan beroep de vordering van de officier van justitie tot hervatting van de verpleging van overheidswege afwijzen.
Op grond van artikel 6:6:10b, derde lid, Sv eindigt de terbeschikkingstelling hiermee van rechtswege.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 10 april 2025 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde,
[terbeschikkinggestelde].
Wijst afde vordering van het openbaar ministerie.
Aldus gedaan door
mr. M. Keppels, voorzitter,
mr. W.A. Holland en mr. E. Bongers, raadsheren,
en drs. I.A.M. Breukel en drs. H.J. Beintema, raden,
in tegenwoordigheid van mr. N.D. Mavus-ten Elshof, griffier,
en op 18 september 2025 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.