Uitspraak
1.Owege BV (de BV)
die hoger beroep hebben ingesteld
en gedaagden waren in de procedure bij de rechtbank
die ook hoger beroep heeft ingesteld
en eiseres was in de procedure bij de rechtbank
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep
- de memorie van grieven
- de memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep
- de memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep
- de akte uitlating producties van [geïntimeerde ]
- de akte overlegging producties van [geïntimeerde ]
- het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 27 augustus 2025 is gehouden
2.De kern van de zaak
Overwegende dat:
a) Gerechtigde geeft de pensioenaanspraken als bedoeld in artikel 1 prijs voor zover de waarde in het economisch verkeer van de pensioenaanspraken hoger is dan de fiscale balanswaarde van de tegenover de pensioenaanspraken staande verplichting op het moment van prijsgeven, onder de voorwaarde dat uitvoerder de pensioenaanspraken op hetzelfde tijdstip afkoopt.
a) Uitvoerder koopt de pensioenaanspraken af zoals bepaald in artikel 2 letter a tegen de afkoopwaarde als vermeld onder letter b van dit artikel.
a) De partner stemt schriftelijk in met het gedeeltelijk prijsgeven van de pensioenaanspraken door gerechtigde en de gelijktijdige afkoop van de pensioenaanspraken als bedoeld in deze overeenkomst. Als blijk van deze instemming wordt deze overeenkomst door de partner voor akkoord getekend.
voor akkoord, handtekening
handtekening partner of ex-partner’.
Subsidiair en samengevat, handhaaft [geïntimeerde ] haar bij de rechtbank ingestelde vorderingen voor zover die niet zijn toegewezen. In het bijzonder geldt dat zij wil dat als ouderdomspensioen het door haar gevorderde bedrag van € 10.716 per jaar wordt toegewezen.
3.De toelichting op de beslissing van het hof
Die grieven houden, samengevat, het volgende in:
a) de rechtbank heeft ten onrechte beslist dat aan de in kopie door [appellanten] overgelegde Overeenkomst en het Informatieformulier bewijskracht toekomt, heeft [geïntimeerde ] daarom ten onrechte belast met het tegenbewijs dat haar handtekening onder die documenten staat, en heeft ten onrechte geoordeeld dat dit tegenbewijs niet is geleverd en dat het haar handtekening is die onder die documenten staat en dat met de kopieën niet is geknoeid;
c) ten onrechte heeft de rechtbank de vordering om [appellant] te veroordelen om zijn medewerking te verlenen naar een onderzoek naar zijn levensverwachting afgewezen; [geïntimeerde ] heeft voldoende onderbouwd dat die lager is dan normaal en dat haar schade doordat haar nabestaandenpensioen is afgekocht, daardoor hoger is dan bij een gemiddelde levensverwachting.
Daarbij wordt voorop gesteld dat in hoger beroep partijen het erover eens zijn dat de geldigheid van de afkoop van de pensioenaanspraken niet aangetast behoort te worden. Dat een geldige afkoop heeft plaatsgevonden is dus een vaststaand gegeven. De vorderingen van [geïntimeerde ] zijn – na eiswijziging – om die reden primair gericht op schadevergoeding (en niet langer op het afstorten van bedragen voor het inkopen van pensioenvoorzieningen).
Omdat het [geïntimeerde ] is die een vordering heeft ingesteld rust in beginsel op haar de stelplicht en bewijslast van de stellingen die zij voor haar vorderingen heeft aangevoerd.
i) als tot het oordeel wordt gekomen dat zij haar toestemming voor de afkoop niet heeft gegeven, ofwel omdat (a) niet wordt aangenomen dat zij haar handtekening heeft gezet op de Overeenkomst of het Informatieformulier, ofwel omdat (b)wordt aangenomen dat haar wil niet was gericht op de afkoop van eigen pensioenaanspraken, zijn [appellant] en zijn BV hoofdelijk aansprakelijk op grond van een onrechtmatige daad. De pensioenaanspraken van [appellant] jegens zijn BV zijn dan afgekocht zonder de wettelijk en contractueel vereiste instemming van [geïntimeerde ] . Dat levert een onrechtmatige daad op en zij zijn daarom beiden gehouden om aan [geïntimeerde ] de schade te vergoeden die zij door de afkoop heeft geleden. Die schade is de economische waarde van haar pensioenrechten op de datum van de echtscheiding en bedraagt € 519.500;
ii) indien wordt aangenomen dat zij wel haar toestemming voor de afkoop heeft verleend, is de grondslag voor de vorderingen, ofwel:
a.) een onrechtmatige daad van [appellanten] , omdat zij [geïntimeerde ] niet hebben gecompenseerd voor het nadeel dat zij door de afkoop heeft geleden. Zij waren daartoe wel gehouden, omdat [geïntimeerde ] van de afkoop geen enkel voordeel heeft gehad; de voordelen die [appellanten] noemen, heeft zij in werkelijkheid niet genoten;
b.) de redelijkheid en billijkheid die voortvloeit uit een overeenkomst (art. 6:248 lid 1 BW).
a) zij heeft haar handtekening niet gezet onder de Overeenkomst en het Informatieformulier;
b) mocht daarover anders worden geoordeeld, dan was haar wil niet gericht op het afkopen van de pensioenafspraken, omdat die afkoop ook bleek in te houden dat haar eigen aanspraken werden afgekocht en dat was niet wat zij wilde.
Het plausibiliteitsonderzoek door Eurofins/TMFI geeft onvoldoende aanleiding om eraan te twijfelen dat het haar gescande handtekening is die onder de scans van de Overeenkomst en het Informatieformulier staan.
Over haar stelling dat de handtekeningen zijn in gekopieerd en dat met de documenten is geknoeid, wordt het volgende overwogen.
Het hof is van oordeel dat daarom de verklaring van het NFO dat zij later de beschikking kreeg over betere scans van de handtekeningen waarop de streep door de “n” wel viel te zien, voldoende aannemelijk is. Daarmee is de suggestie dat er met de handtekening is geknoeid afdoende weerlegd. Het hof gaat daarbij voorbij aan de verder niet onderbouwde stelling van (de deskundige van) [geïntimeerde ] dat betere scans en uitvergrotingen daarvan een eerder niet zichtbare streep wel zichtbaar kunnen maken. Ook van het aspect dat [appellanten] hebben geknoeid met de door hen overgelegde documenten is geen nadere bewijslevering aangeboden door [geïntimeerde ] .
Daarmee ontvalt in zoverre de grondslag aan de door [geïntimeerde ] voor haar vorderingen aangevoerde onrechtmatige daad.
en het vertrouwen (art 3:35 BW)
de gerechtigde zich ervan bewust is dat een deel van de opgebouwde pensioenaanspraken wordt prijsgegeven”en in artikel vier
“De pensioenaanspraken van gerechtigde jegens uitvoerder komen volledig te vervallen zodra uitvoerder de netto afkoopwaarde aan gerechtigde heeft uitbetaald”en in artikel 6 onder b
“Door het voor akkoord ondertekenen van de overeenkomst verklaart de partner inzicht te hebben verkregen in het voor de partner gewijzigde pensioenperspectief en de gevolgen hiervan te hebben begrepen”.[geïntimeerde ] had uit deze bepalingen bezien in hun verband en samenhang, objectief bezien, kunnen en behoren te begrijpen dat de afkoop ook haar aanspraken uit het partnerpensioen zou aantasten. Uit deze bepalingen blijkt ondubbelzinnig dat door [appellant] in eigen beheer opgebouwde pensioenaanspraken komen te vervallen (artikel 4). Weliswaar worden in de overeenkomst alleen de aanspraken van de “gerechtigde” (i.e. Groeneboom)genoemd, maar [geïntimeerde ] had in de context van de Overeenkomst, waarvoor ook haar toestemming was vereist, behoren te begrijpen dat het daarbij ook ging om het door [appellant] opgebouwde partnerpensioen. Dat het ook om haar aanspraken ging is nog eens opgenomen in artikel 6 onder b.
Daarbij wordt opgemerkt dat begin 2018 een scheiding al een reëel perspectief was, omdat, zoals (ook) [geïntimeerde ] heeft verklaard, het huwelijk toen al slecht was. In die situatie had objectief bezien [geïntimeerde ] een belang bij instemming met de afkoop; het was ook in haar belang dat [appellant] zijn schulden zou afbouwen.
Dat uiteindelijk [appellant] die rekening-courant schuld bij de afwikkeling van de echtscheiding geheel voor zijn rekening heeft genomen, zoals naar voren is gekomen bij de mondelinge behandeling in hoger beroep, maakt dat niet anders. Dat was op het moment van de afkoop nog een toekomstige gebeurtenis. Bovendien is niet duidelijk hoe dat verder is verwerkt in de afrekening na de scheiding; dat viel buiten de reikwijdte van de onderhavige procedure en partijen hebben daarover ook geen informatie verstrekt.
Het vonnis van de rechtbank van 1 mei 2024 zal worden vernietigd en de vorderingen van [geïntimeerde ] zullen worden afgewezen.