ECLI:NL:GHARL:2025:6987

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 november 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
25/537
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep na overlijden van de belanghebbende zonder bekende erfgenamen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 november 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van wijlen de belanghebbende, die tijdens de procedure is overleden. De belanghebbende had eerder een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd gekregen voor het jaar 2017. De inspecteur van de Belastingdienst had de bezwaren van de belanghebbende gegrond verklaard, maar de rechtbank Gelderland had de beroepen ongegrond verklaard. De belanghebbende had hoger beroep ingesteld, maar overleed voordat de procedure was afgerond. Het Hof heeft vastgesteld dat de erfgenamen onbekend zijn en dat er geen belanghebbenden zijn die de procedure willen voortzetten. Hierdoor heeft het Hof geconcludeerd dat het processuele belang aan de beoordeling van het hoger beroep is komen te ontvallen, wat leidt tot de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. Het Hof heeft geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer BK-ARN 25/537
uitspraakdatum: 4 november 2025
Uitspraak van de negende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
wijlen [belanghebbende]te
[woonplaats] , Filipijnen(hierna: erflater)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 21 januari 2025, nummer ARN 23/3644, in het geding tussen erflater en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Rotterdam(hierna: de Inspecteur)
en
de Staat der Nederlanden(de minister van Justitie en Veiligheid)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan erflater is over het jaar 2017 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Bij beschikkingen is belastingrente en revisierente berekend.
1.2.
De Inspecteur heeft de bezwaren gegrond verklaard en de aanslag en de beschikkingen belasting- en revisierente verminderd.
1.3.
Erflater is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en de Staat en de Inspecteur veroordeeld tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade en tot het vergoeden van proceskosten en griffierecht. Een verzoek om vergoeding van materiële schade heeft de Rechtbank afgewezen.
1.4.
Erflater heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5.
Het Hof heeft bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege kan blijven en het onderzoek gesloten.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Erflater was sinds 2018 woonachtig in [Plaats1] , Filipijnen .
2.2.
Mr. J.T. Gommer (hierna: de gemachtigde) heeft op 27 februari 2025 tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
2.3.
De gemachtigde heeft op 5 mei 2025 aan het Hof bericht dat erflater is overleden en dat hij niet weet wie de erfgenamen zijn.
2.4.
Het Hof heeft via de gemachtigde van erflater contactgegevens van een zoon van erflater kunnen achterhalen en hem per brieven van 15 mei 2025 en 19 juni 2025 gevraagd een verklaring van erfrecht over te leggen, dan wel aan het Hof mee te delen bij wie het Hof deze verklaring zou kunnen opvragen. Hierop is geen reactie gekomen. Verzoeken om inzage in de boedelregisters van de rechtbanken Gelderland, Rotterdam en Den Haag hebben evenmin informatie opgeleverd over mogelijke erfgenamen.
2.5.
Het Hof heeft op 17 juli 2025, op grond van artikel 4:204 BW, aan de Inspecteur verzocht de rechtbank te verzoeken een vereffenaar van de nalatenschap te benoemen. De Inspecteur heeft bericht dat hij daarvoor geen aanleiding ziet.

3.Beoordeling van het geschil

3.1.
Erflater, de indiener van het hoger beroep, is tijdens de procedure in hoger beroep overleden. Niet kan worden gezegd dat de overledene enig belang heeft bij voortzetting van het geding in hoger beroep.
3.2.
Onbekend is gebleven wie de erfgenamen van erflater zijn.
3.3.
Niet aannemelijk is dat er onbekende belanghebbenden zijn die de onderhavige procedure in hoger beroep zouden willen voortzetten. Daarom heeft het Hof ervan afgezien om op de voet van artikel 8:26, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht in de Staatscourant of in een ander medium te doen aankondigen dat de onderhavige zaak bij het Hof aanhangig is.
3.4.
Gelet op het hiervoor overwogene, moet worden geconcludeerd dat het processuele belang aan de beoordeling van het onderhavige hoger beroep is komen te ontvallen, zodat het ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

4.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

Het Hof verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van de Merwe, raadsheer, in tegenwoordigheid van
mr. J.H. Riethorst als griffier.
De beslissing is op 4 november 2025 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De raadsheer,
(J.H. Riethorst) (J. van de Merwe)
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert wordt een afschrift aangetekend per post verzonden.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.