ECLI:NL:GHARL:2025:7079

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 oktober 2025
Publicatiedatum
11 november 2025
Zaaknummer
200.351.776
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing en wijziging zorgregeling in jeugdbeschermingszaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van de vader in een jeugdbeschermingszaak. De vader had verzocht om de vervallenverklaring van een schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling (GI) en om wijziging van de zorgregeling voor zijn kinderen. De kinderrechter had de vader in eerste instantie niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om de schriftelijke aanwijzing te vervallen, maar het hof oordeelde dat de vader wel ontvankelijk was in zijn hoger beroep. Het hof oordeelde echter dat de schriftelijke aanwijzing niet vervallen kon worden verklaard, omdat de vader niet voldoende had aangetoond dat het beginsel van hoor en wederhoor was geschonden. Daarnaast had de kinderrechter de zorgregeling gewijzigd, waarbij de kinderen onder toezicht stonden van de GI. Het hof bekrachtigde de beslissing van de kinderrechter om de zorgregeling te wijzigen, omdat de kinderen gevoelens van onveiligheid ervoeren in de opvoedsituatie bij de vader. Het hof concludeerde dat de belangen van de kinderen zwaarder wogen dan die van de vader en dat er gewerkt moest worden aan contactherstel. De vader's verzoeken werden afgewezen, en de beslissing van de kinderrechter werd in stand gehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.351.776
zaaknummers rechtbank Gelderland 440478 en 440618
beschikking van 16 oktober 2025
in de zaak van
[verzoeker](de vader)
die woont in [woonplaats1]
advocaat: mr. B.J. Davidse
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland(de GI)
die is gevestigd in Arnhem
en
[moeder](de moeder)
die woont in [woonplaats1]

1.Samenvatting

Vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing (zaaknummer 440478)
1.1
De kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, heeft de vader in zijn verzoek om de schriftelijke aanwijzing van de GI geheel vervallen te verklaren, niet-ontvankelijk verklaard. Het hof beslist dat de vader wel ontvankelijk is in zijn hoger beroep en wijst het verzoek van de vader af. Het hof legt hierna uit waarom.
Wijziging zorgregeling (zaaknummer 440618)
1.2
De kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, heeft de zorgregeling tussen de vader en de kinderen gewijzigd. Het hof beslist dat dit zo moet blijven en legt hierna uit waarom.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn de ouders van:
  • [minderjarige1] , geboren [in] 2010, en
  • [minderjarige2] geboren [in] 2012.
2.2.
De ouders hebben samen het gezag over de kinderen.
2.3.
De kinderen wonen bij de moeder. In de beschikking van 10 mei 2016 heeft de kinderrechter een zorgverdeling vastgesteld waarbij [minderjarige1] en [minderjarige2] de ene week van donderdag 15.00 uur tot zaterdag 15.00 uur en gedurende de andere week van donderdag 15.00 uur tot zaterdag 19.00 uur bij de vader verblijven.
2.4.
De kinderen staan sinds 15 augustus 2023 onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling loopt nog tot 15 augustus 2026.

3.De procedure bij de kinderrechter

Vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing
3.1.
De GI heeft de vader een schriftelijk aanwijzing gegeven waarin staat: “
U dient uw medewerking te verlenen aan de observaties binnen uw gezin waar tenminste [minderjarige1] én [minderjarige2] bij aanwezig zijn.” De vader heeft de kinderrechter verzocht om deze schriftelijke aanwijzing vervallen te verklaren. De kinderrechter heeft de vader in zijn verzoek niet-ontvankelijk verklaard. Die beslissing is vastgelegd in de beschikking van 28 november 2024 en de herstelbeschikking van 9 januari 2025 (zaaknummer 440478).
Wijziging zorgregeling
3.2.
De GI heeft de kinderrechter verzocht om de zorgregeling die is vastgelegd in de beschikking van 10 mei 2016 te wijzigen. De kinderrechter heeft dat verzoek toegewezen en – in het kort – bepaald dat [minderjarige1] en [minderjarige2] éénmaal per twee weken voor de duur van twee uur een begeleid bezoek bij de vader hebben. Die beslissing is vastgelegd in de beschikking van 28 november 2024 (zaaknummer 440618).

4.De procedure bij het hof

4.1.
De vader is het niet eens met de beslissingen van de kinderrechter. Hij komt daarvan in hoger beroep.
4.2
De vader wil dat hij alsnog ontvankelijk wordt verklaard en verzoekt het hof om de schriftelijke aanwijzing vervallen te verklaren.
4.3.
De vader wil dat de eerdere zorgregeling weer herleeft en dat het hof een vakantieregeling vaststelt, zodat de kinderen de helft van de vakanties bij de moeder zijn en de andere helft bij de vader. Als het hof dat niet toewijst, dan vraagt de vader dat het hof bepaalt dat de vader met de kinderen in therapie gaat om hun relatie te herstellen. Op de mondelinge behandeling heeft de vader het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator ingetrokken.
4.4.
De GI en de moeder willen dat de beslissingen in stand blijven.
4.5.
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het beroepschrift
  • het verweerschrift van de GI
  • een brief van de GI van 19 augustus 2025
  • de bijlagen 10 en 11 van de vader met de begeleidende brief van 25 augustus 2025
4.6.
[minderjarige1] en [minderjarige2] hebben gesproken met een raadsheer en een griffier van het hof. Zij hebben verteld wat zij vinden van de verzoeken.
4.7.
De zitting bij het hof was op 4 september 2025. Aanwezig waren:
  • de vader met zijn advocaat
  • twee vertegenwoordigers van de GI
  • de moeder
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (de raad).

5.Het oordeel van het hof

Bijzondere curator
5.1.
De vader heeft zijn verzoek om een bijzondere curator te benoemen ingetrokken, zodat het hof hem daarin niet-ontvankelijk zal verklaren.
Vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing
5.2
Op grond van artikel 1:263 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de GI ter uitvoering van haar taak schriftelijke aanwijzingen aan de met het gezag belaste ouder of de minderjarige geven over de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De kinderrechter kan op verzoek van de met het gezag belaste ouder of de minderjarige van twaalf jaar of ouder een schriftelijke aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren (artikel 1:264 lid 1 BW).
5.3.
De GI heeft aangevoerd dat de vader niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep, omdat in artikel 807 onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) staat dat tegen beslissingen op grond van artikel 1:264 BW geen andere voorziening openstaat dan cassatie in het belang van de wet (het rechtsmiddelenverbod).
5.4.
Het hof is van oordeel dat de vader wel ontvankelijk is. Als een algeheel rechtsmiddelenverbod geldt, kan toch hoger beroep worden toegelaten, onder meer als erover wordt geklaagd dat de rechter bij het nemen van zijn beslissing zodanig essentiële vormen niet in acht heeft genomen dat niet meer kan worden gesproken van eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak. [1] De vader heeft bij het hof gesteld dat de kinderrechter het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden. Het hof is van oordeel dat, omdat de vader een beroep heeft gedaan op de schending van dit beginsel, het rechtsmiddelenverbod wordt doorbroken. Het hof volgt de vader in zijn stelling dat hij als gevolg van zijn medische omstandigheden tijdens de mondelinge behandeling bij de kinderrechter niet aanwezig kon zijn. Maar, het hof volgt de vader niet in zijn stelling dat het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden door de beslissing van de kinderrechter om de mondelinge behandeling wel door te laten gaan. De vader had ook tijdens deze procedure een advocaat die namens de vader op de mondelinge behandeling bij de kinderrechter had kunnen verschijnen. Waarom de advocaat niet is verschenen, heeft (de advocaat van) de vader niet voldoende aan het hof uitgelegd. In de correspondentie die de vader heeft overgelegd, staat alleen dat de advocaat van de vader aan de kinderrechter heeft bericht dat hij tot en met 13 januari 2025 verhinderd is. Dat de kinderrechter daarmee geen rekening heeft gehouden, vindt het hof begrijpelijk. De mondelinge behandeling was namelijk al een keer eerder uitgesteld. Vanwege de aard van de zaak (jeugdbescherming) kon in het belang van de kinderen de behandeling van de zaak niet langer worden uitgesteld. Omdat het hof van oordeel is dat het beginsel van hoor en wederhoor niet is geschonden, komt het hof niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van de stellingen van de vader.
Wijziging zorgregeling
5.5.
Op grond van artikel 1:265g lid 1 BW kan de kinderrechter voor de duur van de ondertoezichtstelling op verzoek van de GI een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een regeling voor de uitoefening van het recht op omgang vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
5.6.
De kinderrechter heeft in zijn beschikking geoordeeld dat op basis van de stukken, de kindgesprekken en de mondelinge behandeling is vast komen te staan dat de kinderen gevoelens van onveiligheid ervaren in de opvoedsituatie bij de vader tijdens de zorgregeling. Om de kinderen gerust te stellen in het contact met de vader, het contact te herstellen en toe te werken naar een onbelast contact met de vader, is het noodzakelijk dat deze contactmomenten begeleid worden. Gelet op de ernst en de duur van de signalen
die de kinderen afgeven is de kinderrechter van oordeel, dat de belangen van de
kinderen bij een wijziging van de zorgregeling op dit moment zwaarder wegen dan het belang van de vader bij de handhaving daarvan of de vaststelling van de door hem verzochte onbegeleide zorgregeling. De kinderrechter heeft daarom de zorgregeling gewijzigd in een begeleid bezoek aan de vader voor de duur van twee uur, éénmaal per twee weken.
5.7.
Uit de brief van de GI van 25 september 2025, de gesprekken die de raadsheer van het hof met de kinderen heeft gevoerd en wat partijen op de mondelinge behandeling aan het hof hebben verteld, blijkt dat de situatie inmiddels anders is dan op het moment dat de kinderrechter de beslissing nam. [minderjarige1] en [minderjarige2] zijn allebei niet bij de vader op (begeleid) bezoek geweest. De zorgregeling, zoals die in de beschikking staat, is in zijn geheel niet uitgevoerd. Hieraan liggen onder meer de volgende omstandigheden ten grondslag.
Als gevolg van (het herstel van) de ziekte van de vader heeft de vader tot half maart 2025 geen contact gehad met de GI. Toen er weer contact kwam, heeft de vader met de GI gesproken over het contactherstel. Ook heeft de GI met [minderjarige1] en [minderjarige2] gesproken. [minderjarige2] is stellig: zij wil de vader niet zien en staat ook niet open voor een andere vorm van contact. [minderjarige1] wilde eerst ook geen contact met de vader, maar na een aantal gesprekken met de GI staat hij open voor contactherstel. De GI heeft met [minderjarige1] besproken op welke manieren dat zou kunnen. [minderjarige1] heeft ervoor gekozen weer in contact te komen met zijn vader door het over en weer sturen van kaartjes via de GI. Daarbij leest de GI eerst de inhoud van het kaartje en leest [minderjarige1] die in aanwezigheid van de GI en van zijn vertrouwenspersoon op school. Op het moment van de mondelinge behandeling bij het hof had [minderjarige1] één kaartje van de vader gelezen en één kaartje aan de vader gestuurd. Een tweede kaartje van de vader zou nog diezelfde week gelezen worden. [minderjarige1] heeft de wens om uiteindelijk met zijn vader een drankje te drinken op een terras en bij te praten. Voor [minderjarige2] is het volgens de GI nodig dat onderzocht wordt of enige vorm van hulpverlening voor haar nodig is.
5.8.
De raad heeft op de mondelinge behandeling geadviseerd om de door de GI ingeslagen weg voort te zetten. Voor [minderjarige2] is het belangrijk dat snel duidelijk wordt welke hulpverlening zij nodig heeft. Hopelijk ontstaat dan later ruimte bij haar voor contactherstel, omdat geen (enkele vorm van) contact op de lange termijn voor kinderen niet goed is. Voor [minderjarige1] is het belangrijk dat de tweewekelijkse gesprekken tussen hem en de GI worden voortgezet en dat het niet te snel, maar ook niet te lang duurt voordat er concrete (nieuwe) stappen worden gezet in het contactherstel tussen [minderjarige1] en de vader. Het moet niet zo zijn dat de situatie over een half jaar nog hetzelfde is, aldus de raad.
5.9.
Het hof overweegt als volgt. De GI heeft op de mondelinge behandeling aan het hof verteld dat zij wil toewerken naar contactherstel; voor [minderjarige1] worden hierin andere stappen gezet dan voor [minderjarige2] . Hoewel het hof weet dat de feitelijke situatie nu anders is dan toen de kinderrechter de beslissing nam, kan het hof geen beslissing nemen die met de huidige situatie in lijn is. Een dergelijk verzoek ligt namelijk niet voor aan het hof. Het hof zal daarom ook niet oordelen over de vraag of het huidige contact tussen [minderjarige1] en de vader en het gebrek aan contact tussen [minderjarige2] en de vader in het belang van [minderjarige1] en [minderjarige2] is. Het hof kan uitsluitend beslissen of de beslissing van de kinderrechter in stand moet blijven (bekrachtigen) óf dat deze niet in stand moet worden gehouden (vernietigen), gezien de verzoeken van de GI bij de kinderrechter en de verzoeken van de vader bij het hof. De vader wil namelijk dat de oude (uitgebreide) zorgregeling uit 2016 weer herleeft. Dat vindt het hof onder de huidige omstandigheden niet in het belang van de kinderen. Dat verzoek van de vader zal het hof daarom afwijzen. Dat geldt ook voor het verzoek van de vader om een vakantieregeling te bepalen. Gelet op alles wat hiervoor al genoemd wordt, is een uitbreiding van de zorgregeling met een vakantieregeling zoals de vader dat wenst niet in het belang van de kinderen. Eerst is herstel van het contact nodig. Het voorwaardelijke verzoek van de vader om te bepalen dat de vader met de kinderen in therapie zullen gaan om toe te werken aan contactherstel zal het hof ook afwijzen. De GI is hier immers al mee bezig en kan de eventueel benodigde hulpverlening daarvoor inschakelen.
Omdat de GI heeft verteld dat moet worden gewerkt aan contactherstel en hiervoor voor [minderjarige1] al een eerste stap is gezet en overeenkomstig het advies van de raad voor [minderjarige2] hierin op korte termijn ook een eerste stap moet worden gezet door middel van inzet van hulp, zal het hof de beslissing van de kinderrechter in stand houden.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing (zaaknummer 440478)
vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 28 november 2024 die is hersteld bij beschikking van 9 januari 2025 en opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van de vader af;
wijziging zorgregeling (zaaknummer 440618)
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 28 november 2024;
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot benoeming van een bijzondere curator.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os -ten Have, J.H. Lieber en H. Phaff en is in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2025.

Voetnoten

1.Nauta, in: